In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige zoon. De vader, verzoeker in hoger beroep, had eerder een beschikking van de kinderrechter aangevochten die op 26 februari 2020 was gegeven. In de tussenbeschikking van 4 augustus 2020 had het hof mr. J.A.H. Nieman benoemd tot bijzondere curator over de minderjarige om diens belangen te behartigen. De bijzondere curator heeft in een verslag van 23 september 2020 geadviseerd om de bestreden beschikking te bekrachtigen, waarbij zij de zorgen over de veiligheid van de minderjarige in de thuissituatie bij de vader heeft benadrukt.
Het hof heeft vastgesteld dat de vader zijn medewerking moet verlenen aan de hulpverlening en dat er meer zicht moet komen op de opvoedsituatie bij hem thuis. De GI heeft aangegeven dat de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige moet worden weggenomen en dat de vader moet zorgen voor een veilige omgang. De moeder heeft eveneens benadrukt dat er zicht moet komen op de situatie bij de vader voordat er contact kan plaatsvinden.
Het hof heeft geconcludeerd dat de grieven van de vader niet kunnen slagen en dat de wijziging van de zorgregeling noodzakelijk is in het belang van de minderjarige. De vader wordt aangespoord om opnieuw contact op te nemen met de GI en de wensen van de minderjarige serieus te nemen. De beschikking van de kinderrechter is bekrachtigd, en het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen.