ECLI:NL:GHARL:2020:10731

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
22 december 2020
Zaaknummer
200.274.095/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van instantie na faillissement van schuldeiser in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft Badkamerstudio Emmen B.V., die failliet is verklaard na het instellen van hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter. De rechtbank had in het eindvonnis van 1 oktober 2019 de vorderingen van de geïntimeerden in conventie grotendeels toegewezen en Badkamerstudio Emmen veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding. In reconventie had de kantonrechter de geïntimeerden veroordeeld tot betaling van een bedrag aan Badkamerstudio Emmen.

Na de faillietverklaring op 11 augustus 2020 heeft de curator de procedure niet overgenomen, wat leidde tot een verzoek van de geïntimeerden om ontslag van instantie. Het hof heeft geoordeeld dat de vorderingen in conventie en reconventie niet onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Hierdoor heeft het hof het verzoek tot ontslag van instantie toegewezen voor de vorderingen van Badkamerstudio Emmen in reconventie, terwijl de procedure in hoger beroep voor de vorderingen van de geïntimeerden in conventie geschorst blijft.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de overweging dat het belang van de geïntimeerden bij beëindiging van de procedure in hoger beroep zwaarder weegt dan het belang van Badkamerstudio Emmen bij een beslissing in hoger beroep. Het hof heeft de procedure per heden doorgehaald op de rol, wat betekent dat de zaak niet verder wordt behandeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.274.095/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 7384221)
arrest van 22 december 2020
in de zaak van
Badkamerstudio Emmen B.V.,tevens h.o.d.n. Keuken & Badkamerstudio Emmen,
die is gevestigd in Emmen,
appellante,
bij de rechtbank: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna:
Badkamerstudio Emmen,
advocaat: mr. R.J. de Boer, die kantoor houdt in Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde1] , en

2.
[geïntimeerde2],
die wonen in [A] ,
geïntimeerden,
bij de rechtbank: eisers in conventie en verweerders in reconventie,
hierna gezamenlijk:
[geïntimeerden] c.s.,
advocaat: mr. H.J. Berends, die kantoor houdt in Zwolle.

1.De procedure bij de rechtbank

1.1
Hoe de procedure bij de rechtbank is verlopen, blijkt uit het tussenvonnis van 12 maart 2019 en het eindvonnis van 1 oktober 2019 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen (hierna: de kantonrechter).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure bij het hof blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 17 december 2019 (met één bijlage);
- de memorie van grieven van 26 mei 2020;
- het exploot van oproeping van de curator van 25 september 2020.
2.2
Badkamerstudio Emmen is op 11 augustus 2020 failliet verklaard. Mr. A.Veenstra, die kantoor houdt in Emmen, is daarbij tot curator aangesteld.
2.3
Op verzoek van [geïntimeerden] c.s. heeft het hof op 1 september 2020 de procedure voor wat betreft de vordering in (oorspronkelijk) reconventie van Badkamerstudio Emmen geschorst. Bij exploot van 25 september 2020 hebben [geïntimeerden] c.s. de curator opgeroepen voor de rolzitting van 29 september 2020 om de procedure over te nemen.
2.4
Op de rol van 27 oktober 2020 heeft de curator laten weten dat hij voor wat betreft de vordering (oorspronkelijk in reconventie) van Badkamerstudio Emmen op [geïntimeerden] c.s. de procedure niet overneemt. [geïntimeerden] c.s. hebben vervolgens gevraagd om in zoverre te worden ontslagen van de instantie en zij hebben daarvoor de stukken aan het hof gegeven.

