Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De motivering van de beslissing in hoger beroep
‘Ongeacht de woonplaats van partijen zijn bij uitsluiting bevoegd:
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd was om kennis te nemen van vorderingen met betrekking tot onroerend goed in Portugal, in het kader van een samenlevingsovereenkomst tussen partijen. De appellant, wonende te [A], had in eerste aanleg een eis ingediend die door de geïntimeerde, eveneens wonende te [A], werd betwist. De appellant vorderde onder andere medewerking aan de verdeling van onroerend goed en stelde dat er sprake was van gemeenschappelijke eigendom. De geïntimeerde betwistte dit en verwees naar notariële akten van eigendomsoverdracht.
Het hof oordeelde dat de Nederlandse rechter niet bevoegd was om kennis te nemen van de vorderingen die betrekking hadden op de onroerende goederen in Portugal, op basis van artikel 24 van de Brussel I-bis verordening. Het hof stelde vast dat de exclusieve bevoegdheid van de gerechten van de lidstaat waar het onroerend goed gelegen is, niet alleen betrekking heeft op zakelijke rechten, maar ook op de rechtsvorderingen die verband houden met de eigendom of het bezit van onroerend goed. Aangezien de vorderingen van de appellant betrekking hadden op onroerend goed in Portugal, verklaarde het hof zich onbevoegd.
Daarnaast oordeelde het hof dat de vorderingen van de appellant die betrekking hadden op de samenlevingsovereenkomst wel door de Nederlandse rechter konden worden beoordeeld. Het hof wees de vorderingen van de appellant af, omdat het zich onbevoegd achtte om kennis te nemen van de vorderingen met betrekking tot de verdeling van de onroerende goederen. De kosten van de procedure werden toegewezen aan de appellant, die in het ongelijk was gesteld.