ECLI:NL:GHARL:2020:10407

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
15 december 2020
Zaaknummer
21-001777-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag van vriendin met ernstige mishandeling en fatale gevolgen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die beschuldigd werd van doodslag op zijn 23-jarige vriendin. De verdachte heeft de feiten ontkend, maar het hof heeft vastgesteld dat hij haar in haar eigen woning zo ernstig heeft mishandeld dat zij ernstig hersenletsel heeft opgelopen. Dit letsel was zo ernstig dat vier dagen later de beademing werd stopgezet en zij op 28 februari 2019 is overleden. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd. De vorderingen van de benadeelde partijen, die ook schadevergoeding hebben geëist voor de geleden shockschade, zijn grotendeels toegewezen. Het hof heeft in zijn overwegingen de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de impact op de nabestaanden meegewogen. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft de schuld bij het slachtoffer gelegd, wat het hof zwaar heeft aangerekend. De uitspraak is gedaan in het kader van de strafrechtelijke procedure, waarbij de rechtbank Midden-Nederland eerder een gevangenisstraf van 10 jaar had opgelegd, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001777-20
Uitspraak d.d.: 16 december 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht van 25 mei 2020 met parketnummer 16-047311-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
thans verblijvende in [detentie] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 2 december 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C. van Oort, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 24 februari 2019 te Utrecht, [slachtoffer] , opzettelijk van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte:
- ( meermalen) (telkens) (met kracht) die [slachtoffer] in/tegen het gezicht, geslagen en/of geschopt, en/of
- het hoofd van die [slachtoffer] (telkens) (met kracht) op/tegen de grond geslagen, in elk geval (telkens) met zeer veel kracht geweld op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] toegepast, en/of
- ( meermalen) de hals van die [slachtoffer] dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden en/of de mond en/of de neus van die [slachtoffer] (samen)gedrukt, althans één of meer verstikkende en/of versmorende en/of verwurgende handeling(en) verricht,
ten gevolge van welk geweld en/of feitelijkheden die [slachtoffer] op 28 februari 2019 is overleden;
subsidiair
hij op of omstreeks 24 februari 2019 te Utrecht aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten bloeduitstortingen in het hersenvlies en/of bloedingen in en rondom in het brein en/of bloed in de hersenkamer en/of (een) zwelling(en) in het hersenweefsel en/of weke delen zwellingen in de hals en/of andersoortig hoofdletsel, heeft toegebracht, immers heeft hij, verdachte, (meermalen) (telkens) (met kracht) die [slachtoffer] in/tegen het gezicht, geslagen en/of geschopt, en/of het hoofd van die [slachtoffer] (telkens) (met kracht) op/tegen de grond geslagen en/of (meermalen) de hals van die [slachtoffer] dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden en/of de mond en/of de neus van die [slachtoffer] (samen)gedrukt, althans één of meer verstikkende en/of versmorende en/of verwurgende handeling(en) verricht, in elk geval (telkens) met zeer veel kracht geweld op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft toegepast terwijl het feit op 28 februari 2019 de dood ten gevolge heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
De rechtbank heeft in haar vonnis de volgende bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen opgenomen (hierna cursief):
Bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] :
Het onderzoeksteam verzocht mij onderzoek te doen naar het geluidsfragment van zondag 24 februari 2019 te 06:42 uur. Op dit fragment is melder [getuige 2] te horen die belt naar het Regionaal Service Centrum.
(…)
Op het geluidsfragment is letterlijk het volgende te horen:
(opmerking verbalisant: C staat voor centralist en D staat voor melder [getuige 2] ):
(…)
D: Goedemorgen, u spreekt met [getuige 2] . Ik woon in de [naam flat] in Utrecht en boven me hoor ik nu echt al drie kwartier geschreeuw en dingen die over de grond heen rollen en huilen et cetera; [2]
(…)
D: Het is nu minder geworden maar ja het klonk allemaal best wel heftig. [3]
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] :
Het onderzoeksteam verzocht mij onderzoek te doen naar het geluidsfragment van zondag 24 februari 2019 te 06:45 uur. Op dit geluidsfragment is de melding te horen van de bewoners woonachtig op het [adres] en de 112 centralist van de Meldkamer Utrecht.
(…)
Opmerking verbalisant: C is Centralist meldkamer Utrecht en B zijn de bewoners van [adres] die de melding hebben gedaan.
(…)
B: (…) het gaat om [huisnummer] . We horen dat daar mensen heel hard ruzie hebben en met dingen slaan en meppen.
(…)
B: Ja, het is een studentenflat en het is de kamer aan de overkant van de gang.
(…)
B: Dat denken we wel dat er geslagen wordt maar dat weten we niet helemaal zeker. Mijn vriend heeft op de gang staan luisteren en het gaat er behoorlijk hard aan toe. [4]
(…)
C: Huilen er ook mensen?
B: Ja heel hard. [5]
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] :
Op zondag 24 februari 2019, omstreeks 06:45 uur, was ik, verbalisant [verbalisant 2] samen met
collega [verbalisant 4] , in uniform gekleed en belast met de algemene surveillance.
