ECLI:NL:GHARL:2020:10442

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 december 2020
Publicatiedatum
15 december 2020
Zaaknummer
200.133.772/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot tussenkomst en voeging in civiele procedure met betrekking tot vernietiging van rechtshandelingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 december 2020 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een incidentele vordering tot tussenkomst en voeging. De gemeente Noordoostpolder, eiseres in het incident, heeft verzocht om tussenkomst in een procedure waarin NPB/Megahome en Nebo Vastgoed B.V. betrokken zijn. De gemeente wilde zich voegen aan de zijde van Rabobank, die in eerste aanleg was veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan Rabobank en waarbij rechtshandelingen tussen NPB/Megahome en Nebo vernietigd waren wegens paulianeus handelen. Het hof heeft geoordeeld dat de gemeente geen eigen vordering had en haar verzoek tot tussenkomst is afgewezen. Echter, de subsidiaire vordering tot voeging aan de zijde van Rabobank is toegewezen, omdat de gemeente voldoende belang had bij de uitkomst van de procedure. Het hof heeft de zaak verwezen naar een roldatum voor beraad partijen en de beslissing over de kosten van het incident aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.133.772/02
(zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, C/08/124401)
arrest van 15 december 2020
in het incident van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
de gemeente Noordoostpolder,
zetelende te Emmeloord,
eiseres in het incident,
hierna: de gemeente,
advocaat: mr. L.M. Goeree,
in de zaak van
Mr. J. van der Hel,
in zijn hoedanigheid van curator van de onder 1 tot en met 9 genoemde besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (hierna: de curator),
1.
NPB Onroerend Goed B.V.,
gevestigd te Zenderen,
2.
Megahome.nl Beheer B.V.,
gevestigd te Almelo,
3.
Megahome.nl Grond B.V.,
gevestigd te Almelo,
4.
Megahome.nl B.V.,
gevestigd te Almelo,
5.
NPB Beheer B.V.,
gevestigd te Zenderen,
6.
Mega Bouwbedrijf B.V.,
gevestigd te Almelo,
7.
Megahome.nl Bouw B.V.,
gevestigd te Almelo,
8.
NPB Bouw B.V.,
gevestigd te Zenderen,
9.
NPB Bouwbedrijf B.V.,
gevestigd te Zenderen,
appellanten, tevens verweerders in het incident,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk: NPB/Megahome,
advocaat: mr. M.T. Nooijen,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Nebo Vastgoed B.V.,
gevestigd te Kraggenburg,
appellant, tevens verweerster in het incident,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: Nebo,
advocaat: mr. H. Reitsma
tegen:
de coöperatie
Coöperatieve Rabobank Centraal Twente U.A.,
gevestigd te Hengelo (O),
geïntimeerde, tevens verweerster in het incident,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: Rabobank,
advocaat: mr. R.J. van Galen.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van de rechtbank Almelo van 6 juni 2012 en van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 4 september 2013.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 16 september 2013,
- het herstelexploot van 23 september 2013.
2.2
De zaak is op 7 april 2015 op verzoek van partijen geroyeerd. Vervolgens heeft Nebo op 8 september 2020 om hervatting van de procedure verzocht.
2.3
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de oproeping na hervatting ex artikel 118 Rv van 26 augustus 2020,
- de memorie van grieven van Nebo,
- de incidentele conclusie tot primair tussenkomst, subsidiair voeging van de gemeente,
- de memorie van antwoord in het incident tot tussenkomst, c.q. voeging van Nebo,
- de conclusie van antwoord in het incident van de curator,
- de conclusie van antwoord in het incident van Rabobank.
2.4
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest in het incident aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.De motivering van de beslissing in het incident