3.De beoordeling

3.1
In mei/juni 2017 hebben partijen een overeenkomst gesloten op grond waarvan Badkamerstudio Emmen de woning van [geïntimeerden] c.s. zou gaan verbouwen. De verbouwing hield onder meer in het realiseren van badkamers en separate wc's op de begane grond en de eerste verdieping, het leveren en installeren van een keuken en het leveren en leggen van een stenen vloer van circa 80 m2 op de begane grond.
3.2
De werkzaamheden zijn omstreeks begin augustus 2017 van start gegaan. [geïntimeerden] c.s. hebben betalingen gedaan aan Badkamerstudio Emmen. Op 8 september 2017 is de betonvloer op de begane grond gestort. Deze betonvloer bleek te hoog, waardoor de stenen vloer niet zonder aanpassing van de voordeur kon worden gelegd. Medio september 2017 zijn de werkzaamheden stil komen te liggen. Begin oktober 2017 heeft Badkamerstudio Emmen aan [geïntimeerden] c.s. laten weten dat zij de werkzaamheden niet zal voortzetten en de keuken niet meer gaat leveren.
3.3
[geïntimeerden] c.s. hebben [B] (h.o.d.n. Bouwcoach) als bouwkundig expert in de arm genomen. Deze [B] heeft de werkzaamheden beoordeeld die door Badkamerstudio Emmen zijn verricht en rapport uitgebracht aan [geïntimeerden] c.s. Badkamerstudio Emmen heeft geen contra-expertise laten uitvoeren, noch heeft zij de werkzaamheden hervat. In november 2017 is door een medewerker van Renovatiecentrum Noord-Nederland vastgesteld dat het rookgasafvoerkanaal bij [geïntimeerden] c.s. niet goed is geïnstalleerd, met lekkage als gevolg.
3.4
Bij de kantonrechter hebben [geïntimeerden] c.s. in conventie gevorderd dat Badkamerstudio Emmen wordt veroordeeld tot betaling van € 25.000,- aan schadevergoeding, te vermeerderen met rente en kosten. [geïntimeerden] c.s. hebben hieraan ten grondslag gelegd dat Badkamerstudio Emmen gebrekkig werk heeft afgeleverd, waardoor zij schade hebben geleden.
3.5
In reconventie heeft Badkamerstudio Emmen gevorderd dat [geïntimeerden] c.s. worden veroordeeld tot betaling van (primair) € 20.402,40 dan wel (subsidiair) € 17.652,40, te vermeerderen met rente en kosten. Badkamerstudio Emmen heeft hieraan ten grondslag gelegd dat [geïntimeerden] c.s. haar factuur van 29 september 2017 van € 9.902,40 ten onrechte onbetaald heeft gelaten. Verder maakt Badkamerstudio Emmen aanspraak op betaling van haar gewerkte, maar nog niet betaalde uren, en op betaling van de door [geïntimeerden] c.s. bestelde keuken (onder verrekening van het betaalde voorschot van € 5.000,-).
3.6
In het eindvonnis van 1 oktober 2019 heeft de kantonrechter de vorderingen in conventie grotendeels toegewezen en Badkamerstudio Emmen veroordeeld tot betaling van € 22.682,33, vermeerderd met de wettelijke rente en proceskosten. In reconventie heeft de kantonrechter [geïntimeerden] c.s. veroordeeld tot betaling van € 5.525,90, vermeerderd met de wettelijke rente. Ten aanzien van de proceskosten in reconventie heeft de kantonrechter beslist dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3.7
Badkamerstudio Emmen is, nadat zij hoger beroep heeft aangetekend tegen het eindvonnis van 1 oktober 2019 en de memorie van grieven heeft genomen, op
11 augustus 2020 failliet verklaard.
3.8
De gevolgen van het faillissement van Badkamerstudio Emmen voor het vervolg van de procedure zijn geregeld in de artikelen 27 en 29 Fw. Voor wat betreft de vordering (oorspronkelijk in conventie) van [geïntimeerden] c.s. op Badkamerstudio Emmen is de procedure in hoger beroep op grond van art. 29 Fw van rechtswege geschorst.
3.9
Het bepaalde in art. 27 Fw ziet op de situatie dat sprake is van een rechtsvordering die tijdens de faillietverklaring aanhangig is en door de schuldenaar is ingesteld, welke situatie zich voordoet met betrekking tot de oorspronkelijke vordering in reconventie van Badkamerstudio Emmen op [geïntimeerden] c.s. De curator van Badkamerstudio Emmen heeft het geding niet overgenomen. [geïntimeerden] c.s. hebben daarop ontslag van de instantie verzocht, waartoe art. 27 lid 2 Fw de mogelijkheid biedt.
3.1
Art. 27 lid 2 Fw dwingt niet tot toewijzing van een verzoek tot verlening van ontslag van de instantie. Onder omstandigheden mag de rechter het verzoek afwijzen. Voor zodanige afwijzing zal reden zijn indien toewijzing van de vordering in strijd zou komen met de eisen van een goede procesorde. Dat kan zich voordoen indien de vorderingen in conventie en in reconventie zodanig verweven zijn dat de band tussen beide vorderingen niet zonder noodzaak dient te worden verbroken.
3.11
Naar het oordeel van het hof is van een zodanige verwevenheid tussen de vorderingen in oorspronkelijke conventie en reconventie in dit geval geen sprake. Gelet daarop komt aan het belang van [geïntimeerden] c.s. bij beëindiging van de procedure in hoger beroep meer gewicht toe dan aan het belang van Badkamerstudio Emmen bij het verkrijgen van een beslissing in hoger beroep op het materiële geschil zoals dat door de door haar ingestelde vordering aan de rechter is voorgelegd, en bij het voorkomen dat het vonnis in eerste aanleg, waarbij haar vordering slechts gedeeltelijk is toegewezen, in kracht van gewijsde gaat.
3.12
Het verzoek tot verlening van ontslag van instantie is derhalve toewijsbaar voor wat betreft de vorderingen (in oorspronkelijk reconventie) van Badkamerstudio Emmen op [geïntimeerden] c.s. Voor wat betreft de vorderingen (in oorspronkelijk conventie) van [geïntimeerden] c.s. op Badkamerstudio Emmen blijft de procedure in hoger beroep geschorst, zodat de zaak per heden wordt doorgehaald.
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
ontslaat [geïntimeerden] c.s. van de instantie (de procedure in hoger beroep) voor zover het betreft de vorderingen (in oorspronkelijk reconventie) van Badkamerstudio Emmen op [geïntimeerden] c.s.;
bepaalt dat de procedure per heden wordt doorgehaald op de rol.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Kuiper, M.W. Zandbergen en J. Smit, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 22 december 2020.