ECLI:NL:GHARL:2020:3500

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 mei 2020
Publicatiedatum
1 mei 2020
Zaaknummer
21-004006-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolging wegens medeplegen van mensenhandel ten aanzien van minderjarigen en medeplegen van witwassen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is vervolgd voor het medeplegen van mensenhandel ten aanzien van twee minderjarige slachtoffers en voor het medeplegen van witwassen. De feiten vonden plaats tussen 1 mei 2018 en 20 juni 2018, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte de slachtoffers heeft geholpen bij prostitutie. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en had de vordering van de benadeelde partij toegewezen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mensenhandel en witwassen, en dat er sprake was van een nauwe samenwerking met de medeverdachte. De verdachte had advertenties geplaatst, telefoontjes aangenomen en afspraken gemaakt voor de slachtoffers, die beiden minderjarig waren. Het hof legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van drie jaar. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen tot een bedrag van € 10.002,85, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004006-19
Uitspraak d.d.: 1 mei 2020
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 11 juli 2019 met parketnummer 18-850059-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
thans verblijvende in PI Overijssel, PIV HvB Zwolle te Zwolle.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 april 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte wegens de feiten 1, 2 en 3 primair tot gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van drie jaren en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De advocaat-generaal heeft voorts toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd tot een bedrag van tienduizend twee euro en vijfentachtig cent, te verhogen met de wettelijke rente en tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot dat bedrag. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte, door middel van een beeld- en geluidsverbinding met de penitentiaire inrichting, en haar raadsman, mr. W. Hendrickx, naar voren is gebracht.
Ten slotte heeft het hof acht geslagen op hetgeen door mr. M.M. de Boer namens de benadeelde partij via een telefoonverbinding naar voren heeft gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte wegens de feiten 1, 2 en 3 primair veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van drie jaren en met oplegging van bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft voorts de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van tienduizend twee euro en vijfentachtig cent, te verhogen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot dat bedrag.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van de volgende onderdelen van de tenlastelegging:
feit 1, onder A, eerste gedachtestreepje, waarin subonderdeel 2 van het eerste lid van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is verwoord, te weten het werven, vervoeren etc.;
feit 1, onder B, waarin subonderdeel 8 van het 1e lid van artikel 273f Sr is verwoord, te weten het voordeel trekken uit de seksuele handelingen van [slachtoffer] ;
feit 2, onder A, eerste gedachtestreepje, waarin subonderdeel 2 van het 1e lid van artikel 273f Sr is verwoord, te weten het werven, vervoeren etc.;
feit 2, onder B, waarin subonderdeel 8 van het 1e lid van artikel 273f Sr is verwoord, te weten het voordeel trekken uit de seksuele handelingen van [benadeelde partij ] .
Voor zover het door verdachte ingestelde hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak van deze onderdelen van het ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na aanvulling van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover in hoger beroep van belang - tenlastegelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 1 mei 2018 tot en met 20 juni 2018 te [plaats] en/of te [plaats] en/of te [plaats] en/of te [plaats] en/of te [plaats] , althans (elders) in het arrondissement Noord Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2001),
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen (sub 5°)
terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader(s):
  • die [slachtoffer] onderdak en/of eten verschaft, terwijl die [slachtoffer] was weggelopen uit een instelling en/of (aldus) bewerkstelligd dat die [slachtoffer] van haar, verdachte en/of haar mededader(s) afhankelijk was en/of
  • seks gehad met die [slachtoffer] en/of (vervolgens) gedreigd aan de moeder en/of familie van die [slachtoffer] te vertellen dat zij seks heeft gehad met een neger en/of
  • die [slachtoffer] mee uit eten genomen en/of een telefoon en/of (dure) kleding voor die [slachtoffer] gekocht en/of
  • die [slachtoffer] ondergebracht en/of laten verblijven in een woning om aldaar klanten voor prostitutie te ontvangen en/of
  • (een) advertentie(s) op de website www.speurders.nl gemaakt en/of geplaatst, waarin die [slachtoffer] zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling en/of
  • de telefoon opgenomen voor die [slachtoffer] en/of (vervolgens) afspraken gemaakt voor die [slachtoffer] met (potentiële) klanten voor prostitutie en/of
  • een hotelkamer geboekt voor die [slachtoffer] om klanten voor prostitutie te ontvangen en/of
  • die [slachtoffer] met de auto naar klanten voor prostitutie vervoerd en/of
  • die [slachtoffer] instructies en/of prijsafspraken gegeven voor afspraken met klanten voor prostitutie en/of
  • een (gedeelte) van het door die [slachtoffer] verdiende geld ingenomen en/of door die [slachtoffer] laten afstaan;
2.
zij in of omstreeks de periode van 1 mei 2018 tot en met 20 juni 2018 te [plaats] en/of te [plaats] en/of te [plaats] en/of te [plaats] en/of te [plaats] , althans (elders) in het arrondissement Noord Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten [benadeelde partij ] (geboren op [geboortedatum] 2000),
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [benadeelde partij ] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [benadeelde partij ] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen (sub 5°)
terwijl die [benadeelde partij ] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader(s):
  • die [benadeelde partij ] ondergebracht en/of laten verblijven in een woning om aldaar klanten voor prostitutie te ontvangen en/of
  • (een) advertentie(s) op de website www.speurders.nl gemaakt en/of geplaatst, waarin die [benadeelde partij ] zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling en/of
  • de telefoon opgenomen voor die [benadeelde partij ] en/of (vervolgens) afspraken gemaakt voor die [benadeelde partij ] met (potentiële) klanten voor prostitutie en/of
  • een hotelkamer geboekt voor die [benadeelde partij ] om klanten voor prostitutie te ontvangen en/of
  • die [benadeelde partij ] met de auto naar klanten voor prostitutie vervoerd en/of
  • die [benadeelde partij ] instructies gegeven voor afspraken met klanten voor prostitutie en/of
  • een (gedeelte) van het door die [benadeelde partij ] verdiende geld ingenomen en/of door die [benadeelde partij ] laten afstaan;
3. primair
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 9 oktober 2018, te [plaats] en/of te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een (aantal) voorwerp(en), te weten:
- ( (een) geldbedrag(en) van (in totaal) 25.743,29 euro, althans een hoeveelheid geld, (te weten contante stortingen op de bankrekening(en) ten name van haar, verdachte en/of haar zoon) heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van voornoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl zij wist dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
3. subsidiair
[medeverdachte 1] in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 8 oktober 2018, te [plaats] en/of te [plaats] , althans in Nederland, een (aantal) voorwerp(en), te weten: (een) geldbedrag(en) van (in totaal) 25.743,29 euro althans een hoeveelheid geld, (te weten contante stortingen op de bankrekening(en) ten name van haar, verdachte en/of haar zoon) heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van voornoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl die [medeverdachte 1] wist dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 8 oktober 2018, te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte 1] haar, verdachtes, bankrekening en/of de bankrekening van haar, verdachtes, zoon, ter beschikking te stellen voor het storten van voornoemd(e) geldbedrag(en).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Verweren in hoger beroep