(…)
Op genoemde dag, datum en te 06:48 uur, waren wij ter plaatse op [locatie] te Utrecht. Ik zag dat de woning, [adres] , gesitueerd was op de derde verdieping. Nadat wij bij de voordeur van de genoemde woning aan hadden gebeld, hoorde ik een mannenstem zeggen: "ja, ja, komt goed”. Tevens hoorde ik een geluid dat ik herkende als het geluid van een snurkend dan wel gorgelend persoon. Ik kon niet horen of dit een man of een vrouw betrof. Na ongeveer tien minuten aangebeld te hebben en geklopt te hebben op de voordeur, zag ik dat de deur nog steeds niet geopend werd. De hele tijd hoorde ik een man tegen mij en mijn collega's praten.
(…)
Tevens hoorde ik meerdere keer geluiden uit de woning, waardoor ik de indruk kreeg dat er een persoon in de woning aan het lopen was. Ik hoorde onder andere voetstappen. Ik hoorde tevens gerommel en ik hoorde geluiden van slepen dan wel verplaatsen van spullen. Tevens hoorde ik verschillende piepjes, welke in herkende als het aan en uit zetten van een magnetron of een ander apparaat.
(…)
Hierop hebben wij meerdere malen met een bonk en een koevoet geprobeerd de deur te openen. Naar later bleek, hebben wij de voordeur te 07:10 uur, open gekregen. Hierop betraden wij de woning. Op de grond, voor het bed, zag ik een vrouw liggen. Ik zag dat deze vrouw geen kleding aan had. Ik zag dat deze vrouw op een man lag. Ik zag dat deze man, de vrouw vasthield met beiden armen, terwijl hij onder haar lag. Ik zag dat deze vrouw met haar buik op de man lag. Hierop zag ik dat collega's de vrouw van deze man afhaalden. Ik zag dat de het gezicht van de vrouw helemaal opgezwollen was. Ik zag meerdere blauwe plekken en bloedsporen op het lichaam van deze vrouw. Ik zag dat haar ogen dusdanig opgezwollen waren dat deze niet te openen waren. Tevens zag ik bloed en snijwonden op haar bovenarmen. Ik zag ook dat deze vrouw haar armen meerdere malen overstrekte. Ik hoorde dat zij een gorgelend geluid maakte. Hierop zag ik dat collega [verbalisant 6] deze man boeide met transportboeien. Ik zag dat deze man een getinte huidskleur had. Ik zag dat zijn haardracht uit dreadlocks bestond. [6]
(…)
Ik zag dat de woning een grote ravage betrof. Ik zag veel goederen op de grond liggen, onder andere kleding, mokken, bestek, dekbedovertrek en verpakkingsmateriaal van etenswaren en drinken. Tevens zag ik bij binnenkomst een vleesmes op de grond liggen en nabij de voordeur een steel van mogelijk een bezem. Op het bed zag ik meerdere rode vlekken, waardoor ik de indruk kreeg dat het mogelijk bloedsporen waren.
(…)
In de politiesystemen is een foto van [verdachte] te vinden. Ik zag dat deze foto overeenkomt met de man welke wij aan hadden gehouden in de woning. [7]
De verklaring van verdachte gedaan ter terechtzitting van 11 mei 2020
Het klopt dat ik in de nacht van zaterdag 23 februari 2019 op zondag 24 februari 2019 om 05.37 uur het complex ben binnengekomen en het klopt dat ik op zondagochtend 24 februari 2019 door de politie in de kamer van het slachtoffer ben aangehouden.
De verklaring van getuige [getuige 1] van 24 februari 2019:
"Op zondag 24 februari 2019, omstreeks 06:05 uur, lag ik in mijn bed. Ik ben woonachtig aan het [adres] te Utrecht. (…) Ik hoorde dat er werd geschreeuwd en ik hoorde dat er spullen om vielen. (…) Ik ben vervolgens, ongeveer 5 a 10 minuten nadat ik de geluiden voor het eerst hoorde, de hal op gelopen waar mijn woning aan is gevestigd. Ik hoorde dat het geschreeuw niet van een verdieping lager kwam maar dat het geschreeuw kwam uit een woning tegenover mijn woning. Ik zag dat de woning was voorzien van huisnummer [huisnummer] .
(…)
Ik hoorde dat er een vrouwelijk stem riep: "Laat mij eruit!" Ik hoorde dat vrouw huilde en bleef huilen. Ik hoorde dat er ook een mannenstem uit de woning klonk. Wat de mannenstem allemaal riep weet ik niet precies. Ik besloot vervolgens om op de deur te kloppen. Ik hoorde dat het vervolgens stil werd in de woning. Ik hoorde dat het stil bleef in de woning.
(…)
Op de zelfde dag en datum, omstreeks 06:35 uur, hoorde ik dat het geschreeuw wederom begon. Ik kon niet letterlijk verstaan wat er werd gezegd en geroepen. Ik hoorde wel veel gerommel. Het klonk alsof er iemand in een hele volle kamer liep en daarbij telkens spullen om stootte. Ik hoorde ook geluiden alsof er op een deur werd geslagen. (…) Dat is het enige waar ik de geluiden aan kon linken. Dit heeft ongeveer 10 minuten aangehouden waarna mijn vriendin besloten dat wij de politie moesten bellen. [8]
De verklaring van getuige [getuige 2] van 26 februari 2019:
A: Op zondag 24 februari 2019, om 06:00 uur, werd ik wakker van luid geschreeuw en gebonk. Ik bevond mij op genoemd tijdstip in mijn woning in de zogenoemde [naam flat] gevestigd aan [locatie] te Utrecht. Ik weet zeker dat het 06:00 uur was omdat ik op mijn telefoon gekeken heb.
