Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant1] ,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De beoordeling van het geschil in hoger beroep
3.De slotsom
980,00(1 punt x tarief € 980)
324,00
2.148,00(2 punten x tarief II)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een conflict tussen deeleigenaren en executoriaal beslagleggers met betrekking tot de opheffing van executoriale beslagen op een pand. De appellanten, [appellant1] en [appellant2], hebben in eerste aanleg verloren en zijn in hoger beroep gegaan tegen het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die de vordering van de geïntimeerde, [geïntimeerde], om de beslagen op te heffen, had toegewezen. De zaak betreft een vastgoedportefeuille die in gezamenlijk eigendom was van [geïntimeerde] en [D]. Na een juridische strijd over de verkoop van deze panden, heeft [geïntimeerde] het pand aan de [a-straat] verkocht aan [E]. De appellanten hebben executoriaal beslag gelegd op het pand en vorderen in hoger beroep dat de opheffing van deze beslagen onterecht was. Het hof oordeelt dat er onvoldoende spoedeisend en zwaarwegend belang was voor [geïntimeerde] om de beslagen op te heffen, en dat de appellanten gerechtigd zijn om hun beslagen te handhaven. Het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter en wijst de vorderingen van [geïntimeerde] af, waarbij het hof ook de proceskosten ten laste van [geïntimeerde] legt.