4.2De curator heeft in incidenteel appel, na vermeerdering van eis, gevorderd het vonnis van 3 oktober 2018 te vernietigen en:
Ten aanzien van [appellant1]
I. voor recht te verklaren dat [appellant1] Rofla overeenkomstig artikel 2:248 BW onbehoorlijk heeft bestuurd en dat dit onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak is van het faillissement van die vennootschap;
Ten aanzien van Restyling
II. voor recht te verklaren dat Restyling ongerechtvaardigd is verrijkt doordat in de periode van drie jaar voor het faillissement van Rofla de kosten die werden gemaakt door Rofla niet, althans onvoldoende zijn doorbelast;
III. voor recht te verklaren dat Rofla hierdoor schade heeft geleden, voor welke schade Restyling aansprakelijk is;
IV. die schade voorlopig te begroten op een bedrag van € 451.408,-, althans de schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
V. Restyling te veroordelen tot vergoeding van de uren die zijn gewerkt door de werknemers van Rofla en behoeve van Restyling na de datum van het faillissement, van 31 mei 2016 tot en met de dag van vrijstelling van de werknemers op 14 juni 2016, een bedrag van
€ 9.658.04 te vermeerderen met 21% btw.
Ten aanzien van Holding.
VI. Holding te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 232.661,- ingevolge de
verrekening van eenzelfde bedrag op 6 maart 2015 in strijd met het verrekeningsverbod;
Ten aanzien van Holding en Restyling
VII. voor recht te verklaren dat Holding, althans Restyling, onrechtmatig heeft gehandeld jegens de gezamenlijke schuldeisers van Rofla overeenkomstig artikel 6:162 BW en uit dien hoofde jegens de faillissementsboedel aansprakelijk is, althans zijn;
Ten aanzien van [appellanten] c.s.
VIII. [appellanten] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de geleden schade bestaande uit het gehele faillissementstekort - inclusief de faillissementskosten - in het faillissement van Rofla, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
IX. [appellanten] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot het voldoen van een voorschot van
€ 99.000,- danwel een in goede justitie te bepalen bedrag;
X. te verklaren voor recht dat de cessie d.d. 31 december 2014 waarbij Rofla haar vordering op Restyling van € 232.661,- overdraagt aan Holding op grond van de actio pauliana ex artikel 42 Fw. rechtsgeldig door de curator is vernietigd, althans de cessie alsnog te vernietigen;
XI te verklaren voor recht dat de verrekening die plaats vond in de rekening-courant positie tussen Restyling en Rofla van 31 mei 2016 op grond van de actio pauliana ex. art. 42 Fw. rechtsgeldig is vernietigd dan wel deze alsnog te vernietigen;
XII. te verklaren voor recht dat de verrekening ad € 232.661,- tussen Holding en Rofla, die plaats vond op 6 maart 2015, in strijd geschiedde met het verrekeningsverbod ex art. 54 Fw. en dat deze verrekening door de buitengerechtelijke verklaring van curator rechtsgeldig is vernietigd, althans de verrekening alsnog te vernietigen;
XIII. te verklaren voor recht dat de overdracht van het "Project Corpac" een paulianeuze rechtshandeling ex artikel 42 Fw. oplevert en te verklaren voor recht dat de overdracht van "Project Corpac" door de buitengerechtelijke verklaring van curator rechtsgeldig is vernietigd, althans de overdracht op gelijke gronden, een en ander voor zover vereist, alsnog te vernietigen;
XIV. Restyling - voor zover nog mogelijk - te veroordelen tot teruglevering van het "Project Corpac", althans Robertson Restyling B.V. te veroordelen tot vergoeding van alle door de
faillissementsboedel als gevolg van de paulianeuze overdracht van het "Project Corpac" geleden en te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
In principaal en incidenteel hoger beroep
XVI. een en ander met hoofdelijke veroordeling van Holding, Restyling en [appellant1] in de kosten van het geding, de kosten van de beslagleggingen daaronder begrepen.