ECLI:NL:GHARL:2020:2795

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 april 2020
Publicatiedatum
7 april 2020
Zaaknummer
Wahv 200.253.192/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. De Witt
  • mr. Smeitink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake parkeerverbod in Arnhem met betrekking tot de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter inzake een parkeerboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een sanctie van € 90,- ontvangen voor het parkeren in strijd met een parkeerverbod op 10 oktober 2014 op de Bloemstraat in Arnhem. De betrokkene betwistte de sanctie en voerde aan dat zijn auto niet op de Bloemstraat stond, maar op de Oude Klarendalseweg, voor de garagedeur van dhr. [B], met diens toestemming. De advocaat-generaal concludeerde tot wijziging van de pleeglocatie en mogelijk wijziging van de feitcode.

Het hof oordeelde dat de plek waar de auto stond geparkeerd feitelijk voor het openbaar verkeer openstond, waardoor de verkeersregels van toepassing waren. De kantonrechter had terecht geoordeeld dat de locatie waar de auto stond, een voor het openbaar verkeer openstaande weg was. Het hof concludeerde dat de gedraging van de betrokkene in strijd was met het parkeerverbod, ongeacht de toestemming van dhr. [B]. Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter, verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond en wijzigde de beslissing van de officier van justitie, maar verklaarde het beroep voor het overige ongegrond.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.253.192/01
CJIB-nummer
: 185259722
Uitspraak d.d.
: 7 april 2020
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland van 26 oktober 2018, betreffende

[betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft - na terugwijzing van de zaak door het hof - het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het verloop van de procedure

