ECLI:NL:GHARL:2020:10255

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 december 2020
Publicatiedatum
8 december 2020
Zaaknummer
200.265.808
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WA-plus autoverzekering en eigendom van gestolen auto

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen Achmea Schadeverzekeringen N.V. over de uitkering van schade na de diefstal van een Volkswagen Transporter. [appellant] had op 8 april 2018 een WA-plus autoverzekering afgesloten en meldde op 20 april 2018 dat de auto was gestolen. Hij overhandigde op 11 juni 2018 een autosleutel aan Achmea, die hij als de sleutel van de gestolen auto identificeerde. Achmea weigerde echter de schadevergoeding van € 14.500 te betalen, omdat zij twijfels had over de eigendom van de auto en de ingeleverde sleutel. De kantonrechter had in eerste aanleg de vordering van [appellant] afgewezen op grond van verzekeringsfraude en de vordering van Achmea in reconventie toegewezen. In hoger beroep heeft het hof de feiten en omstandigheden opnieuw beoordeeld, waarbij het hof de eigendom van de auto en de vraag of de auto daadwerkelijk was gestolen centraal stelde. Het hof oordeelde dat [appellant] voldoende bewijs diende te leveren dat hij de auto daadwerkelijk bezat en dat de ingeleverde sleutel bij de auto hoorde. Het hof heeft [appellant] in de gelegenheid gesteld om getuigen te horen over deze kwesties en heeft verdere beslissingen aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.265.808
(zaaknummer kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht,7417036)
arrest van 8 december 2020
in de zaak van
[appellant],
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. J. van Andel,
tegen:
de naamloze vennootschap
Achmea Schadeverzekeringen N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna: Achmea,
advocaat: mr. M. Bouman.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 22 oktober 2019 hier over. Daarbij is een comparitie na aanbrengen (CnA) gelast, waarvan partijen eenstemmig hebben afgezien.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- de memorie van grieven (met producties),
- de memorie van antwoord (met een productie).
1.3
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

2.De vaststaande feiten

[appellant] heeft op 8 april 2018 voor een Volkswagen Transporter uit 2007 met het kenteken [00-YYY-0] bij Achmea een WA-plus autoverzekering afgesloten. Op 20 april 2018 heeft [appellant] bij de politie laten aangeven en vervolgens bij Achmea opgegeven dat de auto in de voorafgaande nacht (tussen 22:00 en 09:00 uur) was gestolen. Op 11 juni 2018 heeft hij een autosleutel aan Achmea afgegeven en bevestigd dat dit daadwerkelijk de sleutel was van de door hem als gestolen opgegeven auto. Achmea heeft de sleutel laten onderzoeken en weigert het gevorderde schadebedrag van € 14.500 aan [appellant] uit te keren.

3.Het geschil, de beslissing in eerste aanleg en de grieven

3.1
Deze zaak gaat over de volgende kwesties, namelijk of [appellant] eigenaar was van de auto, of de auto is gestolen, of [appellant] de juiste autosleutel heeft ingeleverd, of [appellant] verzekeringsfraude heeft gepleegd en welk bedrag wegens aanschaf- of dagwaarde eventueel voor vergoeding in aanmerking komt.
3.2
De kantonrechter in het eindvonnis van 17 juli 2019 (verder: het eindvonnis) de vordering van [appellant] in conventie tot schadevergoeding onder de polis ad € 14.500 met rente en kosten afgewezen op grond van verzekeringsfraude en in reconventie de tot € 2.021,60 beperkte onderzoekskosten van Achmea met rente en kosten wegens een tekortkoming van [appellant] toegewezen en daarbij [appellant] telkens in de proceskosten veroordeeld.
3.3
[appellant] richt zijn grieven I en II tegen het oordeel in conventie over de verzekeringsfraude, grief III tegen het oordeel in reconventie over de tekortkoming en grief IV tegen de beide proceskostenveroordelingen.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

