ECLI:NL:GHARL:2020:10413

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 december 2020
Publicatiedatum
15 december 2020
Zaaknummer
21-005522-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 3 oktober 2019, maar het hof oordeelde dat het hoger beroep te laat was ingesteld. De dagvaarding was op 25 juli 2019 aan de verdachte uitgereikt, en de verdachte had veertien dagen de tijd om hoger beroep in te stellen. Het hof constateerde dat het hoger beroep pas op 22 oktober 2019 was ingesteld, wat na de wettelijke termijn was. De verdachte voerde aan dat de dagvaarding niet aan hem was uitgereikt en dat de handtekening op de akte van uitreiking niet van hem was. Echter, het hof oordeelde dat deze stelling niet aannemelijk was op basis van de beschikbare stukken en het verhandelde ter zitting. Het hof concludeerde dat er geen grond was voor een verontschuldigbare termijnoverschrijding en verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005522-19
Uitspraak d.d.: 14 december 2020
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 3 oktober 2019 met parketnummer 96-178003-19 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 96-266423-18, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
thans uit anderen hoofde verblijvende in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 november 2020. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van verdachte in het namens hem ingestelde hoger beroep omdat het hoger beroep te laat is ingesteld. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. G.J. Woodrow, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De inleidende dagvaarding voor de behandeling ter zitting van de politierechter op 3 oktober 2019 is in persoon aan verdachte uitgereikt op 25 juli 2019. De politierechter heeft op 3 oktober uitspraak gedaan. Verdachte kon daarom volgens de wet (het bepaalde in artikel 408, eerste lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering) gedurende veertien dagen na de uitspraak van het vonnis daartegen hoger beroep instellen. Het hoger beroep is pas ná het verstrijken van die termijn (te weten op 22 oktober 2019) ingesteld.
Het standpunt van verdachte – dat inhoudt dat de dagvaarding niet aan hem is uitgereikt op 25 juli 2019 en dat de handtekening op de akte van uitreiking niet zijn handtekening is - is op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep niet aannemelijk geworden.
Het hof overweegt daartoe in het bijzonder dat uit de stukken blijkt dat verdachte op 24 juli 2019 om 23:35 uur is staande gehouden door verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2] wegens verdenking van rijden onder invloed van alcohol en rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. Vervolgens is hij overgebracht naar het politiebureau te Leeuwarden. Het dossier bevat een akte van uitreiking d.d. 25 juli 2019, welke blijkens de akte is bezorgd door [verbalisant1] en ondertekend door verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij op de avond van 24 juli 2019 na de eerder genoemde staandehouding is aangehouden omdat hij nog een gevangenisstraf van twee weken open had staan, en in de ochtend van 25 juli 2019 daartoe is overgebracht naar de Penitentiaire Inrichting te Lelystad. Hieruit leidt het hof af dat verdachte op 24 juli 2019 laat in de avond naar het politiebureau is overgebracht door - onder meer – [verbalisant1] en dat hij daar de nacht heeft doorgebracht, alwaar hij in de ochtend de dagvaarding uitgereikt heeft gekregen door dezelfde politieambtenaar.
Verdachte heeft te laat hoger beroep ingesteld en zal daarom, nu ook overigens niet is gebleken van een grond voor de vaststelling van een verontschuldigbare termijnoverschrijding, niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. L.J. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. Veenbaas, griffier,
en op 14 december 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.