ECLI:NL:GHARL:2020:10186

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 december 2020
Publicatiedatum
8 december 2020
Zaaknummer
19/01715
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting door gemeente Wageningen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 27 november 2019 de naheffingsaanslag parkeerbelasting van de gemeente Wageningen heeft gehandhaafd. De naheffingsaanslag werd opgelegd omdat de auto van belanghebbende op 16 maart 2019 zonder geldig parkeerbewijs was geparkeerd aan het Olympiaplein te Wageningen. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Tijdens de zitting op 13 november 2020 werd het geschil besproken, waarbij de heffingsambtenaar stelde dat hij voldaan had aan zijn informatieplicht. Het Hof oordeelde dat de gemeente voldoende informatie had verstrekt over de parkeerregels, en dat de echtgenote van belanghebbende niet aan haar onderzoeksplicht had voldaan. De foto’s die door beide partijen waren overgelegd, toonden aan dat er duidelijke borden aanwezig waren die de zone voor betaald parkeren aangaven. Het Hof concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, ongeacht de stelling van belanghebbende dat de straatnaambebording niet duidelijk was.

Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 december 2020, en belanghebbende heeft de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer 19/01715
uitspraakdatum: 8 december 2020
Uitspraak van de drieëntwintigste enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 november 2019, nummer AWB 19/3616, in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaarvan
de gemeente Wageningen(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
1.2.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende is eigenaar van de auto met het kenteken [00-YYY-0] (hierna: de auto). Op 16 maart 2019 heeft de echtgenote van belanghebbende de auto geparkeerd aan het Olympiaplein te Wageningen.
2.2.
De desbetreffende locatie is door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wageningen aangewezen als een plaats waar op dat tijdstip uitsluitend tegen betaling van parkeerbelasting of door vergunninghouders mag worden geparkeerd.
2.3.
Op 16 maart 2019 is omstreeks 12:45 uur geconstateerd dat de auto stond geparkeerd aan het Olympiaplein zonder geldig parkeerbewijs. Ook was de auto niet aangemeld door middel van het zogenoemde mobiel parkeren. Naar aanleiding hiervan is aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 57,40 (parkeerbelasting € 1,40 en kosten naheffingsaanslag € 56,00).

3.Geschil

In geschil is of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Parkeerbelasting wordt geheven door voldoening op aangifte en moet worden voldaan bij de aanvang van het parkeren. [1]
4.2.
De parkeerbelasting moet bij aanvang van het parkeren worden voldaan door het in werking stellen van een parkeermeter of een parkeerautomaat op de daartoe bestemde wijze. [2]
4.3.
Zoals de Rechtbank terecht heeft overwogen heeft enerzijds de gemeente een informatieplicht om duidelijk kenbaar te maken waar en wanneer parkeerbelasting is verschuldigd en heeft anderzijds de persoon die gaat parkeren een onderzoeksplicht om na te gaan of parkeerbelasting moet worden voldaan op de plek waar diegene zijn auto parkeert.
4.4.
Naar het oordeel van het Hof heeft de heffingsambtenaar in dit geval voldaan aan zijn informatieplicht. Het Hof wijst daarbij in het bijzonder op de door partijen overgelegde foto’s waaruit volgt dat borden zijn geplaatst waarop vermeld staat dat sprake is van zone voor betaald parkeren. De echtgenote van belanghebbende heeft daarentegen, zoals volgt uit diezelfde foto’s, onvoldoende invulling gegeven aan haar onderzoeksplicht. Op één van die foto’s is immers op korte afstand achter de auto het bord ‘einde zone betaald parkeren’ zichtbaar. Dat de echtgenote van belanghebbende, naar zij stelt niet bekend in Wageningen, het parkeerbeleid van de gemeente Wageningen niet kende, maakt dit niet anders. Juist in een dergelijk geval dient degene die een auto parkeert zich ervan te vergewissen of al dan niet parkeerbelasting is verschuldigd. De stelling van belanghebbende dat de straatnaambebording niet duidelijk was ten tijde van het parkeren staat niet aan naheffing in de weg aangezien voor de gehele zone sprake was van betaald parkeren. Daarop stuiten ook de klachten af dat de auto niet in een vak is geparkeerd en niet op het plein zelf maar aan de straatkant.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.C. Pieterse, lid van de drieëntwintigste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Postema als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 december 2020.
De griffier, Het lid van de enkelvoudige
belastingkamer,
(E.D. Postema) (M.J.C. Pieterse)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 8 december 2020.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Artikel 234, lid 1, Gemeentewet in samenhang gelezen met artikel 7, lid 1, Verordening parkeerbelastingen 2019 van de gemeente Wageningen.
2.Artikel 234, lid 2, letter a, Gemeentewet.