Daarmee komt het hof toe aan de vraag naar de toegewezen schade. Volgens Schouten heeft de rechtbank ten onrechte zowel de kosten van de aanschaf rioolreinigingsmachine met eigen krachtbron (ad € 33.500,-) als de revisiekosten van de oude rioolreinigingsmachine (ad € 6.281,71) toegewezen. Dit deel van de eerste grief van Schouten slaagt grotendeels. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Ter comparitie in hoger beroep is van de kant van Vobra toegelicht dat zij per se een automaat wilde om rustig te rijden, zeker in verband met het vergroten van de watertank. Ook bij memorie van antwoord heeft zij gesteld dat een bedrijfsbus met een handgeschakelde versnellingsbak voor haar geen passende optie was. Omdat vast staat dat het niet mogelijk is een mechanische PTO op te bouwen in een bedrijfsbus met een automatische versnellingsbak en een hydraulische PTO niet het vermogen kan leveren dat nodig is voor aandrijving van de rioolreinigingsmachine, was een rioolreinigingsmachine met een eigen krachtbron de enige mogelijkheid voor de door Vobra gewenste bedrijfsbus.
Hiervoor is al overwogen dat de tekortkoming van Schouten gelegen is in het feit dat zij Vobra hier niet voorafgaand aan de koop op gewezen heeft. Voor de begroting van de schade moet een vergelijking worden gemaakt tussen de huidige situatie en de hypothetische situatie waarin Schouten Vobra daarop wel tijdig gewezen zou hebben. Omdat Vobra naar eigen zeggen per se een automaat wilde, is aannemelijk dat zij in dat geval zou hebben gekozen voor de aankoop van deze automatische geschakelde bedrijfsbus én van een rioolreinigingsmachine met eigen krachtbron. Zij heeft in ieder geval niet voldoende concreet gesteld dat zij een andere keuze zou hebben gemaakt (en welke dan). Zij heeft ook niet gesteld dat zij in dat geval een goedkopere rioolreinigingsmachine met eigen krachtbron zou hebben gekocht/kunnen kopen. Dit alles betekent dat Vobra geen aanspraak kan maken op de koopprijs van de door haar gekochte rioolreinigingsmachine met eigen krachtbron van € 33.500,-, omdat Vobra die uitgave, gelet op de door haar gewenste situatie, ook had moeten doen.
Vobra heeft ook niet duidelijk gemaakt wat zij in dat geval zou hebben gedaan met de rioolreinigingsmachine die zich in de Renault bevond. Verschillende mogelijkheden zijn denkbaar, zoals (bewaren voor) hergebruik in een andere bedrijfsbus, verkoop van de machine in de staat waarin die zich bevond, en het laten reviseren van de machine om een hogere verkoopprijs dan wel waarde te bewerkstelligen. Vobra heeft evenmin gesteld wat de oude rioolreinigingsmachine waard was voorafgaand aan de revisie die zij heeft laten uitvoeren. Omdat Vobra niet heeft gesteld welke keuze zij bij juiste voorlichting ten aanzien van de oude rioolreinigingsmachine zou hebben gemaakt en ook niet heeft onderbouwd dat (en waarom) zij schade heeft geleden door die machine te laten reviseren, luidt de conclusie dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij schade heeft geleden door die revisie. Dat geldt temeer nu Vobra heeft opgemerkt dat de rioolreinigingsmachine na de revisie weer als nieuw functioneerde en net als de nieuwe rioolreinigingsmachine een verwachte levensduur van 15 jaar heeft. Bij juiste advisering zou de oude rioolreinigingsmachine alleen nooit zijn ingebouwd in de Iveco Daily. Vobra heeft de kosten die daarmee gepaard gingen begroot op € 720,- (16 manuren à € 45,-). Schouten heeft dat onvoldoende gemotiveerd betwist. Het voorgaande brengt met zich dat van de posten voor de oude en nieuwe rioolreinigingsmachine slechts € 720,- aan schadevergoeding toewijsbaar is. Daarnaast is
€ 806,60 toewijsbaar voor aanpassing betimmering en polyester vloer. Die post is ook door de rechtbank toegewezen en daartegen zijn door partijen geen grieven gericht.