Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.De procedure bij de rechtbank
2.De procedure bij het hof
3.De beslissing in het incident en de motivering ervan
De kantonrechter heeft bij vonnis [appellant] veroordeeld om binnen 48 uur na de betekening van het vonnis een bedrijfsbus in goede staat ter beschikking te stellen aan Klepper. De kantonrechter heeft daarbij bepaald dat [appellant] een dwangsom verbeurt van € 250,-- voor elke dag dat [appellant] daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van
€ 7.500,--. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
heeft hoger beroep ingesteld tegen dat vonnis. Hij vordert in het incident, zo begrijpt het hof, dat het hof a) de tenuitvoerlegging van het vonnis zal schorsen en, als dat niet wordt toegewezen, dat het hof b) Klepper zal verbieden om het vonnis ten uitvoer te leggen, op straffe van een dwangsom van € 7.500,- bij overtreding van dit verbod, een en ander totdat het hof heeft beslist op de vordering in de hoofdzaak. Klepper heeft die vordering bestreden.
Volgens zijn eigen stelling gaat het hier niet om feiten die zich pas ná de uitspraak hebben voorgedaan en die daarom niet konden worden meegenomen in de beslissing. De bus was immers al voor die zitting zwaar beschadigd en dat had [appellant] aan zijn advocaat kunnen laten weten toen hij met zijn advocaat overleg had over het uitstelverzoek voor de zitting. In het midden gelaten of het vonnis daarom, zoals [appellant] meent, berust op een kennelijke misslag, kunnen die gestelde feiten [appellant] echter niet helpen. Als die feiten al allemaal waar zouden zijn - Klepper heeft in hoger beroep alleen erkend dat de bedrijfsbus
total lossis -, dan wegen die niet op tegen het (tot uitgangspunt te nemen) belang van Klepper bij tenuitvoerlegging van de veroordeling.
4.4. De beslissing
is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de jongste raadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 december 2020.