ECLI:NL:GHARL:2020:10206

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 december 2020
Publicatiedatum
8 december 2020
Zaaknummer
Wahv 200.249.112
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Beswerda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en de motivering van sancties door de officier van justitie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, die op 17 augustus 2018 een beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene, vertegenwoordigd door gemachtigde B. de Jong LLB., heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die een sanctie had opgelegd voor een snelheidsovertreding. De gedraging zou zijn vastgesteld met radarapparatuur, maar het hof constateert dat dit onjuist is; de gedraging is vastgesteld met een detectorsnelheidsmeter (TraffiStar SR520). Het hof oordeelt dat de beslissing van de officier van justitie niet deugdelijk is gemotiveerd, omdat deze niet heeft rekening gehouden met de financiële omstandigheden van de betrokkene, wat in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het hof vernietigt de beslissing van de kantonrechter en verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond.

De betrokkene betwist de snelheidsovertreding en stelt dat de meting niet correct is uitgevoerd. Het hof overweegt dat de Wahv niet vereist dat een ambtsedige verklaring ten grondslag ligt aan de sanctie, en dat de gegevens in het zaakoverzicht voldoende zijn om de gedraging vast te stellen. De NMi-verklaring bevestigt dat de snelheidsmeter voldeed aan de eisen ten tijde van de gedraging. Het hof concludeert dat de gedraging is verricht en verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen, omdat de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.249.112/01
CJIB-nummer
: 210536763
Uitspraak d.d.
: 8 december 2020
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland van 17 augustus 2018, betreffende

[betrokkene] B.V. (hierna: de betrokkene),

gevestigd te [A] .
De gemachtigde van de betrokkene is B. de Jong LLB., kantoorhoudende te Gouda.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
De advocaat-generaal heeft wel een aanvullend stuk overgelegd. Deze is (in kopie) gestuurd naar de gemachtigde van de betrokkene, die daar schriftelijk op heeft gereageerd.

