Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[verzoekster1] ,
verzoekers in hoger beroep,
verweerster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een opvolgend bewindvoerder voor de rechthebbende, die sinds 2013 onder bewind staat. De rechthebbende, geboren in 1940, is weduwe en heeft vier kinderen. De voormalige bewindvoerder, mr. [verweerster1], heeft op eigen verzoek ontslag genomen, waarna de kantonrechter op 30 november 2018 mr. [verweerster1] heeft ontslagen en [F], vennoot van [G], tot opvolgend bewindvoerder heeft benoemd. De rechthebbende en haar dochters hebben in hoger beroep de benoeming van [G] betwist en verzocht om dochter [verzoekster3] als opvolgend bewindvoerder aan te stellen, verwijzend naar een levenstestament waarin deze voorkeur is uitgesproken.
Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende inmiddels niet meer in staat is om haar wensen duidelijk te maken, wat heeft geleid tot de intrekking van haar hoger beroep. Het hof heeft overwogen dat de complexe familieverhoudingen en het gebrek aan communicatie tussen de kinderen van de rechthebbende een onafhankelijke bewindvoerder noodzakelijk maken. De rechthebbende heeft in het verleden haar voorkeur voor dochter [verzoekster3] niet gehandhaafd, en gezien de huidige situatie is het hof van oordeel dat de benoeming van een onafhankelijke bewindvoerder in het belang van de rechthebbende is. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en de rechthebbende niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek in hoger beroep.