ECLI:NL:GHARL:2020:1273

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 februari 2020
Publicatiedatum
17 februari 2020
Zaaknummer
200.261.210/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en toewijzing eenhoofdig gezag aan de moeder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezag van de ouders over hun kinderen. De vader is ongeschikt bevonden om (mede) het ouderlijk gezag uit te oefenen, omdat hij doelbewust en langdurig in strijd handelt met het welzijn van zijn kinderen en geen hulp voor zichzelf aanvaardt. De moeder, die in hoger beroep is gekomen, verzoekt het hof om haar alleen het gezag over de kinderen toe te wijzen, omdat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is en er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. Het hof heeft vastgesteld dat de vader geen contact wil met de jongste dochter en dat dit leidt tot loyaliteitsconflicten bij de andere kinderen. De vader toont geen inlevingsvermogen en handelt tegen de belangen van de kinderen in. Het hof oordeelt dat de moeder alleen beslissingen over de kinderen kan nemen, wat in het belang van de kinderen is. De beschikking van de rechtbank Overijssel van 18 april 2019 is vernietigd en het verzoek van de moeder tot beëindiging van het gezamenlijk gezag is toegewezen. De moeder is voortaan alleen belast met het gezag over de kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.261.210/01
(zaaknummers rechtbank Overijssel 189713 en 225670)
beschikking van 13 februari 2020
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.M.M. Pater te Emmeloord,
en
[verweerder],
wonende te [B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. T. Meier te Meppel.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 18 april 2019, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 19 juni 2019;
- een journaalbericht van mr. Pater van 28 juni 2019 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Pater van 12 juli 2019 met productie(s).
2.2
De hierna nader te melden minderjarige [de minderjarige1] heeft bij brief van 26 november 2019 aan het hof haar mening kenbaar gemaakt met betrekking tot het verzoek.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 16 januari 2020 te Zwolle plaatsgevonden. De moeder en haar advocaat en de vader zijn naar de zitting gekomen. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad), in het kader van zijn adviserende taak, was [C] op de zitting.
3. De feiten
3.1
Uit het - [in] 2017 door echtscheiding ontbonden - huwelijk van de moeder en de vader zijn geboren:
- [de minderjarige1] , [in] 2007 (verder te noemen: [de minderjarige1] );
- [de minderjarige2] , [in] 2009 (verder te noemen: [de minderjarige2] );
- [de minderjarige3] , [in] 2011 (verder te noemen: [de minderjarige3] );
- [de minderjarige4] , [in] 2015 (verder te noemen: [de minderjarige4] ).
3.2
De moeder en de vader zijn enkele maanden na de geboorte van [de minderjarige4] feitelijk uit elkaar gegaan. Sindsdien wonen de kinderen bij de moeder en hun pleegzus ( [D] ).
3.3
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 18 april 2019 is, voor zover hier van belang, de volgende zorgregeling vastgesteld: [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] verblijven eens in de twee weken van vrijdagavond 18.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de vader, waarbij de vader de kinderen brengt en haalt. Gedurende de zomervakanties verblijven [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] twee weken aaneengesloten bij de vader. Tussen kerst en oud en nieuw verblijven zij om en om het ene jaar bij de vader en het andere jaar bij de moeder.
Daarnaast heeft de rechtbank het gezamenlijk gezag van de ouders over [de minderjarige4] beëindigd en de moeder alleen belast met het ouderlijk gezag over haar. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder om haar met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] te belasten, afgewezen.
3.4
Met [de minderjarige4] heeft de vader nooit contact gehad en hij wil dit ook niet. De omgang tussen de oudste drie kinderen en de vader is sinds maart 2019 stil komen te liggen.

4.De omvang van het geschil

4.1
De moeder is met ongenummerde grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 18 april 2019. Deze grieven zien op het gezag over [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] . De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen voor zover dit betreft de afwijzing van het verzoek van de moeder om belast te worden met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] , en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- primair: de moeder voortaan bij uitsluiting van de vader te belasten met het ouderlijk gezag over [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] ;
- subsidiair: (zo begrijpt het hof:) te bepalen dat de ouders gezamenlijk belast blijven met het ouderlijk gezag over [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] onder de voorwaarde dat de vader alle bevoegdheden met betrekking tot de dagelijkse verzorging delegeert aan de moeder en dat overige niet spoedeisende beslissingen, zo mogelijk, gezamenlijk worden voorbereid. Daarnaast verzoekt de moeder het hof om te bepalen dat indien de ouders niet gezamenlijk tot eensluidende beslissingen geraken, de moeder beslist, onverlet het recht van de vader beslissingen in het kader van de geschillenregeling van artikel 1:253 van het Burgerlijk Wetboek aan de rechter voor te leggen.
4.2
De vader heeft ter zitting verweer gevoerd en verzoekt het hof (zakelijk weergegeven) de verzoeken van de moeder af te wijzen.
