Uitspraak
1.[appellant1] Stichting,
de stichting,
[appellant2],
[appellanten] c.s.,
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De ontvankelijkheid van het appel
6.De beoordeling van de grieven en de vordering
eerste drie grievenkomen er in essentie op neer dat de kantonrechter ten onrechte in de hoofdzaak geen rekening heeft gehouden met het verweer dat [appellanten] c.s. in de voorlopige voorziening hebben gevoerd, namelijk dat [geïntimeerde] geen recht heeft op de volledige huur omdat na het vervangen van een slot van de bedrijfsruimte deze niet meer voor de stichting toegankelijk was.
‘gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden zijn tot stand gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij
’.
- de huur over de maanden augustus 2018 tot en met januari 2019, verminderd met de waarborgsom gelijk aan één maand huur, derhalve neerkomende op vijf maanden huur à € 1.950,- € 9.750,-
- zes maandboeten € 1.800,-
- de niet bestreden incassokosten