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft daarop gereageerd.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 90,- voor: “parkeren in strijd met parkeerverbod/parkeerverbodszone”. Deze gedraging zou zijn verricht op 10 oktober 2014 om 15:18 uur op de Bloemstraat in Arnhem met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
2. De betrokkene voert in hoger beroep aan dat zijn auto niet geparkeerd stond aan de Bloemstraat, maar aan de Oude Klarendalseweg vóór de garagedeur bij nummer [1] , van het voormalige garagebedrijf van dhr. [B] . De auto stond daar met toestemming van dhr. [B] . Er is geen sprake van een voor het verkeer openstaande weg omdat dit stukje grond eigendom is van dhr. [B] . Ter onderbouwing is in hoger beroep een verklaring van dhr. [B] , wonende Oude Klarendalseweg [00-YY-YY] overgelegd. In reactie op het verweerschrift van de advocaat-generaal voert de betrokkene aan dat zijn auto op de inrit/uitrit/oprit van het voormalige garagebedrijf stond. Die inrit, destijds voorzien van een verlaagde stoeprand ten behoeve van het garagebedrijf, kan ook worden gebruikt door voetgangers, maar is bij gebreke van een aaneengesloten rij van hoge stoepranden geen trottoir als bedoeld in artikel 10 van het RVV 1990.
3. De advocaat-generaal concludeert tot wijziging van de pleeglocatie in Oude Klarendalseweg en eventueel tot wijziging van de feitcode in R315b “niet de rijbaan gebruiken”, of R397b “parkeren voor een in- of uitrit”. De sancties daarvoor bedragen eveneens € 90,-.
4. Het hof neemt op basis van het betoog van de betrokkene en de door hem overgelegde foto’s tot uitgangspunt dat het voertuig van de betrokkene feitelijk geparkeerd heeft gestaan op het met trottoirtegels bestrate gedeelte voor de garagedeuren bij nummer [1] aan de Oude Klarendalseweg, ter plaatse gelegen in de bocht waar de Bloemstraat over gaat in voornoemde weg. Dit gedeelte is, zo is op de foto’s te zien, op geen enkele wijze afgebakend of afgesloten. Er hangt wel een bord op de garagedeuren.
5. De kantonrechter is in zijn beslissing ingegaan op het argument dat het stukje grond waar de auto stond privé-terrein is. De kantonrechter heeft, mede gelet op de foto’s, terecht geoordeeld dat de plek waar de auto stond een voor het openbaar verkeer openstaande weg in de zin van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) betreft. Verkeersregels gelden alleen en kunnen alleen worden gehandhaafd op de openbare weg. Uit de rechtspraak volgt dat het betreffende stukje grond tot die openbare weg behoort zolang dit voor een ieder toegankelijk is en de toegang niet feitelijk en op kenbare wijze is belemmerd. Dat kan bijvoorbeeld door een hek of een slagboom, al dan niet in samenhang met de plaatsing van borden "verboden toegang" (vgl. de arresten van de Hoge Raad van 16 januari 2001, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:HR:2001:AA9494 en van 8 april 1997, LJN ZD0686 gepubliceerd in VR 1998, 2). Het enkel op de garagedeuren aanbrengen van het bord “verboden te parkeren” of “wegsleepregeling van toepassing” is daartoe onvoldoende, omdat dit de toegang tot de plaats waar de betrokkene zijn voertuig had geparkeerd niet verhindert.
6. Hetgeen is aangevoerd geeft geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant dat de locatie waar het voertuig van de betrokkene stond geparkeerd, feitelijk voor het openbaar verkeer openstond. Dit brengt mee dat de bij en krachtens de WVW 1994 geldende geboden en verboden aldaar onverkort gelden en gehandhaafd kunnen worden. Het brengt ook mee dat de betrokkene geen rechten kan ontlenen aan de toestemming die dhr. [B] hem heeft gegeven om daar af en toe voor korte tijd te parkeren.
7. Het zaakoverzicht vermeldt als toelichting van de ambtenaar dat bord E1 is geplaatst aan de zijde van de weg waar het voertuig stond geparkeerd. Artikel 65, derde lid, van het RVV 1990 bepaalt dat het parkeren van een voertuig in dat geval is toegestaan op de daartoe bestemde weggedeelten. Dit betreft een uitzondering op het parkeerverbod, zodat evident dient te zijn dat van een daartoe bestemd weggedeelte sprake is.
8. De betrokkene betwist niet dat ter plaatse een bord E1 gold. Een bord geldt voor het wegvak waarop het is geplaatst. De plek waar de auto stond bevindt zich in de bocht waar de Bloemstraat overgaat in Oude Klarendalseweg. Omdat de weg daar doorloopt, geldt een op de Bloemstraat geplaatst bord ook voor de bocht en het stuk Oude Klarendalseweg tot de eerstvolgende zijweg daarvan. Het hof is op basis van de foto’s van oordeel dat de plek waar zijn auto stond niet kan worden aangemerkt als een tot parkeren bestemd weggedeelte. Daarmee staat vast dat de gedraging is verricht, en wel op de Oude Klarendalseweg. Het hof zal de inleidende beschikking in die zin wijzigen. De betrokkene wordt daardoor niet in enig rechtens te respecteren belang geschaad. In het midden kan nu blijven of de door de betrokkene gebruikte plek ook als trottoir of inrit/uitrit kan worden gekwalificeerd.
9. Het hof dient vervolgens te beoordelen of er aanleiding bestaat om het opleggen van een sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen.
10. De betrokkene voert aan dat voetgangers uit beide richtingen hier altijd de bocht zullen afsnijden en dat er in Nederland duizenden van deze situaties zijn waar bewoners hun auto de stoep op kunnen rijden om te parkeren zonder dat het overige verkeer gehinderd wordt.
11. De wetgever heeft het opleggen van een sanctie als de onderhavige niet afhankelijk gesteld van het veroorzaken van hinder of gevaar. Het enkele handelen in strijd met het parkeerverbod kan het opleggen van de sanctie al rechtvaardigen. Hetgeen wordt aangevoerd geeft daarom geen aanleiding om van het opleggen van de sanctie af te zien of om het bedrag van de sanctie te matigen.
12. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk gegrond;
wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de inleidende beschikking in zoverre wordt gewijzigd, dat de pleeglocatie wordt vastgesteld op: Oude Klarendalseweg;
verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Smeitink als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.