De raadsman heeft op de terechtzitting in hoger beroep, op nader in zijn overgelegde pleitnota aangevoerde gronden, het verweer herhaald dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De gevoerde vrijspraakverweren komen
– zakelijk weergegeven – op het volgende neer:
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft te gelden dat [slachtoffer] en [benadeelde partij ] al voordat verdachte met hen in contact kwam in de prostitutie werkzaam waren, terwijl verdachte niet van enige afspraak tussen hen en de medeverdachte op de hoogte was. Daar komt bij dat verdachte slechts een reeds bestaande advertentie heeft aangepast. Bij het aannemen van de telefoon fungeerde verdachte, in opdracht van haar medeverdachte, slechts als doorgeefluik. De verdediging heeft over de feiten 1 en 2 ook bepleit dat verdachte in een zodanige positie verkeerde ten opzichte van haar partner, de medeverdachte in deze zaak, dat haar een beroep op overmacht toekomt.
Ten aanzien van feit 3 is de bankrekening van verdachtes zoontje ook de bankrekening van het zoontje van de medeverdachte [medeverdachte 1] , hij had daar als vader zeggenschap over. De bijschrijvingen op deze rekening en op de rekening van verdachte zelf kwamen voort uit geld, te weten ongeveer vijfduizend euro, dat door de medeverdachte in het casino was gewonnen en geld, te weten ongeveer negenduizend euro, dat verdachte zelf in de prostitutie had verdiend. Van het witwassen van die bedragen dient het hof verdachte dan ook vrij te spreken, aldus de raadsman.
Ten slotte heeft de raadsman zijn standpunt herhaald, dat – zakelijk weergegeven – de toevoeging van feit 3 in het kader van de aanvulling van de tenlastelegging op grond van het bepaalde in artikel 314a Sv onterecht is.
Het hof verenigt zich met de onderstaande overwegingen van de rechtbank houdende de selectie van de bewijsmiddelen en nadere overwegingen met betrekking tot de vaststelling van de feiten en het bewijs. Het hof is van oordeel dat de rechtbank ten aanzien van het bewijs en de, in hoger beroep herhaalde, verweren op goede gronden juist heeft geoordeeld en zal die overwegingen tot de zijne maken. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen en neemt
– voor zover hierna is vermeld en voor zover in hoger beroep van belang – de bewijsmotiveringen en de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen [1] uit het vonnis over. Daarnaast zal het hof hieronder nader ingaan op enkele in hoger beroep herhaalde verweren.
De rechtbank overwoog onder meer:

Oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 2: mensenhandel gepleegd ten opzichte van [slachtoffer] en [benadeelde partij ]
Vaststelling feiten
Op basis van de hierna op te nemen bewijsmiddelen (waaronder de verklaring van verdachte)
gaat de rechtbank uit van de volgende samengevatte gang van zaken.
[slachtoffer] en [benadeelde partij ] waren vriendinnen [2] en waren in mei 2018 beiden minderjarig [3] . [slachtoffer] was in mei 2018 weggelopen bij haar pleeggezin, waarna [slachtoffer] en [benadeelde partij ] in contact kwamen met [medeverdachte 1] , de toenmalige partner van verdachte. [slachtoffer] had geen huisvesting en [medeverdachte 1] verschafte haar eerst zelf onderdak in zijn woning in [plaats] [4] en bracht haar later in contact met [medeverdachte 2] , in wiens woning aan de [adres] in [plaats] [slachtoffer] een kamer kon huren. [slachtoffer] en [benadeelde partij ] hadden geld nodig en wilden wel prostitutiewerk doen. [medeverdachte 1] zag een kans om geld te verdienen en vroeg verdachte om seksadvertenties te maken voor [slachtoffer] en [benadeelde partij ] , hetgeen verdachte meerdere malen heeft gedaan. Verdachte nam ook de telefoon op als klanten belden om een afspraak te maken met [slachtoffer] of [benadeelde partij ] . De afspraken werden door verdachte of [medeverdachte 1] doorgegeven aan [slachtoffer] en [benadeelde partij ] . [medeverdachte 1] bracht [slachtoffer] en [benadeelde partij ] naar diverse seksafspraken. Verdachte reed wel eens mee. Ook ontvingen zowel [slachtoffer] als [benadeelde partij ] klanten in de woning waar [medeverdachte 1] [slachtoffer] had ondergebracht. [slachtoffer] en [benadeelde partij ] hebben in mei en juni 2018 in de prostitutie gewerkt. Op 3 juni 2018 werd [benadeelde partij ] betrapt tijdens een thuisprostitutiecontrole. Door verbalisanten werd de stem van verdachte herkend als de dame die de afspraak voor [benadeelde partij ] maakte.
[medeverdachte 1] had met [slachtoffer] en [benadeelde partij ] de afspraak gemaakt dat hij de helft van hun verdiensten zou ontvangen, hetgeen geschiedde. Van deze afspraak was verdachte op de hoogte.
Wetsgeschiedenis
De feiten 1 en 2 betreffen diverse sub-onderdelen van het delict mensenhandel, in het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) opgenomen onder artikel 273 f. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 273f (oud) Sr en de jurisprudentie volgt dat mensenhandel is gericht op uitbuiting. Bij de strafbaarstelling van mensenhandel staat het belang van het individu steeds voorop. Dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid. De in dit artikel opgenomen verboden gedragingen beïnvloeden de wil, waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat zij leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid, waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken. Dit gebrek aan een vrije keuze en afhankelijkheid komt nader tot uitdrukking in de verschillende bestanddelen van artikel 273f Sr, waarbij deze gedragingen alleen bestraft kunnen worden als ze zijn begaan onder omstandigheden waarbij (oogmerk van) uitbuiting kan worden verondersteld.
De sub-onderdelen 2, 5 en 8 van het eerste lid van artikel 273f Sr hebben blijkens de wetsgeschiedenis onder meer tot doel het beschermen van minderjarigen tegen prostitutie.
De achterliggende gedachte van de wetgever hierbij is dat een persoon die zich tot prostitutie laat brengen een beslissing neemt die verstrekkende gevolgen heeft. Een minderjarige wordt in het algemeen minder goed in staat geacht om dergelijke gevolgen te kunnen overzien en derhalve een weloverwogen keuze voor het werken in de prostitutie te maken.
In tegenstelling tot de subonderdelen met betrekking tot meerderjarigen vormen dwangmiddelen - zoals opgesomd in artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht - geen bestanddeel van de delictsomschrijving van de subonderdelen 2, 5 en 8. De wetgever gaat er blijkens de wetsgeschiedenis ten aanzien van minderjarige slachtoffers namelijk van uit dat er per definitie sprake is van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, hetgeen één van de in sub 1 genoemde dwangmiddelen ten aanzien van meerderjarigen is. Handelingen gericht op de prostitutie van minderjarigen worden door de wetgever dan ook aangemerkt als een aan mensenhandel gerelateerde vorm van uitbuiting.
Gelet op de hiervoor aangehaalde wetsgeschiedenis gaat het verweer van de verdediging inhoudende dat [slachtoffer] en [benadeelde partij ] zelf in de prostitutie wilden werken en dat geen sprake was van een beperking in de keuzevrijheid niet op, nu initiatief van en/of instemming door minderjarige slachtoffers niet in de weg staat aan een bewezenverklaring van sub-onderdelen 2, 5 en 8 van artikel 273f Sr.
[…]
Sub-onderdeel 5
Door er (samen met/in opdracht van [medeverdachte 1] ) voor te zorgen dat er seksadvertenties voor [slachtoffer] en [benadeelde partij ] werden geplaatst, dat de telefoon werd aangenomen, dat afspraken werden gemaakt met potentiële klanten en doorgegeven aan [slachtoffer] en [benadeelde partij ] , maakte verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig aan het onder sub-onderdeel 5 ten laste gelegde ertoe brengen zich beschikbaar te stellen voor seksuele handelingen met een derde. De rechtbank acht bij dit sub-onderdeel plegen in vereniging met [medeverdachte 1] bewezen. Er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, bestaande uit een gezamenlijke uitvoering waarbij verdachte naar het oordeel van de rechtbank een substantiële (intellectuele en materiële) bijdrage van voldoende gewicht had. Sterker nog, zonder de door verdachte gemaakte advertenties en afspraken zouden [slachtoffer] en [benadeelde partij ] niet voor de bewuste prostitutieafspraken beschikbaar zijn geweest. Dat [slachtoffer] en [benadeelde partij ] deze afspraken zelf zouden hebben gewild of zelfs geïnitieerd, doet hier niet aan af, gelet op hetgeen reeds overwogen omtrent de wetsgeschiedenis.
