Uitspraak
BVG,
Yspeert,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.Waar het in deze procedure over gaat
4.De vaststaande feiten
5.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
6.De beoordeling van de vordering en de grieven in hoger beroep
grieven 1 en 2richten zich tegen de feitenvaststelling. Aangezien het hof hiervoor de feiten zelfstandig heeft vastgesteld zal het hof daarop niet verder ingaan.
grief 3waarin BVG stelt dat Yspeert al vanaf oktober 2018 bekend was met het medehuurderschap van Stenden en dat daarom in 2020 Yspeert geen spoedeisend belang meer heeft. BVG gaat er ten onrechte aan voorbij dat het gebruik dat Stenden van het pand is gaan maken, sterk is uitgebreid na oktober 2018 en dat Yspeert stelt dat zij met name na de start van het studiejaar 2020-2021 ernstige overlast is gaan ondervinden van groepen studenten in en om het pand.
- plaatsing van drankautomaten in de ontvangsthal ten behoeve van studenten en het gebruik van deze ruimte als ontmoetingsplek voor studenten, waarbij in de introductieperiode ook een blokfluitevenement werd georganiseerd. Als gevolg van de open structuur van het kantoorgebouw dringen geluiden uit de algemene ruimte makkelijk door tot ook de hoogst gelegen etages;
- inrichting van de algemene ruimten in Stenden-huisstijl, weliswaar mede ingegeven om de geluidsgevoeligheid te verminderen maar niet in overeenstemming met het contractueel overeengekomen neutrale karakter van inrichting;
- het gebruik van de lift door studenten waardoor deze minder beschikbaar is voor de clientèle van Yspeert;
- het gebruik door studenten van door Yspeert gehuurde parkeerplaatsen.
grief 6wil BVG ten onrechte ingang doen vinden dat Yspeert bij haar had moeten klagen zodra zij de aanwezigheid van Stenden in het pand had opgemerkt, op straffe van verval van haar recht daartoe. BVG dient Yspeert het huurgenot te verschaffen waarop zij recht heeft. De klachtplicht ziet niet op voortdurende gebreken in die zin dat een huurder de aanwezigheid van een gebrek voor de rest van diens huurperiode heeft te dulden als hij niet bij het ontstaan daarvan direct heeft geklaagd. Yspeert heeft al voordat zij daadwerkelijk (ernstige) overlast ondervond van de verhuur aan Stenden haar bezorgdheid geuit over de uitbreiding van de activiteiten van Stenden in het pand.
Grief 7slaagt evenals de daarop voortbouwende
grief 9. Een en ander betekent niet dat Yspeert niet van BVG mag verlangen Stenden aan te spreken wanneer zij of haar studenten inbreuk maken op de rechten van Yspeert (geen lawaai in de algemene ruimte, een neutrale, bereikbare entree en gebruik van parkeerplaatsen) of dat Yspeert geen aanspraak zou kunnen maken op huurprijsvermindering of andere rechten die zij aan de tekortkoming van BVG kan ontlenen, maar daarop toegesneden vorderingen liggen in dit kort geding niet voor.