Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Badkamerstudio Emmen,
1.[geïntimeerde1] , en
[geïntimeerde2],
[geïntimeerden] c.s.,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft Badkamerstudio Emmen B.V., die failliet is verklaard na het instellen van hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter. De rechtbank had in het eindvonnis van 1 oktober 2019 de vorderingen van de geïntimeerden in conventie grotendeels toegewezen en Badkamerstudio Emmen veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding. In reconventie had de kantonrechter de geïntimeerden veroordeeld tot betaling van een bedrag aan Badkamerstudio Emmen.
Na de faillietverklaring op 11 augustus 2020 heeft de curator de procedure niet overgenomen, wat leidde tot een verzoek van de geïntimeerden om ontslag van instantie. Het hof heeft geoordeeld dat de vorderingen in conventie en reconventie niet onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Hierdoor heeft het hof het verzoek tot ontslag van instantie toegewezen voor de vorderingen van Badkamerstudio Emmen in reconventie, terwijl de procedure in hoger beroep voor de vorderingen van de geïntimeerden in conventie geschorst blijft.
De beslissing van het hof is gebaseerd op de overweging dat het belang van de geïntimeerden bij beëindiging van de procedure in hoger beroep zwaarder weegt dan het belang van Badkamerstudio Emmen bij een beslissing in hoger beroep. Het hof heeft de procedure per heden doorgehaald op de rol, wat betekent dat de zaak niet verder wordt behandeld.