(…)
Mijn woning betreft een zogenaamde studio woning. Het gebonk was zo heftig dat mijn muren van mijn woning ervan trilde. (…) Het leek wel of dat er met iets gesleept werd in de woning. Verder leek het of dat er met een stuiterbal gegooid werd.
(…)
A: Ik woon zelf op de tweede verdieping en ik hoorde dat het geluid van de derde verdieping kwam. Ik heb geen code van deze gang dus ik kon er ook niet naar toe. Ik heb het geluid dus opgenomen vanaf de tweede verdieping.
(…)
Terwijl ik op de gang stond te wachten hoorde ik ook dat er door iemand werd aangeklopt vermoedelijk bij de woning. Ik hoorde dat hierna het geschreeuw en gebonk minder werd maar dat het niet stopte. De bonken die ik hoorde waren heel hard en dof. Ik vond het een vreemd geluid om te horen en het leek alsof de bonken afkomstig waren doordat er op een lichaam in gebonkt werd. Zo klonk het althans. Op een gegeven moment werd het ineens heel stil en hoorde ik geen gebonk en geschreeuw meer. Later hoorde ik dat de deur van de studio door de ter plaatse gekomen politie open gebonkt werd met een stormram. Ik hoorde toen dat er door een mannenstem uit de studio geroepen werd “vuile racisten”. [9]
De verklaring van getuige [getuige 2] van 07 maart 2019:
V: Wij hebben gezien dat het geluidsfragment om 06:11 uur is gemaakt en 45 seconden duurt. Je hebt verklaard dat je rond 06:00 uur wakker werd van luid geschreeuw en gebonk. Vertel eens alles wat je je nog herinnert over het geschreeuw en gebonk.
A: Ik werd om 06:00 uur wakker en was nog versuft. Ik lag in bed en hoorde geschreeuw en een geluid alsof er met een stuiterbal werd gegooid(…) Het was zo hard dat de muren ervan trilden. Ik hoorde ook een geluid alsof iets of iemand verplaatst werd naar de linkerhoek van de studio en dat iets of iemand bleef verschuiven. Ik hoorde luid geschreeuw en gekrijs, gehuil.
(…)
Ik hoorde toen dat het van boven kwam. Ik ben toen het geluid gaan opnemen. Ik heb terug gekeken in mijn telefoon en ik zag dat ik het geluid om 06:11 uur heb opgenomen. Ik hoorde toen ook iemand boven aankloppen. Ik woon op de tweede verdieping. Tussen de tweede en de derde verdieping zitten een soort gaten. Op de derde verdieping zitten er hekken om die gaten. Het geluid kwam dus door die gaten naar beneden. En daarom kon ik horen dat het geluid uit een studio van boven kwam. [10]
(…)
A: Ik hoorde een mannenstem en een vrouwenstem. Maar ik hoorde vooral een mannenstem. Je kon goed horen dat het stemmen van twee mensen waren.V: Wat heb je van de mannenstem gehoord?(…)Ik hoorde de stem vooral schreeuwen en tieren.V: Wat heb je van de vrouwenstem gehoord?A: Gillen.V: Tot wanneer heb je de mannenstem gehoord?A: Tot aan ik de politie heb gebeld in ieder geval. Nadat ik gebeld had werd het geschreeuw wel minder, maar ik heb het wel steeds kunnen horen.V: Tot wanneer heb je de vrouwenstem gehoord?A: Die stem is eerder opgehouden. Ik hoorde op een gegeven moment klappen. Alsof er een hoofd op een wasbak kwam. Ik hoorde namelijk een doffe klap op iets hards. Ik vind het moeilijk om te zeggen wanneer ik die vrouwenstem niet meer hoorde.V: Heb je nog woorden gehoord?A: Wat mij nog goed voor geest staat is dat de man compleet door het lint ging. Bijna beestachtig. Hij schreeuwde zo hard dat het erop leek dat zijn stem het bijna zou begeven. [11]
Het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 3] :
Op donderdag 28 februari 2019 te 21:55 uur heb ik (…) het stoffelijk overschot van een vrouw in beslag genomen.
(…)
De overledene bleek te zijn genaamd:
Achternaam : [slachtoffer]
Voornamen : [naam]
Geboren : [geboortedag] 1996
(…)
Overleden : 28 februari 2019. [12]
Het rapport van prof. dr. P.A.M. Hofman, radioloog:

Duid de klinische radiologische beelden die gemaakt zijn bij de opname van het slachtoffer in het UMC en kort voor het overlijden van het slachtoffer in het UMC.
Er zijn onderhuidse wekedelen zwellingen aan beide zijden van het aangezicht, het voorhoofd en aan de linkerzijde van het hoofd. Er is een huiddefect aan de buitenzijde van het linkeroog. Er zijn bloedingen in en rond de hersenen, hersenkneuzingen en de hersenen zijn gezwollen. Er is een sterke verdenking op een breuk van het tongbeen. Er zijn onderhuidse zwellingen op de achterzijde van de linkerschouder en er is een breuk van het linker schouderblad. Aan de voorzijde van de linkerschouder is een huiddefect aanwezig.
(…)

Hoe kunnen deze ontstaan zijn?
