Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige], geboren in 2017, en de verzoeken van de ouders om de gecertificeerde instelling (GI) te vervangen. De ouders, de moeder en de vader, zijn in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, die op 15 juli 2019 de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige heeft verlengd tot 6 april 2020. De ouders hebben verschillende kansen gekregen om aan de voorwaarden te voldoen die gesteld zijn voor een eventuele terugplaatsing van de minderjarige, maar hebben deze kansen niet benut. Het hof oordeelt dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige, die sinds 24 augustus 2018 bij pleegouders woont. De ouders hebben verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en de verzoeken van de GI af te wijzen, maar het hof heeft deze verzoeken afgewezen en de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd. Het hof heeft ook geoordeeld dat de ouders niet-ontvankelijk zijn in hun verzoeken tot vervanging van de GI en tot bijwoning van bezoeken aan het consultatiebureau, huisarts en/of ziekenhuis, omdat hiertegen geen hoger beroep mogelijk is. De ouders worden aangespoord om aan zichzelf te werken en hulpverlening te accepteren om in de toekomst mogelijkheden voor contact met de minderjarige te creëren.