ECLI:NL:GHARL:2020:1632

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
200.250.118
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindarrest na onttrekking advocaat in civiele procedure

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is op 25 februari 2020 een eindarrest uitgesproken in hoger beroep. De zaak betreft een appellant die woonachtig is te [A] en die in hoger beroep is gegaan tegen twee geïntimeerden, eveneens woonachtig te [A]. De appellant werd vertegenwoordigd door mr. L. Bezoen, die zich echter aan de zaak heeft onttrokken. Dit leidde tot complicaties in de procedure, aangezien er geen nieuwe advocaat voor de appellant werd aangesteld. Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 10 december 2019 een getuigenverhoor bevolen, maar na de onttrekking van de advocaat kon de appellant geen proceshandelingen meer verrichten en kon hij het vereiste tegenbewijs niet leveren. Hierdoor heeft het hof de grieven van de appellant verworpen en het vonnis van de kantonrechter te Enschede van 21 augustus 2018 bekrachtigd. De kosten van het hoger beroep zijn aan de zijde van de geïntimeerden begroot op een totaalbedrag van € 726,- aan verschotten, € 759,- aan salaris voor de advocaat en € 131,- aan nakosten, vermeerderd met wettelijke rente. Het arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rolraadsheer en de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.250.118/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 6309738)
arrest van 25 februari 2020
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. L. Bezoen, kantoorhoudend te Enschede, die zich aan de zaak heeft onttrokken
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

wonende te [A] ,
hierna:
[geïntimeerde1],
2. [geïntimeerde2] ,
wonende te [A] ,
hierna:
[geïntimeerde2],
geïntimeerden,
hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerden] c.s.,
advocaat: mr. R. Pril, kantoorhoudend te Enschede.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 10 december 2019 hier over.
1.2
In dat tussenarrest is een getuigenverhoor bevolen. Op 7 januari 2020 is, na overleg met partijen, een datum voor dat verhoor bepaald op 26 februari 2020.
1.3
Bij brief van 13 januari 2020 heeft mr. Bezoen zich aan de zaak onttrokken. Dit is verwerkt op de rolzitting van 16 januari 2020. Daarna is de zaak naar de rolzitting van 4 februari 2020 verwezen voor het stellen van een nieuwe advocaat. Op die zitting heeft zich geen nieuwe advocaat voor [appellant] gesteld waarna [geïntimeerden] c.s. arrest hebben verzocht.
1.4
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald op de al eerder overgelegde stukken.

2.De verdere beoordeling van de grieven en de vordering

2.1
Bij het tussenarrest van 10 december 2019 heeft het hof [appellant] toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen het uit de borgovereenkomst/akte van borgstelling van 18 april 2016 voortvloeiende dwingende bewijs dat hij op dat moment de huurovereenkomst tussen [geïntimeerden] c.s. en [B] had gezien.
2.2
De advocaat van [appellant] heeft zich onttrokken en, nadat de zaak naar de rol is verwezen, heeft zich geen nieuwe advocaat voor hem gesteld. [appellant] had op dat moment nog geen getuigen aangezegd. [appellant] kan geen proceshandelingen meer verrichten, zodat hij het van hem verlangde tegenbewijs niet meer kan leveren. Daarmee staat vast wat het hof over de borgovereenkomst/ akte van borgstelling heeft overwogen omdat het daartegen opengestelde tegenbewijs niet is geleverd. Grief 2 faalt.
2.3
Omdat de beide eerste grieven geen doel treffen, faalt ook grief 3 die betrekking heeft op het dictum en de kostenveroordeling.
De slotsom
2.4
De grieven falen. Het hof zal het vonnis waarvan beroep bekrachtigen en [appellant] in de kosten van het hoger beroep veroordelen, aan de zijde van [geïntimeerden] c.s. te begroten op het van hen geheven griffierecht en op een bedrag voor het salaris van de advocaat, te begroten op 1 punt naar tarief I van het liquidatietarief. Ook de in de memorie van antwoord van 9 april 2019 gevorderde nakosten zijn voor toewijzing vatbaar zoals hierna is vermeld.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter te Enschede van 21 augustus 2018 (hersteld bij vonnissen van 25 september 2018 en 6 november 2018);
veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerden] c.s. begroot op:
€ 726,- aan verschotten
€ 759,- aan salaris voor de advocaat
€ 131,- aan nakosten, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 68,- in geval [appellant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Kuiper, W.F. Boele en P.S. Bakker, en is getekend door de rolraadsheer en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
25 februari 2020.