In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de vader over de minderjarigen. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had het verzoek ingediend om het gezag van de vader te beëindigen, na een echtscheiding in februari 2017. De ouders zijn sinds september 2015 uit elkaar en hebben drie kinderen: [de minderjarige1], [de minderjarige2] en [de minderjarige3]. De kinderen wonen bij de moeder en zijn sinds 20 september 2016 onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling, Stichting Samen Veilig Midden-Nederland.
In eerste aanleg had de rechtbank Midden-Nederland het verzoek van de moeder afgewezen. De moeder is vervolgens in hoger beroep gegaan met drie grieven, waarbij zij verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en het gezag over de kinderen bij uitsluiting aan haar toe te wijzen. De vader verzet zich tegen dit verzoek en vraagt om niet-ontvankelijk verklaring van de moeder of afwijzing van haar verzoek.
Het hof heeft vastgesteld dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders, en dat er geen verbetering te verwachten is in de communicatie tussen hen. De ouders zijn sinds hun scheiding lijnrecht tegenover elkaar komen te staan, wat heeft geleid tot extra onrust voor de kinderen. Het hof heeft daarom besloten het gezamenlijk gezag te beëindigen en het gezag over de kinderen uitsluitend aan de moeder toe te wijzen, met als doel meer rust en stabiliteit voor de kinderen te creëren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.