ECLI:NL:GHARL:2020:2289

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 maart 2020
Publicatiedatum
17 maart 2020
Zaaknummer
001406-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding en kostenvergoeding in strafzaak na inverzekeringstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 maart 2020 uitspraak gedaan op een verzoek van de verzoeker om schadevergoeding en kostenvergoeding ten laste van de Staat. De verzoeker, geboren in 1992 en woonachtig in [woonplaats], had een verzoekschrift ingediend waarin hij verzocht om een vergoeding van in totaal € 7.379,34 voor gemaakte kosten en geleden schade in verband met zijn inverzekeringstelling. Het hof heeft het verzoek behandeld in raadkamer op 3 maart 2020, waarbij de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker, mr. J. van Duijn, aanwezig waren.

Het hof oordeelde dat de reiskosten die verzoeker heeft moeten maken na zijn heenzending, evenals de kosten van rechtsbijstand, voor vergoeding in aanmerking komen. Het hof heeft vastgesteld dat verzoeker € 105,- toekomt voor de dag die hij in verzekering heeft doorgebracht, € 182,32 voor de reiskosten na heenzending, € 111,14 voor de reiskosten van het bijwonen van zittingen, en € 6.874,42 voor de kosten van rechtsbijstand. Daarnaast is er een bedrag van € 550,- toegewezen voor de kosten van indiening en behandeling van het verzoek.