De letsels van het hoofd kunnen verklaard worden door meerdere heftige stompe geweldsinwerkingen zoals door meervoudig slaan of schoppen (al dan niet met gebruik van een voorwerp). Ook de letsels achter op de linkerschouder kunnen verklaard worden door stompe geweldsinwerking zoals slaan, stoten of schoppen.
(…)

In hoeverre hebben deze letsels kunnen bijdragen aan de dood van het slachtoffer.
De letsels van de hersenen hebben geleid tot hersenzwelling en een verminderde hersendoorbloeding en dit heeft geleid tot functieverlies van de hersenen en de dood. [13]

Bewijsoverweging

De rechtbank dient als eerste te beoordelen of verdachte opzettelijk [slachtoffer] op 24 februari 2019 van het leven heeft beroofd.

Op basis van de verklaring van verdachte gaat de rechtbank er van uit dat hij in de nacht van 23 februari 2019 vanaf ongeveer 05:45 uur in de woning van [slachtoffer] was.
Uit de verklaringen en meldingen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] blijkt dat zij op zondagochtend 24 februari 2019 vanaf ongeveer 06:00 uur tot 06.45 uur geluiden uit de kamer van [slachtoffer] horen komen, waarbij zij een vrouw horen huilen en gillen en een manspersoon horen schreeuwen. Verder horen zij geluiden uit de kamer komen die volgens hen lijken op bonken/slaan/klappen en schoppen. Deze geluiden stoppen op het moment dat de politie omstreeks 06.48 uur voor de woning van [slachtoffer] staat.
Uit het rapport van de radioloog blijkt dat op het moment dat [slachtoffer] op 24 februari 2019 in het ziekenhuis wordt opgenomen en bij haar overlijden op 28 februari 2019 meerdere verwondingen en letsels aan haar hoofd en lichaam zijn geconstateerd. Uit het rapport blijkt verder dat de letsels aan haar hoofd en lichaam kunnen worden verklaard door meerdere heftige stompe geweldsinwerkingen zoals door meervoudig slaan of schoppen. Tot slot blijkt uit het rapport dat de letsels van de hersenen hebben geleid tot hersenzwelling en een verminderde hersendoorbloeding en dat dit heeft geleid tot functieverlies van de hersenen en de dood. Het door de radioloog aangegeven scenario dat de letsels ook kunnen worden verklaard door een val van hoogte met meerdere raakpunten acht de rechtbank niet aan de orde, nu enerzijds niet is gebleken van hoogteverschillen in de woning en anderzijds hiervoor ook in de verklaring van verdachte geen aanknopingspunten zijn te vinden.
Nu alleen verdachte samen met [slachtoffer] in de ochtend van 24 februari 2019 in de kamer van [slachtoffer] is geweest, kan het niet anders zijn dan dat verdachte de persoon is geweest die [slachtoffer] meermalen tegen haar hoofd heeft geslagen en/of geschopt als gevolg waarvan zij op 28 februari 2019 is overleden.
Het door verdachte geschetste alternatieve scenario dat het letsel bij [slachtoffer] is ontstaan doordat zij instabiel was en meerdere keren is gevallen in de woning, acht de rechtbank gezien het vorenstaande dan ook volstrekt onaannemelijk. Dit verweer wordt daarom verworpen.
Opzet op de dood
Op basis van het rapport van de radioloog stelt de rechtbank vast dat verdachte meermalen tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen en/of geschopt. Dat het slaan en schoppen tegen het hoofd met kracht is gebeurd, leidt de rechtbank af uit het rapport van de radioloog. Hij schrijft immers dat het meerdere heftige stompe geweldsinwerkingen moeten zijn geweest. Dit past bij de verklaringen van de buren en bij de situatie die de politie aantrof toen zij uiteindelijk de deur van appartement open kreeg.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is. De gedraging van verdachte, te weten het meermalen met kracht slaan en/of schoppen tegen het hoofd van [slachtoffer] , kan naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op de dood, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat door voornoemde gedragingen van verdachte het opzet van verdachte in voorwaardelijk zin was gericht op de dood van [slachtoffer] .
Conclusie
Dit alles brengt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op 24 februari 2019 [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd.
Op basis van het dossier kan de rechtbank met onvoldoende zekerheid vaststellen dat verdachte [slachtoffer] ook met het hoofd tegen de grond heeft geslagen of dat verdachte ook de hals van [slachtoffer] heeft dichtgeknepen, zodat de rechtbank verdachte hiervan zal vrijspreken.

Overwegingen van het hof

Het hof neemt de hiervoor genoemde overwegingen en conclusie van de rechtbank over en maakt die tot de zijne. Het hof bezigt daarnaast nog de volgende bewijsmiddelen.