[…]
Feit 3
Naar aanleiding van het verzoek van de raadsman om de beslissing om de vordering ex art. 314a Sv toe te wijzen te herzien, wijst de rechtbank de raadsman er nogmaals op dat het toevoegen van een ander feit middels een vordering ex artikel 314a Sv conform vaste jurisprudentie is toegestaan zolang niet elk verband tussen feiten die overeenkomstig het bevel gevangenhouding of gevangenneming zijn opgenomen in de voorlopige tenlastelegging en het nieuwe feit ontbreekt. Nu niet elk verband tussen de mensenhandelfeiten en het witwassen ontbreekt, ziet de rechtbank geen enkele aanleiding haar eerdere beslissing te herzien.
De rechtbank overweegt dat uit het proces-verbaal deelonderzoek witwassen (opgenomen onder bewijsmiddel 12) volgt dat op een betaalrekening van verdachte in de periode van 16 februari tot en met 2 oktober 2018 26 contante geldstortingen werden gedaan met een totaalbedrag van € 13.226,61. Op de rekening van [naam zoontje] , het zoontje van verdachte en [medeverdachte 1] , werden in de periode van 4 januari tot en met 21 september 2018 35 contante geldstortingen gedaan met een totaalbedrag van € 12.516,68.
Verdachte heeft hierover verklaard (bewijsmiddel 6) dat het geld van alle stortingen op haar rekening en de rekening van hun zoontje afkomstig is van medeverdachte [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 1] heeft erkend dat hij alle contante stortingen op de rekening van hun zoontje heeft gedaan en dat hij ook contante stortingen op de rekening van verdachte heeft gedaan. Uit de bankoverschrijvingen en de verklaring van verdachte volgt dat verdachte in opdracht van [medeverdachte 1] vanaf haar rekening en de rekening van haar zoontje regelmatig geldbedragen overmaakte, met als omschrijving “ [medeverdachte 1] ”, de bijnaam van [medeverdachte 1] .
De rechtbank constateert dat het legale inkomen van [medeverdachte 1] in 2018 in totaal € 14.430,14 bedroeg. Nu de genoemde contante stortingen niet worden gedekt door legale inkomsten kan worden gesproken van onverklaarbaar vermogen. Daarnaast bestaat het vermoeden van criminele activiteiten; zowel uit de verklaring van verdachte (bewijsmiddel 6), [medeverdachte 1] zelf (bewijsmiddel 4) als uit getapte telefoongesprekken van [medeverdachte 1] (bewijsmiddel 2) kan worden afgeleid dat [medeverdachte 1] zich bezighield met drugshandel. Gelet hierop is sprake van een vermoeden van witwassen en mag van [medeverdachte 1] een verklaring omtrent de herkomst van het geld worden verlangd. [medeverdachte 1] heeft verklaard over een mogelijke alternatieve herkomst van het geld, namelijk dat hij inkomsten had uit het doorverkopen van auto’s, de verkoop van een nestje puppy’s en dat hij geld won in het casino, maar deze verklaringen zijn in onvoldoende mate gespecificeerd en te verifiëren. In het dossier bevindt zich weliswaar een brief met betalingsbewijzen van een casino waaruit blijkt dat [medeverdachte 1] regelmatig het casino verliet met geld (in totaal € 4.820,00), maar de rechtbank acht het ongeloofwaardig dat [medeverdachte 1] als frequent casinobezoeker enkel geld zou winnen. Bovendien dekt dit bedrag de contante stortingen bij lange na niet. Ook de niet nader gespecificeerde inkomsten uit doorverkoop van auto’s en verkoop van een nestje puppy’s zijn onvoldoende aannemelijk gemaakt en niet verifieerbaar en kunnen naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet dienen als verklaring van de legale herkomst van de inkomsten.”
Met betrekking tot de stelling van verdachte dat, naast een deel dat afkomstig is van de (gok)inkomsten van medeverdachte [medeverdachte 1] , het geld op de rekeningen van haar en haar zoontje te verklaren valt uit haar eigen inkomsten uit prostitutie, overweegt het hof het volgende.
Het zou daarbij gaan om een bedrag van negenduizend euro. Verdachte heeft over (de besteding van) haar eigen inkomsten uit prostitutie wisselend verklaard. Zo heeft zij in eerste instantie verklaard dat zij slechts een maand (augustus 2018) had gewerkt, later [5] verklaarde zij dat het veel vaker was geweest, maar dat zij niet meer wist hoeveel ze hiermee had verdiend. In die verklaring is zij er stellig over dat het door haar met prostitutiewerkzaamheden verdiende geld niet op (een) bankrekening(en) is gestort, maar dat zij dit geld altijd contant bij zich hield. Bij een latere gelegenheid heeft zij verklaard dat zij de inkomsten uit haar prostitutie gebruikte om een laptop en boeken voor school te betalen.
Nu de verklaringen over haar gestelde eigen werkzaamheden in de prostitutie en de inkomsten daaruit sterk wisselend zijn terwijl het gestelde op geen enkele wijze is onderbouwd, stelt het hof de stelling van verdachte omtrent deze inkomsten als onaannemelijk terzijde.
De rechtbank overwoog verder:
“Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat de gestorte contante bedragen afkomstig zijn uit enig eigen misdrijf van [medeverdachte 1] . Door niet alleen haar rekening en de rekening van haar zoontje beschikbaar te stellen voor het storten van van misdrijf afkomstige geldbedragen, maar door bovendien geldbedragen van genoemde rekeningen over te maken naar door verdachte te bepalen rekeningen van derden, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank een substantiële - zelfs onmisbare - rol bij het witwassen van deze geldbedragen gehad. De rechtbank ziet deze rol dan ook als die van medepleger, en niet als die van medeplichtige.
Dat het (voorwaardelijke) opzet van verdachte behalve op de handelingen zelf (het beschikbaar stellen en het overmaken) ook op het gronddelict (witwassen) zag, leidt de rechtbank onder meer af uit de eigen verklaring van verdachte (bewijsmiddel 6). Verdachte heeft immers verklaard dat [medeverdachte 1] zijn geld verdiende met drugs en dat ze telkens als zij een bedrag voor hem overmaakte, zijn (bij)naam erbij zette omdat ze dacht dat ze er misschien problemen mee zou krijgen.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen.

