Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 december 2020 uitspraak gedaan op het verzet van belanghebbende tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn hoger beroep. De belanghebbende had eerder verzet aangetekend tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland, die op 29 oktober 2019 het verzet gegrond had verklaard. De Rechtbank had echter geen proceskostenvergoeding toegekend, wat de belanghebbende in hoger beroep aanvoerde als reden voor zijn verzet. Het Hof oordeelde dat er geen hoger beroep openstond tegen de uitspraak van de Rechtbank, omdat deze uitspraak gegrond was verklaard. Dit is in overeenstemming met artikel 8:104, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat tegen een gegrond verklaard verzet geen rechtsmiddel openstaat. Het Hof concludeerde dat de Rechtbank de zaak inhoudelijk zou behandelen en dat de beslissing over de proceskosten deel uitmaakte van de uitspraak van de Rechtbank. Het Hof verklaarde het verzet ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. T. Tanghe, lid van de eenentwintigste enkelvoudige belastingkamer, in aanwezigheid van mr. E.D. Postema als griffier.