Aanvullende bewijsmiddelen

Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] :
De verdachte werd na het wegtrekken direct geboeid door collega [verbalisant 6] . Ik hoorde dat hij riep: “ze wilde het zelf, ze doet toch geen aangifte, jullie zijn racisten. [14]
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] :
Hierop ben ik, samen met collega [verbalisant 6] en deze man naar beneden gelopen en hebben wij gewacht op collega’s die hem naar het politiebureau over zouden brengen. Tijdens het wachten hoorde ik hem onder andere zeggen: “zij gaat toch geen aangifte doen” en “ik krijg alleen een taakstraf, dit is wat zij wilde”. [15]
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] :
Ik heb de verdachte tijdens het gesprek meerdere keren horen vragen waarvoor hij nou eigenlijk aangehouden was. Ik vertelde de verdachte dat hij voor zware mishandeling dan wel poging doodslag aangehouden was. Ik hoorde de verdachte zeggen: “die kankerhoer belt steeds seks te hebben. Dit komt er dan van…. “ [16]

Aanvullende bewijsoverweging

Bovengenoemde aanvullende bewijsmiddelen bevatten feitelijk de eerste reacties van verdachte direct nadat hij was aangehouden dan wel bij zijn eerste en tweede verhoor in het bureau van politie, op 24 februari 2019. Deze uitlatingen passen naar het oordeel van het hof in het geheel niet bij de door verdachte geschetste situatie, dat het slachtoffer agressief was en dat hij haar probeerde rustig te krijgen. De opmerkingen dat het slachtoffer toch geen aangifte zal doen, wijzen op een situatie waarbij tegen haar geweld is gebruikt, althans een strafbaar feit is gepleegd. Ook de opmerking van verdachte dat hij alleen een taakstraf zal krijgen past in het beeld dat hij daarvoor verantwoordelijk is geweest.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof, dat hij kalm was en dat hij probeerde het slachtoffer rustig te krijgen, wordt weerlegd door de eerdergenoemde verklaringen en waarnemingen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Ook zijn opmerking “die kankerhoer belt steeds seks te hebben. Dit komt er dan van…” past niet bij een rustige, bezorgde vriend die enkel heeft geprobeerd zijn geliefde te kalmeren.
De stelling van verdachte dat het slachtoffer dronken was en het letsel het gevolg is van haar vallen door dronkenschap is feitelijk onjuist aangezien uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 19 april 2019 blijkt dat in het van het slachtoffer afkomstige bloedmonster geen ethanol (alcohol) is aangetoond. [17]
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat radioloog prof. dr. P.A.M. Hofman in zijn deskundigenrapport heeft opgemerkt dat ‘de letsels van het slachtoffer ook kunnen worden verklaard door een val van hoogte met meerdere raakpunten’ en dat de rechtbank deze mogelijkheid ten onrechte niet aan de orde acht. De rechtbank heeft overwogen dat enerzijds niet is gebleken van hoogteverschillen in de woning en anderzijds dat hiervoor ook in de verklaring van verdachte geen aanknopingspunten zijn te vinden.
Het hof sluit zich aan bij deze overweging. De verklaringen van verdachte hierover zijn naar het oordeel van het hof buitengewoon vaag gebleven. In zijn tweede verhoor bij de politie heeft verdachte in het geheel niet verklaard dat het slachtoffer ergens op was geklommen en er weer vanaf was gevallen. Verdachte heeft onder meer verklaard dat het slachtoffer dronken was en amper op haar benen kon staan, dat ze steeds ging vallen, dat ze steeds bozer werd en overal tegenaan viel en dat ze met een val verkeerd viel. [18] Verder in dat verhoor heeft verdachte opnieuw beschreven hoe het vallen van het slachtoffer is gegaan maar ook dan verklaart verdachte niet dat zij ergens op is geklommen of van een hoogte is gevallen. [19] Ook in het derde en vierde verhoor van verdachte, respectievelijk in augustus en november 2019 en dus maanden later, wordt daarover door hem geen woord gezegd.
Uit het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank van 11 mei 2020 blijkt evenmin dat verdachte heeft verklaard dat het slachtoffer ergens op was geklommen en of van een hoogte naar beneden was gevallen en ook niet dat daarbij van meerdere raakpunten sprake zou zijn geweest.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat het slachtoffer niet stabiel op haar benen kon staan en half strompelend, overal tegenaan stotend naar hem toe liep. En dat het slachtoffer iedere keer als ze opstond wiebelig was en tegen dingen aan viel, dat het slachtoffer viel over stoeltjes en dat ze op dingen wilde staan en daar weer vanaf viel. Op geen enkel punt heeft verdachte gedetailleerd en expliciet verklaard op welke verhoging en op welke wijze het slachtoffer daarop is geklommen en er weer vanaf is gevallen.
De raadsvrouw heeft in haar pleidooi gewezen op het laatste verhoor van verdachte, waarin hij desgevraagd heeft verklaard: “ hier in deze sectie. Hier is ook een tafel, hier ook een stoel, als ze hier zit en hier opstaat, waar kan ze anders vallen”. [20]
Uit het vervolg van het verhoor blijkt evenwel niet dat verdachte heeft gezien en verklaard dat het slachtoffer op een tafel of stoel is geklommen en vervolgens daarvan af is gevallen. Het hof leest om die reden de hiervoor aangehaalde passage aldus dat verdachte het heeft over het opstaan van het slachtoffer uit een stoel en niet over het ergens op gaan staan.
Verdachte heeft ook nog aangevoerd dat het vele vallen van het slachtoffer verklaard zou kunnen worden door haar psychische gesteldheid, te weten borderline, omdat zij zich dan niet meer kan beheersen. Dat er een relatie zou bestaan tussen de psychische gesteldheid zoals het slachtoffer die zou hebben volgens verdachte – indien al juist – en het met regelmaat vallen, is een stelling van verdachte waarvoor geen enkele onderbouwing wordt gegeven. Het hof gaat hieraan voorbij.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat het slachtoffer buiten toedoen van verdachte vanaf enige hoogte naar beneden is gevallen en daarbij meerdere voorwerpen zou hebben geraakt, waardoor het (dodelijk) letsel zou zijn veroorzaakt.