Bewijsmiddelen

De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

1. De door verdachte ter zitting van 27 juni 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:

Ik heb op verzoek van [medeverdachte 1] seksadvertenties voor op Speurders.nl gemaakt voor twee meisjes die hij had leren kennen. Het ging om [slachtoffer] en [benadeelde partij ] . Ik heb de telefoon wel eens opgenomen als klanten belden voor een afspraak met een van hen. Ik wist dat [medeverdachte 1] de helft van de verdiensten van de meisjes kreeg.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 oktober 2018, opgenomen op pagina 391 (map 1) van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NNRCCI8OI5-PALAZZO d.d. 25 januari 2019, inhoudend als relaas van verbalisanten:

Mij, verbalisant is ambtshalve bekend dat het 1-mei nummer [nummer] , in gebruik bij [medeverdachte 1] , onder andere gebruikt is in combinatie met het telefoonnummer [nummer] . Ambtshalve weet ik dat [medeverdachte 1] de roepnaam [medeverdachte 1] gebruikt. In de getapte gesprekken is daarom ook veelal gewerkt met deze naam.
Tapgesprek [nummer] op 21 aug. 2018
Beller .034 belt met gebelde .004 ( [medeverdachte 1] )
De beller wil 5 gram kopen van de gebelde. Uiteindelijk besluiten ze de 5 gr bij de gebelde op te halen. Kost 350 euro
Tapgesprek [nummer] op 22 aug. 2018
[medeverdachte 1] is N en [naam] is B.
N zegt dat hij zonet iets aan B had gegeven en dat deze er eentje uit moet halen omdat [naam] eraan komt. N zegt te weten hoeveel het is.
B: Een tientje?
N vraagt aan in het Papiamento aan iemand of deze vijfendertig euro heeft. Deze persoon zegt dat hij dertig heeft. N zegt tegen 13 dat [naam] dertig euro heeft, en dat het de laatste keer is. B vraagt of het 1 gram is en N beaamt dit. N zegt dat [naam] eraan komt.
Tapgesprek [nummer] op 29 aug. 2018
Beller [medeverdachte 1]
Gebelde = [naam] ( [medeverdachte 2] ) Stem herkend
[medeverdachte 1] = [naam] die jongen van gister moet nog een bolletje van 10 hebben. Hij is daar met, hij is daar met 10 minuten.
[naam] Over 10 minuten ok. Ik moet hem wel even maken weet je?
[medeverdachte 1] = Hoe bedoel je even, uhm, uhm, maar hoe bedoel je even maken?
[naam] = Ja, ik heb nog 3 gram liggen, moet ik daarvan uh een balletje maken?
[medeverdachte 1] = [naam] , elke gram dat je open maakt, je kan 5 balletjes maken. Elke gram dat je...