3.1
De rechtbank heeft in het in hoger beroep bestreden eindvonnis NPB/Megahome veroordeeld om binnen zeven dagen na de betekening van dat vonnis een bedrag van ruim € 125.000.000,- aan Rabobank te voldoen. De rechtbank heeft voor het geval NPB/Megahome niet binnen zeven dagen aan die veroordeling voldoen, een aantal rechtshandelingen tussen NPB/Megahome en Nebo vernietigd vanwege paulianeus handelen (artikel 3:45 BW). Het gaat om transacties in de periode van 23 mei 2011 tot en met 7 oktober 2011 waarbij NPB/Megahome een aantal percelen grond hebben verkocht en geleverd aan Nebo. De rechtbank heeft voor dat geval NPB/Megahome veroordeeld tot ongedaanmaking van die transacties en Rabobank onder meer gemachtigd om bij het uitblijven van die ongedaanmaking de teruglevering van de percelen zelf te bewerkstelligen. Het vonnis is ten aanzien van de daarin toegewezen vorderingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
NPB/Megahome hebben het bedrag van € 125.000.000,- niet aan Rabobank voldaan. Zij zijn nadat tegen het eindvonnis hoger beroep was ingesteld in staat van faillissement verklaard. Mr. Van der Hel is aangesteld tot curator van NPB/Megahome. Rabobank heeft na het eindvonnis gebruik gemaakt van haar executiemogelijkheden. Rabobank heeft via een executoriale verkoop twee percelen grond, die na tenuitvoerlegging van dit vonnis weer eigendom waren van NPB/Megahome, aan de gemeente verkocht en geleverd. In dit incident heeft de gemeente op grond van artikel 217 Rv gevorderd primair te mogen tussenkomen en subsidiair zich te mogen voegen aan de zijde van Rabobank, kosten rechtens.
3.2
Het hof stelt voorop dat een partij op grond van artikel 217 Rv in een aanhangig geding kan vorderen te mogen tussenkomen indien zij een eigen vordering wenst in te stellen tegen (een van) de procederende partijen en voldoende belang heeft zich met dat doel te mengen in het aanhangige geding in verband met de nadelige gevolgen die zij van de uitspraak in de hoofdzaak kan ondervinden (zie HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:768). De eigen vordering die de gemeente als tussenkomende partij wil instellen betreft, samengevat, bekrachtiging van het eindvonnis van de rechtbank voor zover dat ziet op de vernietiging van de rechtshandelingen tussen NPB/Megahome en Nebo ten aanzien van de twee percelen die later aan de gemeente zijn verkocht en geleverd. Dit is geen eigen, zelfstandige vordering tegen (een van) de procederende partijen. De gemeente wenst immers enkel toewijzing van (een deel van) de vordering van Rabobank in eerste aanleg en beoogt dus alleen het standpunt van Rabobank te ondersteunen. Daarom zal de primaire vordering van de gemeente tot tussenkomst worden afgewezen.
3.3
Een ieder die belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, kan vorderen zich daarin op grond van artikel 217 Rv te mogen voegen. Voor het aannemen van een zodanig belang is voldoende dat de partij die voeging vordert, nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij aan wier zijde zij zich voegt. Onder nadelige gevolgen zijn in dit verband te verstaan de feitelijke of juridische gevolgen die de toe- dan wel afwijzing van de in die procedure ingestelde vordering of het gezag van gewijsde van in de uitspraak in die procedure gegeven eindbeslissingen zal kunnen hebben voor degene die de voeging vordert. Zie HR 15 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1787.
3.4
Het hof zal de subsidiaire vordering van de gemeente tot voeging aan de zijde van Rabobank toewijzen. De gemeente heeft voldoende belang om zich door middel van voeging te mengen in het geding. Indien het vonnis van de rechtbank in hoger beroep (gedeeltelijk) wordt vernietigd en de vordering van Rabobank tot vernietiging van de transacties tussen NPB/Megahome en Nebo alsnog wordt afgewezen, kan dat directe, nadelige gevolgen voor de rechtspositie van de gemeente hebben. Vernietiging van dit vonnis kan immers betekenen dat Rabobank niet beschikkingsbevoegd was ten tijde van de verkoop en levering van de twee percelen grond aan de gemeente.

4.De slotsom

4.1
Het hof zal de incidentele vordering van de gemeente tot voeging aan de zijde van Rabobank toewijzen en de beslissing over de kosten van het incident aanhouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
4.2
Het hof zal de hoofdzaak verwijzen naar de roldatum 28 september 2021 voor beraad partijen (uitlating over de voortzetting van de procedure). In een eerder stadium heeft het hof een verzoek om aanhouding van de hoofdzaak van Rabobank en de curator toegewezen. Dat aanhoudingsverzoek is gedaan in verband met een door de curator tegen Nebo gestarte procedure op grond van artikel 42 Fw (paulianeus handelen), welke procedure (onder meer) ziet op de transacties in de periode van 23 mei 2011 tot en met 7 oktober 2011 tussen NPB/Megahome en Nebo. Verder zal het hof iedere beslissing aanhouden.

5.De beslissing

Het hof, recht doende:
in het incident:
wijst de vordering van de gemeente tot voeging aan de zijde van Rabobank toe;
houdt de beslissing over de kosten van het incident aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
wijst het meer of anders gevorderde af;
in de hoofdzaak in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de roldatum
28 september 2021voor beraad partijen (uitlating over de voortzetting van de procedure);
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.J.H.G. Bronzwaer, S.B. Boorsma en D.M.I. de Waele en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 december 2020.