Het hof verwerpt de verweren.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op
of omstreeks24 februari 2019 te Utrecht, [slachtoffer] , opzettelijk van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte:
-
(meermalen
) (telkens) (met kracht
)die [slachtoffer]
in/tegen het hoofd
gezicht,geslagen en/of geschopt, en/of
-
het hoofd van die [slachtoffer] (telkens) (met kracht) op/tegen de grond geslagen, in elk geval(telkens) met zeer veel kracht geweld op/tegen het hoofd
en/of het lichaamvan die [slachtoffer] toegepast,
en/of
- (meermalen) de hals van die [slachtoffer] dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden en/of de mond en/of de neus van die [slachtoffer] (samen)gedrukt, althans één of meer verstikkende en/of versmorende en/of verwurgende handeling(en) verricht,
ten gevolge van welk geweld
en/of feitelijkhedendie [slachtoffer] op 28 februari 2019 is overleden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
doodslag.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank Midden-Nederland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaren met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar en dat aan hem de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag door op 24 februari 2019 zijn vriendin [slachtoffer] zo hard tegen het hoofd te slaan en of te schoppen dat hierdoor bij haar zeer ernstig hersenletsel is ontstaan. Haar letsel bleek zodanig ernstig en onherstelbaar dat vier dagen later is besloten de beademing bij haar te stoppen. Op 28 februari 2019 is [slachtoffer] overleden. Zij is 23 jaar oud geworden.
Uit de getuigenverklaringen valt op te maken dat sprake is geweest van een langdurige, heftige ruzie tussen verdachte en het slachtoffer waarvan meerdere buren zo zijn geschrokken dat zij zelf poolshoogte zijn gaan nemen en de politie hebben gebeld. Uit de ravage die de politie in de woning aantrof kan worden afgeleid dat er sprake is geweest van een enorme geweldsexplosie van de zijde van verdachte die het slachtoffer – nota bene in haar eigen woning – uiteindelijk fataal is geworden.
Verdachte heeft niet alleen zijn vriendin het leven ontnomen maar ook aan de nabestaanden van [slachtoffer] , haar vrienden en haar kennissen onnoemelijk veel leed, pijn en verdriet toegebracht. Uit de op de terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring van [benadeelde 1] blijkt hoezeer zij haar zus mist en hoeveel impact het overlijden van haar zus heeft gehad en nog steeds op de nabestaanden en vrienden heeft.
Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en de schuld van het incident feitelijk bij het slachtoffer zelf neerlegt. Gelet op het vorenstaande is slechts een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Voor wat betreft de duur van de gevangenisstraf heeft het hof aansluiting gezocht bij de duur van de straffen die in vergelijkbare gevallen wordt opgelegd.
Maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege
Een verdachte bij wie tijdens het begaan van een feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, kan op last van de rechter ter beschikking worden gesteld indien het door hem begane feit een misdrijf is dat wordt genoemd in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1º, van het Wetboek van Strafrecht en de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eist.
Over verdachte werd een multidisciplinair rapport opgemaakt door het Pieter Baan Centrum gedateerd 26 november 2019, opgemaakt door Th.J.G. Bakkum, psychiater en M.G.H. van Willigenburg, klinisch psycholoog, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie. De raadsvrouw van verdachte heeft desgevraagd ingestemd met gebruikmaking van dit rapport in hoger beroep, ondanks dat het meer dan 1 jaar geleden werd opgemaakt. Uit dit rapport volgt dat ten aanzien van verdachte kan worden gesproken van een narcistische en antisociale persoonlijkheidspathologie (DSM-5) die ook aanwezig was ten tijde van het tenlastegelegde feit.
Uit het PBC-rapport blijkt ook dat verdachte wisselend was in zijn medewerking aan de onderzoeksgesprekken en dat hij in de tweede helft van de onderzoeksperiode geen gesprekken meer wilde voeren. Ook gaf verdachte geen toestemming aan de onderzoekers om bij eerdere behandelaars informatie op te vragen terwijl ook het milieuonderzoek ernstige beperkingen kende. Om deze redenen onthouden de onderzoekers zich van advies met betrekking tot de vraag over de doorwerking van de stoornis en de mate van toerekenen. Een risicoscenario en een advies met betrekking tot risicomanagement zijn naar het oordeel van de onderzoekers niet te geven en zij onthouden zich van advies met betrekking tot de type behandeling en een strafrechtelijk kader voor de behandeling.
Het hof is van oordeel dat door toedoen van verdachte de onderzoekers geen volledig onderzoek hebben kunnen verrichten en zich hebben moeten onthouden van advies. Verdachte heeft deels zijn medewerking geweigerd en deels beperkende voorwaarden gesteld aan zijn medewerking. In die zin is hij in zoverre materieel als een weigerende observandus aan te merken. Dat de onderzoekers de opstelling van verdachte niet in zijn geheel als zodanig kwalificeren doet daaraan niet af.