In totaal kent het hof aan verzoeker een vergoeding toe van € 7.822,88, en wijst het overige verzoeken af. De griffier is opgedragen om het bedrag over te maken op de rekening van de Stichting Beheer Derdengelden BVD advocaten. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en de griffier en is op 17 maart 2020 ter openbare zitting uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004577-18
AV-nummer: 001406-19
Uitspraak d.d.: 17 maart 2020
Beslissing van de meervoudige raadkamer op het verzoek ex artikel 89 (oud) en artikel 591a (oud), thans artikel 533 en artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] ,
voor deze zaak woonplaats kiezende te [plaats] , aan het [adres] (postadres: [adres] ) ten kantore van zijn advocaat mr. A. Klaassen,
hierna te noemen verzoeker.
Procesgang
Bij een op 6 september 2019 door het hof ontvangen verzoekschrift, aangepast bij schrijven van 18 september 2019, vraagt verzoeker om een vergoeding ten laste van de Staat voor gemaakte kosten en/of geleden schade in een strafzaak tegen hem ten bedrage van
€ 7.379,34, zoals nader in het verzoekschrift (en hieronder) aangegeven. Voorts vraagt hij een vergoeding voor de gemaakte kosten voor de indiening van het verzoekschrift.
Het hof heeft het verzoek behandeld in raadkamer van 3 maart 2020, waarbij zijn gehoord de advocaat-generaal en mr. J. van Duijn, kantoorgenoot van voornoemde mr. A. Klaassen,
Beoordeling van het verzoek
Bij onherroepelijk arrest van dit hof van 13 juni 2019, parketnummer 21-004577-18, is de strafzaak tegen verzoeker geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel;
Verzoeker heeft gevraagd om een vergoeding ten laste van de Staat voor gemaakte kosten en/of geleden schade in een strafzaak tegen hem, te weten:
- € 105,- voor de dag die hij in verzekering op het politiebureau heeft doorgebracht;
- € 200,- voor de reiskosten na de heenzending (taxi station Zwolle - woonadres [woonplaats] );
- € 199,92 voor de reiskosten in verband met het bijwonen van de behandeling van de
strafzaak;
- € 6.874,42 voor de kosten van rechtsbijstand in eerste aanleg en in hoger beroep;
- € 280,- of € 550,- voor de kosten van indiening en behandeling van het verzoek.
Het hof acht gronden van billijkheid aanwezig om verzoeker een vergoeding toe te kennen voor de dag die hij in verzekering op het politiebureau heeft doorgebracht. Uitgaande van het gebruikelijk hiervoor gehanteerde tarief zal een bedrag van € 105,- worden toegekend.
Het hof is van oordeel dat de reiskosten die verzoeker heeft moeten maken om na zijn heenzending vanaf het politiebureau aan de Hooghoudtstraat te Groningen weer op zijn woonadres, destijds [adres] in [woonplaats] , te komen, kunnen worden aangemerkt als schade welke hij ten gevolge van ondergane inverzekeringstelling heeft geleden, zoals bedoeld in artikel 89 (oud), thans artikel 533 Sv. Met betrekking tot de vraag of vergoeding ook billijk is, acht het hof van belang dat uit het politiedossier in de strafzaak blijkt dat verzoeker zelf naar Groningen was gekomen (in verband met een vrijgezellenfeest van een vriend) en dus in beginsel op eigen kosten weer naar zijn woonadres in [woonplaats] zou zijn teruggereisd, maar dat hij op voormeld politiebureau eerst om 22.01 uur is heengezonden, en dus op een moment dat hij niet meer geheel met het openbaar vervoer op dat woonadres in [woonplaats] kon komen en daarom vanaf station Zwolle een taxi heeft moeten nemen. Onder deze omstandigheden acht het hof gronden van billijkheid aanwezig om verzoeker een vergoeding toe te kennen ter hoogte van de taxikosten minus de kosten van het openbaar vervoer vanaf station Zwolle naar het woonadres van verzoeker in [woonplaats] , derhalve (€ 200,- minus € 17,68 is) € 182,32. Het hof acht de aan verzoeker in rekening gebrachte taxikosten niet onredelijk hoog.
De reiskosten van verzoeker in verband met het bijwonen van de zitting van de politierechter te Groningen op 15 augustus 2018 en de zitting van het hof te Leeuwarden op 13 juni 2019 komen ook voor vergoeding in aanmerking. Deze reiskosten dienen overeenkomstig het Besluit tarieven in strafzaken 2003 te worden vergoed op basis van de reiskosten van het openbaar vervoer. Het hof ziet in hetgeen door en namens verzoeker is aangevoerd geen aanleiding om in afwijking hiervan een hoger bedrag aan reiskosten toe te kennen. Derhalve zal ter zake van deze reiskosten een bedrag van € 111,14 worden toegekend, te weten, de kosten per trein en bus van het (toenmalige) woonadres van verzoeker aan de [adres] te [woonplaats] naar de rechtbank in Groningen respectievelijk van de [woonadres] te [woonplaats] naar het hof in Leeuwarden v.v.
De door verzoeker gestelde kosten van rechtsbijstand zijn niet onredelijk hoog en zullen worden toegewezen zoals verzocht.
De kosten van indiening en behandeling van het verzoekschrift zullen worden toegewezen overeenkomstig de ter zake geldende uitgangspunten, en wel tot een bedrag van € 550,-.
Gelet op het voorgaande zal het hof aan verzoeker de navolgende vergoeding ten laste van de Staat toekennen:
  • 1 dag in verzekering op het politiebureau: € 105,00
  • Reiskosten na heenzending: € 182,32
  • Reiskosten bijwonen zittingen: € 111,14
  • Kosten van rechtsbijstand: € 6.874,42
  • Kosten indiening en behandeling verzoek:
Totaal € 7.822,88
BESLISSING
Het hof:
Kent toe aan verzoeker [verzoeker] een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van
€ 7.822,88 (zevenduizend achthonderdtweeëntwintig euro en achtentachtig cent).
Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Beveelt de griffier om bovenstaand bedrag over te maken op rekeningnummer [rekeningnummer] , ten name van Stichting Beheer Derdengelden BVD advocaten te [woonplaats] , onder vermelding van “ [verzoeker] /OM”.
Aldus gegeven door
mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. P.W.J. Sekeris, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.P.G.A. Arntz, griffier,
door de voorzitter en de griffier ondertekend en op 17 maart 2020 ter openbare zitting uitgesproken.