4.3
De raad heeft op de zitting geadviseerd, in afwijking van het eerdere advies bij de rechtbank, om het verzoek van de moeder om alleen het gezag over de oudste drie kinderen te krijgen toe te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Volgens artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
communicatie/samenwerking ouders
5.2
Het is duidelijk dat sinds het uiteengaan van de ouders er veel strijd is over de kinderen. Ouders kunnen niet communiceren met elkaar, beslissingen over de kinderen en het verkrijgen van handtekeningen hiervoor lopen moeizaam en meestal dan nog alleen via derden. Tweemaal is geprobeerd een hulpverleningstraject voor ouderschap na scheiding in gang te zetten maar dit is niet van de grond gekomen. Inmiddels is hulpverlening bij [E] opgestart voor systeemtherapie, ook om de omgang tussen de vader en de (drie oudste) kinderen (weer) op te kunnen starten.
De moeder vindt dat de vader zijn gezag niet invult, tegenwerkt en onvoldoende initiatieven toont richting de kinderen. De vader vindt dat hij veel te negatief wordt afgeschilderd, dat de moeder te veel eisen en voorwaarden stelt en dat hij zijn best doet om een vader voor de kinderen te zijn.
Het hof is van oordeel dat los van de vraag waar en door wie de communicatie en samenwerking tussen deze ouders misloopt, het wel vaststaat dat er al lange tijd sprake is van strijd, weinig tot geen communicatie, en moeizaam/vertraagd verlopen van beslissingen over de kinderen. Het hof ziet gelet op de eerder mislukte pogingen om deze communicatie en samenwerking te verbeteren geen verandering in deze situatie op afzienbare termijn. Er zal een hulpverleningstraject bij [E] komen dat mogelijk op lange termijn wel voor verbetering kan zorgen maar zeker de eerstkomende tijd zal deze hulpverlening ook gericht zijn op de kinderen die de afgelopen periode het nodige hebben meegemaakt waarvoor hulp nodig is. Daarvoor moeten beslissingen worden genomen die geen vertraging mogen oplopen doordat ouders het hierover (weer, zoals eerder bij een KIES-traject) niet eens zijn.
klem en verloren
5.3
Als gevolg van de genoemde strijd en het gebrek aan communicatie tussen de ouders raken de kinderen klem en verloren tussen de ouders. De kinderen raken verder klem en verloren tussen de ouders als gevolg van het besluit en het handelen van de vader om geen contact met zijn jongste dochter/hun jongste zusje [de minderjarige4] te willen hebben. Dit brengt de kinderen niet alleen in een loyaliteitsconflict tussen hun ouders maar eveneens tussen hun vader en hun jongste zusje. De kinderen begrijpen dat besluit van hun vader niet en het is ook niet te begrijpen, niet alleen voor de kinderen. De reden die de vader hiervoor geeft is dat 'zijn hart vol is' en hij niets voelt voor [de minderjarige4] . In de loop van deze procedure hebben veel mensen, waaronder rechters en werknemers bij de raad, hier met de vader over gesproken maar hij blijft bij zijn besluit. Het hof kan het besluit nauwelijks anders plaatsen als zijnde rancuneus naar de moeder die volgens de vader tegen zijn wil een vierde kind heeft gekregen. Hiermee stelt de vader zijn eigen gevoelens en belangen boven die van de kinderen. De vader toont geen inlevingsvermogen in wat zijn besluit doet met de vierjarige [de minderjarige4] (die nooit ergens om gevraagd heeft maar die haar moeder en broers en zus wel vraagt wanneer zij mee mag naar de vader), met de oudste drie kinderen (die hun vader vragen waarom hij [de minderjarige4] niet wil zien, zich schuldig naar [de minderjarige4] voelen dat zij niet mee mag en niet begrijpen dat als zijn hart vol is er wel plek is voor een nieuwe vriendin) en met de moeder. Dat de vader voorbij gaat aan de hartenkreten van zijn (nog heel jonge) kinderen is buitengewoon schrijnend maar hij handelt daarmee ook volstrekt tegen hun belangen in en schaadt hun ontwikkeling.
plichten gezaghebbende ouder/belangen kinderen
5.4
Een ouder met gezag heeft als plicht om het welzijn en welbevinden van de kinderen over wie hij het gezag uitoefent te bevorderen. Bovendien heeft hij de plicht om wanneer dit niet lukt hierbij alle hulp te zoeken en aanvaarden die nodig is. Het doelbewust en langdurig handelen in strijd hiermee maakt dat een ouder ongeschikt is om dit gezag uit te oefenen. Het handelen van de vader waardoor hij niet alleen [de minderjarige4] maar ook de oudste drie kinderen bewust psychische schade toebrengt maakt dat het niet in het belang van alle kinderen is dat hij (mee) het gezag over hen uitoefent. De vader heeft op de zitting na vragen en suggesties van het hof hierover nog wel gezegd te willen zoeken naar hulp voor hemzelf maar dit kwam zodanig moeizaam en ambivalent op het hof over dat het hof dit niet op korte termijn ziet gebeuren. Mogelijk wordt de houding van de vader ingegeven door zijn gevoel onredelijk te zijn/worden bejegend door de moeder waaraan hij geen andere uiting kan geven dan door op dit punt niet toe te geven en vast te houden aan zijn besluit. Daar zal de vader toch echt mee aan de slag moeten want hij veroorzaakt hiermee (verdere) verwijdering van alle kinderen. Dat kan toch niet echt de wens van de vader zijn.