Was [appellant] eigenaar van de auto?
4.1
Achmea heeft bestreden dat [appellant] eigenaar was van de auto. Maar [appellant] heeft dit onderbouwd met de volgende stukken: een aankoopkwitantie (productie 3 van [appellant] in eerste aanleg), de schriftelijke verklaringen van verkoper [B] van Jora Trading (productie 13), en die van aangever [C] (productie 4) alsook van [D] , [E] , [F] en [G] (producties 14 en 15) die verklaren over “zijn”, [appellant] ’s auto, de schriftelijke verklaring van [H] (productie 17) over de geldlening voor de aankoop en de RDW-documenten (producties 18, 19 en, bij memorie van grieven: 22) over de tenaamstelling van het kenteken op naam van [appellant] . Daartegenover heeft Achmea de eigendomsverkrijging op grond van koop (afgezien van de hoogte van de aankoopprijs) onvoldoende gemotiveerd betwist. Daarom wordt als vaststaand aangenomen dat [appellant] eigenaar was van de auto.
Is de auto gestolen?
4.2
Achmea bestrijdt dat de auto is gestolen; volgens haar heeft [appellant] daarvoor ook onvoldoende aangevoerd. Dat laatste vindt het hof niet. Volgens de stellingen van [appellant] is zijn auto in de nacht van 19 op 20 april 2018 gestolen vanaf de [a-straat] ter hoogte van nummer 43 te [I] . Daartoe heeft hij de politieaangifte overgelegd (productie 4), zoals gecorrigeerd door aangever [C] (productie 16) en de schriftelijke verklaringen van zijn vader [F] en van [G] (producties 15) over de verdwijning van de auto. Aan het bewijs van diefstal mogen geen zware eisen worden gesteld. [1] Maar naarmate de tegenpartij, hier Achmea, haar betwisting zwaarder motiveert, mag bewijs worden verlangd dat aan zwaardere eisen voldoet. Achmea acht ongerijmdheden aanwezig bij de verklaringen omtrent de wijze waarop de aankoop werd gefinancierd, de stand van de kilometerteller en de plaats van de beweerde diefstal. Daarbij wijst zij op het korte tijdsverloop van nog geen twee weken tussen de aankoop en de gestelde diefstal. Zij constateert ook dat [appellant] de sleutel ondanks vooraankondiging niet in het eerste gesprek van 17 mei 2018 kon overhandigen en deze pas in het tweede gesprek van 11 juni 2018 heeft ingeleverd. Het hof is met Achmea van oordeel dat de gestelde diefstal op grond van deze – op zich niet betwiste – feiten en omstandigheden niet is komen vast te staan. Mede in het licht van hetgeen hierna wordt overwogen over de autosleutel, zal [appellant] , overeenkomstig zijn bewijsaanbod, worden toegelaten tot het (nadere) bewijs van zijn stelling dat de auto in de nacht van 19 op 20 april 2018 is gestolen vanaf de [a-straat] ter hoogte van nummer 43 te [I] .
Wat is er met de door [appellant] ingeleverde sleutel aan de hand?
4.3
Wat betreft de sleutel houden de polisvoorwaarden – het hof houdt het ervoor dat [appellant] zich vergist waar hij de voorwaarden PAV-RV-50-171 noemt terwijl PAV-RV-50-181 in de schadepolis zijn vermeld en deze voorwaarden ook door hem zijn overgelegd –onder meer in:
“3. Diefstal en inbraak (PAV-RV-50-181)
Schade
(…)13. Welke voorwaarden zijn er als we betalen voor diefstal?
• De auto is langer dan 20 dagen weg.
• U tekent een akte van eigendomsoverdracht.
• De auto is van ons als deze wordt gevonden.
- U levert de auto in + sleutels, accessoires, kentekenbewijs.”
Naar geobjectiveerde uitleg en voor [appellant] voldoende duidelijk kenbaar was en hij ook niet betwist, ging het Achmea daarbij om inlevering van de sleutels die bij de auto behoren. Het betreft een opschortende voorwaarde waaraan ten minste moet zijn voldaan, wil Achmea verplicht zijn om wegens diefstal uit te keren. De stelplicht en bewijslast dat aan die voorwaarde is voldaan, rusten op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv op [appellant] .
4.4