Uit het dossier valt op te maken dat tussen verdachte en het slachtoffer voorafgaand aan de tenlastegelegde feiten ook al een reeks van (gewelds-)incidenten heeft plaatsgevonden, getuige de vele mutaties die door de politie zijn gemaakt. [21]
Voorts is de ex-vriendin van verdachte, [ex-vriendin 1] , door de politie benaderd. Hoewel zij geen verklaring heeft willen afleggen heeft zij wel gezegd dat verdachte fysiek gewelddadig is geweest naar haar. [22] Een andere ex-vriendin, [ex-vriendin 2] , heeft bij de politie verklaard dat zij verwacht had dat hij in staat zou zijn om iemand iets aan te doen omdat hij haar ook had mishandeld en verkracht. Verdachte maakte haar psychisch zo gek dat zij zo moe was dat zij zich niet meer kon verzetten. Deze getuige had van oktober 2017 tot en met januari/februari 2018 een relatie met verdachte gehad. Ook heeft de getuige verklaard dat verdachte heel lief kon zijn maar ineens kon omslaan en heel erg manipulatief en agressief kon worden. Getuige heeft ook met verdachte gevochten en heeft verklaard dat zij kwaad in zijn ogen heeft gezien alsof de duivel in hem was gekropen. Ook sloeg hij haar heel vaak op haar oren. Op de vraag wat verdachte heeft gebruikt om de getuige te mishandelen heeft zij verklaard dat verdachte een afstandsbediening gebruikte en haar heeft geslagen met een kopje. Verdachte duwde haar hoofd op het bed zodat zij ‘rustig’ zou worden. Hij krabde haar en beet haar. Hij sloeg haar terwijl hij een aansteker in zijn hand had, hij sloeg met zijn vuisten, hij sloeg tegen de zijkant van haar ribben of sloeg haar zo hard in haar buik dat ze misselijk van de pijn werd. [23]
Ook getuigen [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 5] hebben verklaard dat zij van [naam] hebben gehoord dat verdachte haar vaak mishandelde. [24]
Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte [ex-vriendin 1] heeft geslagen. Bij [slachtoffer] heeft getuige vaker gezien dat verdachte haar mishandelde. Verdachte had eigenlijk alleen ruzie met vrouwen.
Het hof is gelet op het vorenstaande van oordeel dat, ondanks dat uit het uittreksel justitiële documentatie van verdachte niet blijkt van eerdere geweldsdelicten en ondanks dat het Pieter Baan Centrum geen risicotaxatie heeft kunnen maken, bij verdachte sprake is van een voortdurend patroon van (fors) geweld tegen zijn vriendinnen.
Gelet op de vastgestelde stoornis bij verdachte, de buitengewone ernst van het bewezenverklaarde feit, het patroon van geweldsuitspattingen naar zijn (ex-)partners, verdachtes verwijtende en externaliserende houding, zijn volledig gebrek aan zelfinzicht en gelet op hetgeen het hof overigens uit het verhandelde ter zitting is gebleken omtrent de persoon van verdachte, is naar het oordeel van het hof sprake van een aanzienlijk gevaar voor recidive van ernstige feiten, als thans bewezenverklaard.
Het hof betrekt daarbij dat het door verdachte begane feit een misdrijf betreft vermeld in artikel 37a, lid 1 onder 2° van het Wetboek van Strafrecht. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging noodzakelijk maakt. Het hof stelt op basis van hetgeen hiervoor is overwogen vast dat is voldaan aan de vereisten voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling.
Het hof acht het niet verantwoord dat verdachte – na een langdurige gevangenisstraf en zonder dat het recidivegevaar is weggenomen – terugkeert in de maatschappij. Het hof is mede daarom van oordeel dat behandeling en daarmee het terugdringen van het recidiverisico voor verdachte niet anders kan plaatsvinden dan binnen het kader van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Het hof zal dan ook – naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur – deze maatregel opleggen.
Omdat het een misdrijf betreft dat gericht was tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht stelt het hof vast dat de terbeschikkingstellingsmaatregel niet is gemaximeerd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 30.931,28. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 30.881,50. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Naar vaste rechtspraak kan vergoeding van shockschade plaatsvinden als bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht door (i) het waarnemen van het tenlastegelegde, of (ii) door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Bij die waarneming/confrontatie gaat het blijkens de jurisprudentie van de Hoge Raad om de (onverhoedse) waarneming van het misdrijf zelf en/of de waarneming van het lichaam en de verwondingen van het slachtoffer meteen na het misdrijf (het confrontatievereiste).
Uit die emotionele schok dient vervolgens geestelijk letsel te zijn voortgevloeid, waarbij in het algemeen sprake moet zijn van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
[benadeelde 1] heeft haar zus in het ziekenhuis bezocht en is op de intensive care geconfronteerd met de heftige verwondingen van haar zus en de mededeling dat zij afscheid van haar zus moest nemen. Zij is in de woning van het slachtoffer geconfronteerd met de ravage in de woning en het bloed van haar zus op meerdere plaatsen in de woning. Bij haar is ten gevolge van de confrontatie PTSS vastgesteld. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Anders dan de raadsvrouw en met de rechtbank is het hof van oordeel dat de bij de benadeelde partij vastgestelde PTSS, waarvoor zij al enige tijd onder behandeling is, het directe gevolg is geweest van de emotionele schok.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 44.175,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 14.125,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van zijn oorspronkelijke vordering.