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 11 oktober 2018, opgenomen op pagina 781 (map 3) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :

V: [adres] ? Jij hebt die kamer geregeld?
A: Ik heb [slachtoffer] in contact gebracht met [medeverdachte 2] voor een kamer.
A: [slachtoffer] wilde werken in de prostitutie maar dat liep niet goed want ze had geen auto. Ze kwamen bij mij omdat ik een auto had. Ik zag een kans om wat geld te verdienen. Ik heb voor hen gereden.

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 17 december 20 18, opgenomen op pagina 884 e.v. (map 3) van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :

V: [verdachte] verklaarde dat jij aan het geld voor de contante geldstortingen kwam doordat je geld bij het casino gewonnen hebt. Maar ze verklaarde dat het geld ook kwam van andere dingen. Ze doelde daarbij op het dealen van drugs. Wil je daarop reageren?
A: Dat was in het begin.
A: Als [verdachte] iets voor mij moet betalen dan maak ik een foto van het bankpasje[…]
.
A: [slachtoffer] en [benadeelde partij ] ken ik sinds eind mei. Met [benadeelde partij ] heb ik zeker 1400 of 1500 euro gemaakt. Met [slachtoffer] had ik 700 of 800 euro. Dat is wat zij aan mij hebben gegeven.
V: Wat heb je met deze opbrengsten gedaan?
A: Ik heb drie paar schoenen gekocht en drie of vier spijkerbroeken gekocht en velgen voor mijn auto.
V: Hoe lang hebben [benadeelde partij ] en [slachtoffer] zich met jouw hulp geprostitueerd?
A: De laatste keer van [slachtoffer] was 15 juni 2018

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 11 oktober 2018, opgenomen op pagina 1034 e.v. (map 3) van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:

V: Wat is de rol van [medeverdachte 1] precies, zodat [slachtoffer] en [benadeelde partij ] in de prostitutie konden werken?
A: Hij heeft mij gevraagd om er een advertentie op te zetten.
V: In hoeverre wist je op het moment dat je de seksadvertentie maakte van [slachtoffer] en [benadeelde partij ] dat ze in de prostitutie wilden werken.
A: Dat zei [medeverdachte 1] tegen mij.
V: Jij hebt verklaard: “Bij de [naam] deden ze klanten ontvangen”. Wie bedoel jij met ze?
A: [benadeelde partij ] en [slachtoffer] . Wat ik van [medeverdachte 1] heb gehoord. En ik heb ook gezien dat ze de portiek naar binnen liepen.
V: Dus als wij jou goed begrijpen dan hadden [slachtoffer] en [benadeelde partij ] klanten met betrekking tot de prostitutie bij [medeverdachte 2] in de woning?
A: Ja, [medeverdachte 1] vertelt mij dat en dan ga ik daar ook vanuit.
V: Wat is de reden dat [slachtoffer] en [benadeelde partij ] het geld dat zij verdienen met prostitutiewerk moeten verdelen met [medeverdachte 1] ?
A:[…]
[medeverdachte 1] zei dat ze zo’n afspraak hadden gemaakt met elkaar.
V: Wij tonen een seksadvertentie (“Sexy jonge studente” op www.speurders.nl) en vragen jou daarop te reageren.
A: Volgens mij is deze die ik heb gebruikt voor [benadeelde partij ] .
V: Wie heeft deze aangemaakt?
A: Ikke.
V: Waarom wordt de naam [naam] gebruikt in deze advertentie?
A: Ook een verzonnen naam.
V: Wie heeft dit verzonnen?
A: Ik via internet.
V: Van wie is dat telefoonnummer [nummer] ?
A: Weet ik niet uit mijn hoofd. Als dit nummer bij deze advertentie staat dan is het ook een Lebara kaartje. Ik kreeg van [medeverdachte 1] twee Lebara simkaartjes voor die ik daar moest invullen.
V: Wij tonen jou nog een seksadvertentie (“Russische lady aanwezig”) en vragen jou daarop te reageren?
A: Deze was ook van [benadeelde partij ] .
V: Wie heeft deze aangemaakt?
A: ikke.
V: Van wie is het telefoonnummer [nummer] (gebruikt bij seksadvertentie “Russische lady aanwezig”)?
A: Ook een kaartje van Lebara die [medeverdachte 1] mij heeft gegeven. Ik heb twee of drie voor [benadeelde partij ] en ook twee of drie van [slachtoffer] . Die moest ik voor [medeverdachte 1] maken en dan kwam hij met de simkaartjes en zo.
V: Wij kunnen aantonen dat dit emailadres [emailadres] en jouw rekeningnummer zijn gebruikt bij het opwaarderen van dit telefoonnummer gebruikt bij seksadvertentie.
A: Oh, dat klopt wel. [medeverdachte 1] had nooit beltegoed. Hij heeft wel geld maar zegt dan toch tegen mij dat ik het moet opwaarderen.
V: Wij tonen nog een seksadvertentie (“Arabisch genot” op www.speurders.nl) en vragen jou daarop te reageren.
A: Die is van [slachtoffer] . Ook foto’s van internet geplukt.
V: Wie heeft deze aangemaakt?
A: Ik ook. Omdat [medeverdachte 1] zei dat dit moest.
V: Waarom wordt de naam [naam] gebruikt in deze advertentie?
A: Ook weer een nepnaam. Dat hoort [slachtoffer] te zijn. Dat is haar fictieve naam.

