Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
Volgens [appellant] heeft hij voldaan aan de minnelijke regeling. Weliswaar bestond er in
€ 4.246,30 incl. btw aan verschillende onbetaald gebleven facturen en tot ontruiming.
Zowel in conventie als in reconventie is [appellant] veroordeeld in de proceskosten.
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
grief Ikomt [appellant] op tegen de overweging van de kantonrechter dat “het er voor gehouden moet worden dat het in januari 2017 nog openstaande bedrag niet is voldaan en [geïntimeerde] het proces-verbaal kan gebruiken als titel voor ontruiming”. Volgens [appellant] heeft de kantonrechter ten onrechte aangenomen dat er in januari 2017 nog een bedrag van € 2.559,97 aan huurachterstand voldaan diende te worden. Volgens hem was in januari 2017 namelijk geen sprake meer van een huurachterstand. Daarmee was voldaan aan de regeling in het proces-verbaal en kon [geïntimeerde] daaraan dus geen titel ontlenen om tot ontruiming over te gaan. De vordering van [appellant] om de ontruiming op grond van het proces-verbaal van 16 augustus 2016 te verbieden is daarom ten onrechte afgewezen. Bovendien had [geïntimeerde] zijn aanspraak op tenuitvoerlegging van die titel al verwerkt, door daar pas in december 2017 een beroep op te doen, aldus [appellant] . [geïntimeerde] heeft de stellingen van [appellant] betwist.
a) ten onrechte is niet meegenomen dat de huur over september 2016 al was voldaan;
b) in de door [geïntimeerde] berekende achterstand zijn ook posten begrepen die niet zagen op huurachterstand;
c) ten onrechte is niet meegenomen dat partijen hadden afgesproken dat de huurachterstand mocht worden verrekend met de door [appellant] betaalde waarborgsom van € 4.050,-.
grief IIkomt [appellant] op tegen de in reconventie tegen hem uitgesproken veroordelingen. [appellant] voert aan dat de kantonrechter ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat hij na de beëindiging van de huur en de ontruiming van het gehuurde, aanspraak heeft op verrekening van de door hem betaalde waarborgsom van € 4.050,- met de huurachterstand. Indien daar wel rekening mee zou zijn gehouden, had de conclusie moeten zijn dat er per januari 2017 geen sprake was van een achterstand. Bovendien is ook een te hoog bedrag aan contractuele boetes toegekend door met verrekening geen rekening te houden. Tot slot geldt dat na die verrekening aan hoofdsom nog slechts een bedrag van € 4.283,- aan huurachterstand resteert. Dat is een achterstand van iets meer dan twee maanden. Een dergelijke achterstand rechtvaardigde niet de toewijzing in reconventie van de ontruiming, aldus [appellant] . [geïntimeerde] heeft de stellingen van [appellant] betwist.
De verrekening laat dus onverlet dat ten tijde van het vonnis in eerste aanleg voldoende grond bestond voor toewijzing van de gevorderde ontruiming, ook vanwege de hoogte van de in januari 2018 bestaande huurachterstand. Verder waren de boetes wegens niet betaalde huurtermijnen al voorgaand aan de verrekening verbeurd en waren ook de buitengerechtelijke incassokosten toen al gemaakt. Bij de bepaling van de hoogten daarvan is dus terecht geen rekening gehouden met verrekening met de waarborsom.
6.6. De slotsom
In de omstandigheid dat grief II gedeeltelijk slaagt en dat slagen zijn oorzaak vindt in de omstandigheid dat [geïntimeerde] na de beëindiging van de huurovereenkomst niet uit eigen