Volgens [appellant] heeft hij vanaf de aankoop van de auto op 8 april 2018 tot aan de diefstal op 19/20 april 2018 in de auto gereden met de van de verkoper verkregen enige sleutel en heeft hij die sleutel op 11 juni 2018 aan Achmea gegeven. De sleutel zou een in 2009 bijgemaakt exemplaar betreffen (productie 21). Achmea betwist gemotiveerd dat de ingeleverde sleutel bij de auto behoorde. In haar uitgebreide en gemotiveerde betwisting heeft zij uiteengezet dat de ingeleverde sleutel geen bijgemaakt exemplaar betreft maar een originele sleutel die echter niet past op déze auto. Daartoe wordt verwezen naar de volgende door Achmea overgelegde rapporten.
4.5
In opdracht van Achmea heeft M. Krämer,
“Sachverstandiger für Schliesssysteme e.K.”bij Lock-expert.de op 4 juli 2018 een (in het Nederlands vertaald) rapport uitgebracht van zijn onderzoek naar de ingeleverde sleutel (productie 4 en 5 van Achmea in eerste aanleg). Daarvan is vooral het volgende van belang:
6. De sleutel.
(…)
De sleutel past bij het voertuigtype, model en bouwjaar (2007) van het voertuig. De mechanische sleutel is een originele sleutel uit de fabriekslevering van een Volkswagen. Hij vertoont geen ponsslag die zou wijzen op een nalevering of vervangende levering.
(…)
6.2
De snijwaarden van de sleutel.
De snijwaarden van de mechanische sleutel werden uitgelezen en de gegevens werden naar
Volkswagen verstuurd. Sleutel 1 is gemaakt van alpaca, dat voor het frezen werd vernikkeld.
De sleutel werd gefreesd volgens de zogenaamde ideale lijn. Het gaat om een
computergestuurd snijbeeld. Ideale lijn betekent dat de linker- of rechterhoek van een insnede kan verschillen. Als men 2 dezelfde insneden naast elkaar heeft, zijn er tussen deze insneden geen verhogingen.
Sleutel 1 is aan beide zijden hetzelfde ingesneden. Er zijn in totaal 8 insneden, de insneden
worden telkens van links naar rechts aangegeven (de kop wijst naar links, de baard naar rechts).
De insnijvolgorde van sleutel 1 luidt:4 3 2 2 4 3 1 1.
Het hier achterhaalde bijbehorende sleutelnummer luidt:HAA 7247.
Bij Volkswagen werd voor dit voertuig echter de sluitingHAA 7342gebruikt. Dat zou
overeenkomen met de insnijvolgorde:1 1 3 2 4 4 2 3. Daarom past de onderzochte sleutel niet bij het voertuig.
(…)6.4 Toewijzing aan voertuig en sleuteldata.
Het achterhaalde sluitnummer en de transponderdata werden met een aanvraag naar
Volkswagen verzonden. Het antwoord van Volkswagen was eenduidig. De toegezonden sleutel hoort niet bij het voertuig. De transponderdata werden echter in 2007 nog niet door Volkswagen opgeslagen. Daarom kunnen deze verder niet worden toegewezen.
1. De mechanische toewijzing van sleutel 1 kan niet worden bevestigd.
2. Het aantal sleutels bij de oorspronkelijke uitrusting is 2 stuks. De sleutelset is derhalve niet compleet. Beide originele sleutels ontbreken.
3. In de fabriek werden bij de oorspronkelijke levering 2 sleutels aan het voertuig gekoppeld.
4. De transponderdata werden niet opgeslagen.
5. Er werden bij Volkswagen voor het voertuig geen sleutels of sloten nabesteld.
6. De pincode werd ook niet opgevraagd.”
De samenvatting onder 8 van het rapport luidt dan (in vertaling):
“Samengevat hebben we de volgende feiten:
1. De voertuigsleutel, aangeduid met 06-05 is een originele sleutel. Hij hoort echter niet bij het voertuig.
2. De sleutelset is niet compleet. Beide originele sleutels ontbreken.
3. Ook de mechanische sleutel hoort niet bij het voertuig.
4. Alle fabricagegegevens op de sleutel stammen uit het jaar 2008. Het voertuig werd echter al in 2007 geleverd. De sleutel kan dus niet bij het voertuig horen.
5. Het voertuig heeft een elektronische wegrijblokkering van NXP van het type Megamos 48.
6. Het transponderidentificatienummer kon worden achterhaald, maar de gegevens werden niet opgeslagen door Volkswagen.
7. De gebruikssporen op de behuizing van sleutel 1 en ook de gebruikssporen op de sleutelbaard passen bij de leeftijd van het voertuig, uitgaande van bediening met de knoppen van de afstandsbediening.
8. De mechanische sleutel werd niet afgetast voor een kopie.