6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 8 januari 2019, opgenomen op pagina 1144 e.v. (map 3) van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:

V: Waar verdient [medeverdachte 1] zijn geld dan mee?
A: Drugs.
0: Bij elkaar opgeteld, als het gaat om de betaalrekening en de kinderrekening bij de ING, gaat het om een totaal bijgeschreven bedrag over de periode van 1 januari 2018 t/m 22 oktober 2018 van maar liefst € 75.760,06.
A: Ja, ik had niet verwacht dat hij zoveel geld had gestort op deze rekeningen. Hij stort het of ik moet het storten van hem en dan moet ik het overmaken naar iemand anders.
0: Wij willen jou confronteren met een aantal opvallende onderzoeksresultaten. Deze bedragen zijn fors en komen zeker niet overeen met de van jou bekende legale inkomsten over 2018. Voel jij je verantwoordelijk voor datgene wat op de betaalrekening en de kinderrekening gebeurde?
A: Nee, [medeverdachte 1] stort het op mijn rekening en zegt dan dat er niets gebeurt en ik moet het dan overmaken voor hem. Ik dacht dat ik er misschien problemen mee zou krijgen en daarom zette ik iedere keer zijn naam erbij.

7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 19 oktober 2018, opgenomen op pagina 1278 e.v. (map 4) van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [benadeelde partij ] :

V: We hebben twee keer eerder met je gesproken en in deze gesprekken gaf je aan dat je niet in de prostitutie had gewerkt en dat je de personen, die wij je toonden op een foto, niet herkende. Van twee personen zei je dat dit vrienden waren van [slachtoffer] . Daar bedoelde je [verdachte] en [medeverdachte 1] mee. Klopt dit.
A: Klopt.
V: Weet je nog ongeveer in welke periode je in de prostitutie hebt gewerkt samen met [slachtoffer] .
A: Toen [slachtoffer] was weggelopen. Twee weken later of zo. [slachtoffer] was weggelopen en zij had geld nodig. Ze had aan hem gevraagd of [medeverdachte 1] klanten voor haar kon regelen.
V: Hoe wist [medeverdachte 1] haar leeftijd. Hij wist dat ze minderjarig was.
A: Omdat [slachtoffer] dit tegen [medeverdachte 1] had gezegd.
V: Wat heeft [slachtoffer] over haar eerste klant verteld.
A: Dat het bij [medeverdachte 1] thuis was. Bij zijn andere huis in [plaats] (de rechtbank begrijpt: [plaats] ) en dat die man haar meer geld had gegeven. Ja, ze had moeten delen met [medeverdachte 1] zeg maar.
V: Wanneer was [slachtoffer] weggelopen.
A: Dat was in mei dit jaar.
V: Dan hoor je haar verhaal van de eerste klant.
A: Toen liet ze haar geld zien. Ik had geen geld en toen dacht ik: Ik wil het ook doen.
A: Toen zei [slachtoffer] dat we het wel samen kunnen doen. Ze ging toen naar [medeverdachte 1] en vertelde hem dat ik het al een tijdje in de prostitutie werkte. Dit klopte niet.
A: Daarna vroeg [medeverdachte 1] mij wat dingen. (..)
A: [medeverdachte 1] zei dat hij klanten voor mij kon regelen maar dan moesten we het geld wel verdelen. En toen had hij een advertentie. [medeverdachte 1] heeft het via zijn vriendin [verdachte] geregeld. [slachtoffer] vroeg dit aan [medeverdachte 1] .
V: Heb jij contact gehad met [verdachte] .
A:[…]
zij zat wel altijd in de auto en [verdachte] nam de telefoon op en sprak met de klanten.
V: Waarom spraken jullie niet met de klanten.
A: Hebben we ook wel eens gedaan maar de telefoon was gewoon altijd bij hun.
V: Wat waren de geldafspraken.
A: Gewoon fifty/fifty. Als jij honderd zou verdienen dan vijftig.
V: Die advertentie wordt geregeld via [verdachte] . Jij zei: [verdachte] bedenkt de tekst. Maar er staat ook altijd tekst, wat je leuk vindt, wat je doet.
A: Dat had zij zelf gedaan.
V: Was er met je afgesproken wat jullie wel of niet zouden doen met de klanten.
A: [slachtoffer] woonde bij hun in de straat en als er een klant was dan belden ze mij of [slachtoffer] en als ik werd gebeld dan vroeg ik wat de bedoeling was. Soms belden ze mij en zeiden bv de klant wil dit of dat en dan wilde ze weten of ik dit goed vond.
V: Nou is er een klant voor jou. Hoe gaat dit dan verder.
A: Dan haalt [medeverdachte 1] mij op en brengt mij naar de klant. Als het buiten [plaats] is dan wacht hij op mij en als het binnen [plaats] is dan gaat hij even weg.
V: Hoe weet [medeverdachte 1] dat je klaar bent met de klant.
A: Omdat hij de tijd bijhoudt. Zodra dat ik binnen ben dan stuur ik een appje en dan gaat de tijd in.
V: Wat is de rol van [verdachte] .
A: Ze ging gewoon mee, ze nam de telefoon op en ze plaatste de advertenties.
V: Wat weet jij van de [adres] .
A: Dat [slachtoffer] daar woonde en dat zij daar klanten had ontvangen. Ja, ik ook allebei.
V: Weet je nog waar je allemaal bent geweest.
A: [plaats] en [plaats] , [plaats] één keer maar toen zei hij tegen mij dat ik niet degene was die op de advertentie stond.
V: En zegt jou [plaats] iets, een grote villa met riet op het dak.
A: Ja, dat komt mij wel bekend voor.
V: Ben je wel eens in van der Valk geweest in [plaats] . Hij heeft je herkend.
A: Ja, dat klopt maar die had pillen en drank op. Dat was twee uurtjes maar daar heb ik niks mee gedaan.

