ECLI:NL:GHARL:2019:981

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 februari 2019
Publicatiedatum
4 februari 2019
Zaaknummer
WAHV 200.242.923
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. Arends
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hinderlijk parkeren en sanctie op grond van artikel 5 Wegenverkeerswet 1994

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam, die op 19 juni 2018 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 140,- opgelegd gekregen voor het hinderlijk parkeren van zijn voertuig, dat op 3 december 2016 om 13:55 uur op de Gerard Doustraat te Amsterdam stond geparkeerd. De gemachtigde van de betrokkene stelde dat de verbalisant niet de juiste feitcode had gehanteerd en dat de sanctie op grond van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) niet terecht was opgelegd, omdat de specifieke feitcodes voor het blokkeren van een uitrit en het niet gebruiken van de rijbaan ook van toepassing waren.

Tijdens de zitting op 21 januari 2019 werd de zaak behandeld. De gemachtigde van de betrokkene was aanwezig, terwijl de advocaat-generaal vertegenwoordigd werd door mr. [D]. Het hof oordeelde dat de verbalisant in deze situatie wel degelijk de sanctie op grond van artikel 5 WVW 1994 kon opleggen, aangezien niet alle geconstateerde hinder verdisconteerd kon worden in één specifieke gedraging. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek tot vergoeding van kosten af.

De uitspraak benadrukt dat de verbalisant de vrijheid heeft om sancties op te leggen voor meerdere overtredingen wanneer deze zich tegelijkertijd voordoen, en dat de belangen van de betrokkene niet geschaad zijn door de keuze van de verbalisant om een sanctie op te leggen voor de algemenere bepaling van artikel 5 WVW 1994.

Uitspraak

WAHV 200.242.923
4 februari 2019
CJIB 203629442
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 19 juni 2018
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Hierbij is gevraagd om een proceskostenvergoeding. Daarnaast is gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 21 januari 2019.
De gemachtigde van de betrokkene is verschenen. Als vertegenwoordiger van de advocaat-generaal is verschenen mr. [D] .

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 140,- opgelegd ter zake van “voertuig zodanig op de weg laten staan dat gevaar wordt/kan worden veroorzaakt of verkeer wordt/kan worden gehinderd”, welke gedraging zou zijn verricht op 3 december 2016 om 13:55 uur op de Gerard Doustraat te Amsterdam met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
2. De gemachtigde van de betrokkene stelt zich op het standpunt dat niet de juiste feitcode is gehanteerd. Indien het voertuig een uitrit blokkeerde, had die specifieke feitcode gehanteerd moeten worden. Nu het voertuig tevens op het trottoir stond, had ook een sanctie kunnen worden opgelegd voor het als bestuurder niet gebruiken van de rijbaan. Het staat de verbalisant in een dergelijke situatie niet vrij om een sanctie op te leggen op grond van de algemenere bepaling van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). In beide specifieke gedragingen zit bovendien het hindercomponent al verdisconteerd, zoals het hof heeft overwogen in zijn arrest van 11 juli 2017 (ECLI:NL:GHARL:2017:6066).
3. De onder 1. vermelde gedraging is een overtreding van artikel 5 van de WVW 1994 dat luidt:
''Het is een ieder verboden zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd.''
4. De verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht luidt - voor zover hier relevant - als volgt:
"Ik zag deze auto staan op het trottoir en voor een uitrit van een garage. De eigenaar van de auto in de garage wilde weg, maar werd gehinderd door deze auto die de weg versperde.
Ik zag dat deze auto voor voetgangers grote hinder veroorzaakte. Ik zag dat voetgangers over de straat moesten lopen. Het was zaterdag, dus druk. Er liepen wel 20 mensen langs die over het trottoir moesten. Ook zag ik gehandicapte mensen die er niet langs konden. Dit veroorzaakte grote hinder."
5. De gemachtigde heeft er ter zitting terecht op gewezen dat uit de hierboven weergegeven -en niet betwiste- verklaring van de verbalisant volgt dat sprake was van een situatie waarin de verbalisant voor zowel de specifieke feitcode "parkeren voor een uitrit" als de specifieke feitcode "het als bestuurder van een motorvoertuig niet de rijbaan gebruiken" een sanctie had kunnen opleggen. Er is hinder veroorzaakt, niet alleen voor verkeer dat van de in/uitrit gebruik moest maken maar ook voor voetgangers. Niet valt in te zien waarom het de verbalisant in deze situatie niet vrijstond om een sanctie op te leggen op grond van artikel 5 WVW 1994. Niet kan alle geconstateerde hinder geacht worden verdisconteerd te zijn in één (van de) gedraging(en) met een specifieke feitcode en voorts kan niet worden geoordeeld dat de betrokkene in zijn belangen is geschaad doordat de verbalisant de onderhavige sanctie heeft opgelegd in plaats van sancties voor beide specifieke feitcodes.
6. Voorgaande leidt tot de conclusie dat de bezwaren van de gemachtigde geen doel treffen. De beslissing van de kantonrechter wordt bevestigd.
7. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Arends als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.