Ten slotte is het hof nog van oordeel dat van de moeder in redelijkheid niet langer gevergd kan worden om in deze situatie en omstandigheden rond het gedrag van de vader naar [de minderjarige4] samen met de vader te overleggen en beslissingen te nemen over de oudste drie kinderen. Het hof is met de raad van mening dat wanneer de moeder voortaan de besluiten over de kinderen alleen kan nemen er rust kan komen in de opvoedingssituatie van de kinderen bij de moeder en dat vanuit deze rust de hulpverlening voor de kinderen op gang kan komen. Dit is in het belang van de kinderen.
5.5
Om bovengenoemde redenen zal het hof de beslissing van de rechtbank vernietigen en het primaire verzoek van de moeder alsnog toewijzen.
de omgang tussen de vader en de kinderen
5.6
Alhoewel niet hier in geschil wil het hof nog het volgende opmerken over de omgang tussen de vader en de kinderen. Duidelijk is dat de oudste drie kinderen het liefst willen dat er weer contact komt met hun vader van wie ze houden en die ze missen. Daarbij vinden zij dan wel een contact wenselijk wat ontspannend kan zijn en waarbij zij zich welkom en gezien voelen bij hun vader (en waarbij ook [de minderjarige4] betrokken wordt). Het hof hoopt dat de systeemtherapie bij [E] de nodige hulp en begeleiding kan geven om dat contact maar ook het contact met [de minderjarige4] vorm te geven. Het hof hoopt dat de vader bij [E] (of na verwijzing) de nodige hulp kan krijgen om uit zijn impasse/blokkade wat betreft de houding naar [de minderjarige4] te komen. Dat zal het opstarten van omgang met de kinderen ruimte geven en misschien kan dan in de toekomst weer ruimte komen voor gezamenlijk gezag, alles vanuit de gedachte dat de belangen van alle vier de kinderen voorop staan. De vader is immers de verwekker van alle vier de kinderen en deze kinderen maken onderdeel uit van één gezinssysteem.
overweging voor [de minderjarige1]
5.7
[de minderjarige1] , jij hebt in je brief aan het hof (samengevat) geschreven dat je het tijdens de omgangsweekenden bij je vader niet leuk vond. Je voelde je niet welkom en je vader liet niet zien dat hij interesse had in hoe het met jou ging op school of buiten school. Je voelt je ook afgewezen omdat je zusje ( [de minderjarige4] ) niet mag komen. Daarom wil je geen contact meer met je vader.
Deze rechtszaak gaat niet over de omgangsregeling met je vader maar over of hij nog langer samen met je moeder het gezag mag hebben. Dus of hij nog samen met je moeder beslissingen over jou mag nemen.
Het hof gaat beslissen dat je vader niet langer samen met je moeder het gezag over jou gaat hebben. Om samen beslissingen te nemen moeten ouders goed kunnen overleggen. Dat kunnen jouw ouders niet. Jouw ouders hebben al lang ruzie over die beslissingen. Jij zit hier tussenin en hebt daar last van. Waar jij ook last van hebt (en jouw broertjes en zusje en je moeder ook) is dat je vader [de minderjarige4] niet wil zien. Hij zegt dat zijn hart vol is maar dat begrijpen jullie niet. Jullie houden van je vader, je moeder en broertjes en zusje, ook [de minderjarige4] . Zij hoort er ook bij en het is verdrietig wanneer zij niet mee mag naar je vader. Het hof begrijpt dat jij daar last van hebt en het hof vindt het verdrietig voor jou dat de situatie nu zo is.
Het hof denkt dat het beter is dat jullie moeder nu voortaan alleen de beslissingen over jullie neemt. Dan kan zij ook zonder dat dit gedoe tussen je ouders geeft de hulp die jullie gaan krijgen van [E] regelen. Die hulp vindt het hof belangrijk. Voor jouzelf en ook om ervoor te zorgen dat je weer je vader kunt gaan zien. Die hulp is ook bedoeld voor je ouders. Zij moeten aan het werk om te leren op een goede manier met elkaar te kunnen praten en beslissen. En ze moeten aan het werk om er voor te zorgen dat je op een fijne manier bij je vader kunt zijn.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 18 april 2019, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en (in zoverre) opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de moeder tot beëindiging van het gezamenlijk gezag toe en belast de moeder alleen met het gezag over
- [de minderjarige1] , [in] 2007;
- [de minderjarige2] , [in] 2009;
- [de minderjarige3] , [in] 2011;
verklaart deze beschikking (tot zover) uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, M.P. den Hollander en J.G. Idsardi, bijgestaan door mr. H.B. Fortuyn als griffier, en is op 13 februari 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.