In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 december 2020 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1959, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 6 februari 2018. De officier van justitie heeft het hoger beroep op 20 maart 2018 ingetrokken. Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 9 december 2020, waar de verdachte en zijn raadsman, mr. E.J.A. van Leuveren, hun standpunten hebben toegelicht. De verdediging heeft verzocht om getuigen te horen, maar het hof heeft deze verzoeken afgewezen op basis van het noodzakelijkscriterium. Het hof heeft geoordeeld dat de onderbouwing van de verzoeken onvoldoende was om de noodzaak van het horen van de getuigen aan te tonen.
Daarnaast heeft de verdediging verzoeken gedaan om documenten en informatie toe te voegen aan het dossier, waaronder een memo van een advocatenkantoor en persoonlijke mappen van de verdachte. Het hof heeft deze verzoeken beoordeeld en in sommige gevallen afgewezen, terwijl het in andere gevallen heeft besloten dat de advocaat-generaal navraag moet doen naar de uitkomst van een strafrechtelijk onderzoek. Het hof heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst, omdat een definitieve planning van de inhoudelijke behandeling nog niet mogelijk was. De beslissing van het hof omvatte ook de heropening van het onderzoek en de oproeping van de verdachte voor een nader te bepalen tijdstip.