Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 27 maart 2020;
- het verweerschrift met producties.
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
De moeder heeft verzocht de schriftelijke aanwijzing vervallen te verklaren en een omgangsregeling vast te stellen waarbij de moeder wekelijks in het weekend gedurende een dag van 10.00 uur tot 17.00 uur omgang met [de minderjarige] heeft en er daarnaast een vast moment per week telefonisch contact is met [de minderjarige] , bijvoorbeeld op woensdag om 18.00 uur.
5.De motivering van de beslissing
De GI stelt weliswaar dat de omgang onrust veroorzaakt bij [de minderjarige] en dat daarom de frequentie niet omhoog moet, maar dat is een invulling die de GI daaraan geeft. Ook is immers mogelijk dat de spanningen bij [de minderjarige] omtrent de omgang juist minder worden als de omgang wordt geïntensiveerd.
De moeder kwam in eerste instantie de bezoekmogelijkheden en belmomenten niet goed na. De laatste tijd heeft zij hierin een positieve ontwikkeling doorgemaakt en komt zij alle bezoekafspraken na. De interactie tussen de moeder en [de minderjarige] gaat beter, maar is nog wat lastig. De GI heeft dat met de moeder besproken. De zorgen van de GI zijn niet zodanig minder geworden dat de GI het voldoende veilig vindt dat [de minderjarige] een hele dag zonder begeleiding bij de moeder is.
kijkt erg uit naar de bezoeken met moeder, maar zij kijkt daar zozeer naar uit dat zij voorafgaand aan de bezoeken en na de bezoeken veel last heeft van spanningen. Dit uit zich in slecht slapen, vermoeidheid en moeilijk corrigeerbaar gedrag. De GI vreest voor nog meer spanningen als de bezoekfrequentie omhoog gebracht wordt. Dit is ook een extra belasting voor het pleeggezin.