9. Er werd geen melding gedaan van een vervanging van de mechanische sluitinstallatie.”
4.6
Verder heeft een fraudecoördinator van Achmea aan R.C.P. Kloos, Nivre-re Toedrachtonderzoeker Achmea Expertise & Risicodeskundigheid, per e-mail van 1 april 2020 (productie 8 bij memorie van antwoord) de volgende vragen gesteld:
“• * Dient een vervangen sleutel in de regel te zijn voorzien van dezelfde insnijvolgorde?
• * Hoe verhoudt deze informatie zich ten opzichte van de passage in het rapport dat de
ingeleverde autosleutel een originele sleutel van de fabriek van Volkswagen betreft en niet
voorzien is van een ponsslag die zou wijzen op vervanging en/of duplicering (kopje 6.
sleutel)?
• * Kan nader gespecificeerd worden tot welk model Volkswagen de van [appellant]
ontvangen sleutel zou behoren?
• * Hoe kan het dat er meerdere data ten aanzien van de sleutel naar voren komen?”
Hierop heeft R.C.P. Kloos per e-mailrapport van 3 april 2020 (zelfde productie) gerapporteerd:
“1
Het is goed mogelijk dat er in 2009 een nieuwe sleutel is besteld voor deze auto via VW.
Er wordt dan een sleutel gemaakt op basis van de gegevens die bekend zijn bij de fabriek.
Dus de sleutelbaard wordt gesneden volgens de gegevens die bekend zijn. Dat zijn de gegevens van het slot waarmee deze auto nieuw is geleverd. Met deze nieuwe sleutel kunnen alle sloten in de VW fysiek worden geopend en gesloten. De sloten in het voertuig hoeven dan ook niet vervangen te worden.
Als er een compleet nieuw slotenset wordt vervangen zitten daar altijd twee nieuwe sleutels bij. Dat is nu dus niet het geval.
De bij bestelde sleutel moet door de garage nog wel aan de auto gekoppeld worden voordat deze werkt.
2
Dat is kennelijk vastgesteld door de deskundige en is derhalve een feit.
Dat de sleutel een originele door VW geleverde sleutel is die niet later door VW is bijgemaakt.
Dan staat daar namelijk een tekentje van in de sleutelbaard.
De door verzekerde ingeleverde sleutel is van een VW voertuig waarbij die sleutel nieuw bij dat (onbekende) voertuig is geleverd.
3
Dat kan de VW fabriek, maar ivm privacy geven ze ons die informatie niet.
Indien de politie dit onderzoek had gedaan, zou men die gegevens wel aan de politie hebben
gegeven.
4
Weet niet of ik de vraag goed begrijp, maai' er is een uitdraai gemaakt van alle acties die er
bekend zijn bij de VW dealers voor dit voertuig. Daar zat dus in 2009 een bijbestelde sleutel bij.
Ik lees in het verhaal van de advocaat dat er bewijs is dat verzekerde met de auto heeft gereden en dat de sleutel dus werkte op die auto.
Het is alleen gebleken dat hij de sleutel waarmee hij de auto kennelijk reed niet bij ons heeft
ingeleverd.”
4.7
De vragen aan en het e-mailrapport van Kloos zijn pas bij memorie van antwoord overgelegd. Voordat het hof hierop acht slaat, mag [appellant] zich hierover op grond van het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor eerst nog uitlaten. Daartoe zal hij bij akte in de gelegenheid worden gesteld.
4.8
[appellant] heeft wel aangevoerd dat de door hem ingeleverde sleutel een vervanging betrof uit 2009 maar dit doet niet zo maar af aan de conclusie in het rapport van Krämer dat de ingeleverde en onderzochte sleutel origineel is en niet bij de auto behoort. Achmea bestrijdt dan ook gemotiveerd dat door [appellant] overhandigde sleutel de in 2009 nageleverde sleutel van de auto was en bij de auto hoorde. [appellant] heeft getuigenbewijs aangeboden van zijn stelling dat hij met de later door hem ingeleverde sleutel eerder steeds in de auto heeft gereden. Overeenkomstig zijn bewijsaanbod zal hij worden toegelaten om zijn stelling te bewijzen.
4.9
Opmerking verdient dat het er bij de getuigenverhoren niet om zal gaan dat getuigen hebben waargenomen of gehoord dat [appellant] vóór de gestelde diefstal met de auto heeft gereden (zoals verklaard in de producties 14 en 15), maar, en dit is essentieel, dat hij in de auto heeft gereden met de(zelfde) sleutel die hij heeft ingeleverd.