Naar vaste rechtspraak kan vergoeding van shockschade plaatsvinden als bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht door (i) het waarnemen van het tenlastegelegde, of (ii) door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Bij die waarneming/confrontatie gaat het blijkens de jurisprudentie van de Hoge Raad om de (onverhoedse) waarneming van het misdrijf zelf en/of de waarneming van het lichaam en de verwondingen van het slachtoffer meteen na het misdrijf (het confrontatievereiste).
Uit die emotionele schok dient vervolgens geestelijk letsel te zijn voortgevloeid, waarbij in het algemeen sprake moet zijn van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
[benadeelde 2] heeft zijn zus in het ziekenhuis bezocht en is op de intensive care geconfronteerd met de heftige verwondingen van zijn zus en de mededeling dat hij afscheid van zijn zus moest nemen. Hij is in de woning van het slachtoffer geconfronteerd met de ravage in de woning en het bloed van zijn zus op meerdere plaatsen in de woning.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Anders dan bij de rechtbank ligt er inmiddels wel een verklaring waaruit naar voren komt dat er PTSS is vastgesteld. Het hof is van oordeel dat de bij de benadeelde partij gediagnosticeerde PTSS, waarvoor hij thans professionele hulp heeft gezocht, het directe gevolg is van de emotionele schok.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor zover de vordering betrekking heeft op opgelopen studievertraging ten bedrage van 14.125,00 is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat het causale verband tussen de studievertraging en het bewezenverklaarde feit niet zonder meer is vast te stellen.
In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in zijn vordering niet worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 10.298,62. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 30.931,28 (dertigduizend negenhonderdeenendertig euro en achtentwintig cent) bestaande uit € 931,28 (negenhonderdeenendertig euro en achtentwintig cent) materiële schade en € 30.000,00 (dertigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 30.931,28 (dertigduizend negenhonderdeenendertig euro en achtentwintig cent) bestaande uit € 931,28 (negenhonderdeenendertig euro en achtentwintig cent) materiële schade en € 30.000,00 (dertigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 189 (honderdnegenentachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 28 februari 2019.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 30.050,00 (dertigduizend vijftig euro) bestaande uit € 50,00 (vijftig euro) materiële schade en € 30.000,00 (dertigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 30.050,00 (dertigduizend vijftig euro) bestaande uit € 50,00 (vijftig euro) materiële schade en € 30.000,00 (dertigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 176 (honderdzesenzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 28 februari 2019.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.298,62 (tienduizend tweehonderdachtennegentig euro en tweeënzestig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.298,62 (tienduizend tweehonderdachtennegentig euro en tweeënzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 86 (zesentachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 28 februari 2019.
Aldus gewezen door
mr. W.A. Holland, voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. D.J. van Dijk , raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Wormgoor, griffier,
en op 16 december 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 16 december 2020.
Tegenwoordig:
mr. M. Keppels, voorzitter,
mr. J. van Spanje, advocaat-generaal,
mr. S.H. Diepeveen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 30 september 2019, genummerd PL0900-2019056513, pagina 1 tot en met pagina 475, het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 november 2019, genummerd PL0900-2019056513 pagina 476 tot en met pagina 513 en het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (forensisch dossier) van 19 september 2019, genummerd PL0900-2019056513, pagina 1 tot en met pagina 280. Deze processen-verbaal zijn opgemaakt door politie Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 maart 2019, p. 57.
3.proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 maart 2019, p. 58.
4.proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 maart 2019, p. 55.
5.proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 maart 2019, p. 56.
6.proces-verbaal van bevindingen van 24 februari 2019, p. 30.
7.proces-verbaal van bevindingen van 24 februari 2019, p. 31
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 24 februari 2019, p. 59.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 26 februari 2019, p. 72.
10.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 07 maart 2019, p. 75.
11.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 07 maart 2019, p.76.
12.het proces-verbaal inbeslagneming en lijkschouw overledene van 17 maart 2019, p. 132 (forensisch dossier).
13.Deskundigenrapport van prof. dr. P.A.M. Hofman, radioloog bij het Maastricht Universitair Medisch Centrum, van 05 juni 2019, p. 171 van het forensisch dossier.
14.Proces-verbaal van bevindingen van inspecteur van politie [verbalisant 4] van 24 februari 2019, p. 25
15.Proces-verbaal van bevindingen van brigadier [verbalisant 2] van 24 februari 2019, p. 30
16.Proces-verbaal van bevindingen van hoofdagent [verbalisant 5] van 24 februari 2019, p. 434
17.Rapport Nederlands Forensisch Instituut, gedateerd 19 april 2019, forensisch dossier, p. 228
18.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, gedateerd 1 maart 2019, p. 442
19.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, gedateerd 1 maart 2019, p. 451
20.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, gedateerd 18 november 2019, p. 486
21.Proces-verbaal van bevindingen van 25 februari 2019, p. 274 en proces-verbaal van bevindingen van 28 februari 2019, p. 400
22.Proces-verbaal van bevindingen van 29 maart 2019, p. 222
23.Proces-verbaal van verhoor van [ex-vriendin 2] van 1 maart 2019, p. 171
24.Processen-verbaal van verhoor van [getuige 3] van 9 maart 2019, p. 200, van [getuige 4] van 8 maart 2019, p. 208, proces-verbaal van bevindingen telefonisch gesprek met [getuige 5] van 26 februari 2019, p. 149 en proces-verbaal van verhoor [getuige 5] van 28 februari 2019, p. 151