Uitspraak
B+B,
Domus,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
“Op alle offertes, overeenkomsten en werkzaamheden zijn de algemene voorwaarden van B+B Personeelsdiensten Holding van toepassing.”
“Fee ter overname [A] , conform algemene voorwaarden”.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De vordering in hoger beroep
6.De beoordeling van de grieven en de vordering
grieven I tot en met Vkeren zich in samenhang bezien tegen het oordeel dat artikel 14 lid 3 van de ‘algemene voorwaarden B+B Holding B.V.’ nietig is.
Grief VIis gericht tegen haar veroordeling in de kosten van de procedure in reconventie en
grief VIIis als veeggrief tegen het dictum opgeworpen.
grief I, waarmee B+B aanvoert dat partijen via artikel 14 lid 3 van de algemene voorwaarden een redelijke vergoeding zijn overeengekomen, heeft Domus betoogd dat de door B+B bedoelde algemene voorwaarden niet van toepassing zijn. Daarnaast geldt dat ook indien één of meer van de door B+B opgeworpen grieven mochten slagen, de devolutieve werking van het hoger beroep meebrengt dat het eerder in eerste aanleg opgeworpen verweer van Domus over het niet van toepassing zijn van algemene voorwaarden opnieuw moet worden beoordeeld. Het hof ziet dan ook reden om eerst in te gaan op de vraag of de door B+B bedoelde algemene voorwaarden tussen partijen gelden.
‘sponsoring, adverteren, promotie en zichtbaarheid op social media om zo niet alleen arbeidskrachten aan te trekken maar ook om acquisitie te doen voor nieuwe opdrachten’.Afgaande op deze tekst betreft genoemd bedrag kennelijk een algemene post aan bedrijfskosten, die niet alleen ziet op het werven van arbeidskrachten maar ook op het werven van opdrachten van inleners. Nog daargelaten dat van B+B verwacht had mogen worden dat zij had uitgewerkt tot welk beloop dit bedrag aan de werving van [A] kon worden toegerekend, valt niet in te zien dat een inlener een vergoeding zou hebben te voldoen vanwege het feit dat hij eerder een opdracht aan B+B heeft verstrekt voor het ter beschikking stellen van een uitzendkracht. Zo bezien heeft B+B de redelijkheid van de bedongen vergoeding onvoldoende onderbouwd.
‘organisatie van salesmensen, planners, administratie, boekhouders en managers om alles in de lucht te houden.’Ook hier gaat het dus om niet om specifieke kosten die aan de werving en inzetbaarheid van [A] kunnen worden toegerekend. Hetzelfde geldt voor de door B+B gestelde investering aan tijd om met werknemers, en zo ook met [A] , het verloop van de werkzaamheden te bespreken, het door haar voor haar personeel organiseren van teamuitjes, borrels en barbecues en het verzenden van een kaartje bij ziekte en dergelijke. B+B heeft nog aangevoerd dat [A] tijdens zijn diensttijd bij B+B een aantal cursussen VCA heeft moeten volgen en dat B+B de kosten daarvan heeft moeten dragen, maar dat is enerzijds niet concreet gemaakt en met stukken onderbouwd en anderzijds door Domus gemotiveerd weersproken met de stelling dat het daarbij hooguit gaat om bedrag van € 57,50 voor de kosten van één VCA-examen, waarvan het behaalde certificaat vervolgens 10 jaar geldig is.