5.De slotsom

5.1
[appellant] mag nog bij akte reageren op het e-mailrapport van Kloos.
5.2
Er volgt daarna gelegenheid tot bewijslevering.
5.3
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
stelt [appellant] in de gelegenheid om zich bij akte op de
roldatum 19 januari 2021uit te laten over de vraagstelling aan en het e-mailrapport van Kloos (productie 8 bij memorie van antwoord);
laat [appellant] vervolgens toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt
- dat de auto in de nacht van 19 op 20 april 2018 is gestolen vanaf de [a-straat] ter hoogte van nummer 43 te [I] en tevens
- dat hij in de auto heeft gereden met de(zelfde) sleutel die hij heeft ingeleverd;
bepaalt dat, indien [appellant] dat bewijs door middel van getuigen wenst te leveren, het verhoor van deze getuigen zal geschieden ten overstaan van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. A.W. Steeg, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
bepaalt dat [appellant] het aantal voor te brengen getuigen alsmede de verhinderdagen van
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen over de maanden maart tot en met juli 2021 zal opgeven op
dezelfde roldatum, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;
bepaalt dat [appellant] overeenkomstig artikel 170 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de namen en woonplaatsen van de getuigen tenminste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven;
bepaalt dat, in het geval er getuigen worden voorgebracht, partijen ( [appellant] in persoon en Achmea vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot het aangaan van een schikking) samen met hun advocaten bij het verhoor van de getuigen aanwezig zullen zijn om partijen zelf zo nodig nadere inlichtingen te laten geven over de punten waarover de getuigen zullen worden gehoord en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden;
bepaalt dat indien een partij bij gelegenheid van het getuigenverhoor nog een proceshandeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, deze partij ervoor dient te zorgen dat het hof en de wederpartij uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.W. Steeg, B.J. Engberts en N. van Tiggele-van der Velde, is ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 december 2020.

Voetnoten

1.HR 11 april 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7070.