De beoordeling

1. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de beslissing van de officier van justitie berust op een ondeugdelijke motivering. De officier van justitie heeft namelijk overwogen dat de Wahv er niet in voorziet om rekening te houden met de financiële omstandigheden van de betrokkene, terwijl de officier van justitie wel degelijk de bevoegdheid heeft om sancties te matigen op grond van de omstandigheden waarin de betrokkene verkeert, waaronder de financiële omstandigheden. Dit gebrek kan niet met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden gepasseerd. De kantonrechter heeft dit miskend, aldus de gemachtigde.
2. Onder verwijzing naar het arrest van het hof van 26 juni 2019 (te vinden op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2019:5328), overweegt het hof dat de beslissing van de officier van justitie in het onderhavige geval niet deugdelijk is gemotiveerd en dat in dit geval geen toepassing kan worden gegeven aan het bepaalde in artikel 6:22 van de Awb. De kantonrechter heeft dit niet onderkend. Het hof zal daarom de beslissing van de kantonrechter vernietigen, het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaren en ook die beslissing vernietigen.
3. De overige bezwaren richten zich tegen de inleidende beschikking waarbij aan de betrokkene als kentekenhouder een sanctie is opgelegd van € 129,- voor: “overschrijding maximum snelheid binnen bebouwde kom, met 15 km/h”. Deze gedraging zou zijn verricht op 1 september 2017 om 11:39 uur op de Fonteinlaan (N205) in Haarlem met het voertuig met het kenteken [YY-000-Y] .
4. De gemachtigde voert aan dat de betrokkene betwist de gedraging te hebben verricht. Verder betwist hij dat de werkelijke snelheid is vastgesteld met behulp van een voor de meting getest, geijkt en op de voorgeschreven wijze gebruikt snelheidsmeetmiddel. In de onderhavige zaak is geen sprake van een ambtsedige verklaring. De verklaring die is opgenomen in het zaakoverzicht kan niet als zodanig worden aangemerkt, zodat daaraan geen bijzondere bewijskracht toekomt. Daarnaast voert de gemachtigde aan dat op de foto slechts één serienummer staat vermeld, terwijl de camera ook een eigen serienummer heeft. Nu onduidelijk is waarom het serienummer van de camera ontbreekt, moet het ervoor worden gehouden dat de detectorsnelheidsmeter niet als set is geijkt. Verder wijst hij er nog op dat in het zaakoverzicht is vermeld dat het gaat om goedgekeurde radarapparatuur. Uit het ijkrapport blijkt echter dat het gaat om een detectorsnelheidsmeter en niet om een radarsnelheidsmeter. Verder wijst de gemachtigde erop dat uit het zaakoverzicht blijkt dat de werkelijke snelheid is gebaseerd op de Aanwijzing snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers. Nu deze aanwijzing sinds 1 april 2015 volledig is vervallen, is de werkelijke snelheid gebaseerd op vervallen regelgeving. Op basis van de beschikbare stukken kan dan ook niet worden vastgesteld dat de gedraging is verricht, aldus de gemachtigde.
5. De Wahv stelt niet de eis dat aan een krachtens die wet opgelegde administratieve sanctie een ambtsedige verklaring ten grondslag ligt. De vaststelling dat een gedraging is verricht kan ook worden gebaseerd op andere gegevens.
6. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
"De werkelijke snelheid stelde ik vast met behulp van een voor de meting geteste, geijkte en op de voorgeschreven wijze gebruikte snelheidsmeetmiddel.
Gemeten (afgelezen) snelheid: 68 km per uur.
Werkelijke (gecorrigeerde) snelheid: 65 km per uur.
Toegestane snelheid: 50 km per uur.
Overschrijding met: 15 km per uur.
De werkelijke snelheid is het resultaat van een, overeenkomstig de geldende Aanwijzing, snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers van het College van Procureurs-Generaal, uitgevoerde correctie op de met het meetmiddel gemeten (afgelezen) snelheid. (…)
De overtreding werd geautomatiseerd vastgelegd door middel van goedgekeurde radarapparatuur welke is gemonteerd in een flitspaal."
7. In het dossier bevinden zich twee foto’s van de gedraging. Hierop is een voertuig te zien met kenteken [YY-000-Y] . De gegevens vermeld bij de foto, komen overeen met de gegevens in het zaakoverzicht.
8. In de aanwezige NMi-verklaring d.d. 14 december 2016 zijn – voor zover relevant – de volgende gegevens vermeld:
"Aangeboden: Een detector snelheidsmeter voor een herhaald onderzoek
fabrikaat: Robot Visual Systems
type: TraffiStar SR 520
typegoedkeuringsnummer: TP 6990
meeteenheid (…) nummer: 593-071/71150
digitale camera (…) nummer: 649-000/61205 (…)
Resultaat: Bij het onderzoek voldeed de snelheidsmeter aan de Concept voorschriften meetmiddelen politie."
9. Het hof stelt vast dat blijkens de stukken van het geding de Traffistar SR 520 – anders dan de kennelijk foutieve vermelding in het zaakoverzicht van het CJIB dat sprake is van radarapparatuur – een detector snelheidsmeter betreft. Het hof ziet in hetgeen de gemachtigde heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de snelheidsmeting. Uit bovengenoemde NMi-verklaring blijkt naar het oordeel van het hof dat het snelheidsmeetmiddel ten tijde van de gedraging voldeed aan de daaraan te stellen eisen. Dat de bij de meeteenheid behorende camera niet zou zijn geijkt, acht het hof niet aannemelijk geworden. Dat het nummer van de camera niet op de foto van de gedraging wordt vermeld, terwijl dit nummer in de NMi-verklaring wel expliciet staat vermeld, is hiervoor geen aanwijzing. Het is het hof ambtshalve bekend dat de meeteenheid en de camera doorgaans als een set wordt gebruikt en ook als zodanig door het NMi wordt onderzocht (vgl. het arrest van het hof van 20 maart 2012, gepubliceerd op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHLEE:2012:
BZ6620, en het arrest van het hof van 3 maart 2017: ECLI:NL:GHARL:2017:1777). Dat dit in de onderhavige zaak ook het geval is, blijkt juist uit de overgelegde NMi-verklaring, waarin het nummer van zowel de meeteenheid als de camera die bij deze meeteenheid hoort wordt genoemd. Niet gesteld of gebleken is dat deze eenheden na de ijking zijn ontkoppeld en verwisseld met andere apparatuur. Bovendien merkt het hof op dat de camera enkel dient voor de registratie van het resultaat van de snelheidsmeting en het vastleggen van het voertuig waarop de meting betrekking heeft.
10. De Aanwijzing snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers, zoals in het zaakoverzicht vermeld, is per 1 april 2015 vervallen. Op gedragingen van na die datum is de Aanwijzing meting snelheidsoverschrijdingen van toepassing. Uit de daarin onder 2.1.1. opgenomen correctietabel volgt dat bij een gemeten snelheid van 0 t/m 100 km/h de correctie 3 km/h bedraagt. Dit is ook de correctie die in onderhavige zaak is toegepast. Dat de in het zaakoverzicht genoemde Aanwijzing ten tijde van de gedraging reeds was vervallen, brengt derhalve niet mee dat aan de juistheid van de gedane meting getwijfeld dient te worden.
11. Gelet op de gegevens in het zaakoverzicht, de foto’s van de gedraging en voormelde
NMi-verklaring, kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. Het hof zal het beroep tegen de inleidende beschikking daarom ongegrond verklaren.
12. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het verzoek om een proceskostenvergoeding worden afgewezen (vgl. het arrest van het hof van 28 april 2020, vindplaats op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2020:3336).

De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Samplonius als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.