8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 november 2018, opgenomen op pagina 1345 e.v. (map 4) van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:

Er is onderzoek gedaan naar 2 minderjarige meisjes die werkzaam zijn geweest binnen de prostitutie, te weten [benadeelde partij ] , geboren [geboortedatum] 2000 en [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] 2001. Op 3 juni 2018 werd door de toezichthouders een prostitutiecontrole uitgevoerd.
Gedurende deze prostitutiecontrole is door de toezichthouders telefonisch gereageerd op de seksadvertentie “Sexy jonge studente” op de website www.speurders.nl. In deze advertentie werd het telefoonnummer [nummer] gebruikt en bood zich een vrouw aan voor seksuele diensten, onder de naam “ [naam] ”.
Gedurende het telefonisch contact van “ [naam] ” met telefoonnummer [nummer] , omtrent de bovengenoemde advertentie is het geluid van deze gesprekken opgenomen. De toezichthouder heeft meerdere gesprekken gevoerd met een vrouw die zichzelf uitgaf voor “ [naam] ”. In de seksafspraak die in eerste instantie getracht werd te maken, werd door “ [naam] ” het adres [adres] voorgesteld als ontmoetingsadres. Uit ons onderzoek is gebleken dat zowel [verdachte] , als [benadeelde partij ] en [slachtoffer] op dit adres prostitutiewerkzaamheden hebben verricht. Enige tijd later werd de toezichthouder teruggebeld door “ [naam] ”. “ [naam] ” vertelde dat het handiger was om naar haar studio te komen, het adres [adres] . De toezichthouders controleerden het genoemde adres en daaruit bleek dat [benadeelde partij ] daar ingeschreven stond en minderjarig was op het moment dat deze seksafspraak gemaakt werd.
Op het moment dat toezichthouder “ [naam] ” een ontmoeting op straat had met “ [naam] ” in de nabijheid van de woning aan de [adres] , stelde een vrouw zich voor als “ [naam] ”, die later [benadeelde partij ] bleek te zijn. “ [naam] ” heeft vervolgens nogmaals het telefoonnummer [nummer] van “ [naam] ” gebeld. “ [naam] ” hoorde dat de telefoon overging en werd opgenomen. “ [naam] ” hoorde en zag dat de telefoon niet overging in de studio waarin [benadeelde partij ] en de toezichthouders zich bevonden.
Hieruit is gebleken dat in ieder geval een tweetal personen, te weten [benadeelde partij ] en [verdachte] zich voordeden als “ [naam] ”. Uit het rapport van de toezichthouders is gebleken dat de stem van [benadeelde partij ] niet overeen kwam met de stem van diegene waar zij telefonisch via [nummer] contact mee op hadden genomen. Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [nummer] , behorende bij de seksadvertentie “Sexy jonge studente” is gebleken dat op 3 juni 2018 contact is geweest met dit telefoonnummer [nummer] . Nadat wij onderstaand gesprek hebben beluisterd, herkenden wij de vrouwelijke stem van de verdachte [verdachte] ( [verdachte] ). [verdachte] geeft zich in dit onderstaande gesprek uit voor “ [naam] ”.

9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 20 juni 2018, opgenomen op pagina 1754 ex. (map 5) van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van 1. [slachtoffer] :

V: Misschien is het handig dat je aangeeft wanneer het begonnen is.
A: In de eerste week dat ik was weg gelopen, de tweede, eerste week daarvan.
V: Weet je nog wanneer je weggelopen was.
A: Een maand geleden. In mei.
A: [naam] bracht hij mij in contact met [medeverdachte 1] , en ik had [medeverdachte 1] verteld “ja, ik ben weggelopen, ik heb dit niet, ik heb dat niet, toen heeft hij mij een huis aangeboden. Zijn eigen huis. Vlakbij [plaats] . (de rechtbank begrijpt: [plaats] )
A: En toen ging ik eerst een nachtje slapen bij [benadeelde partij ] , en toen kwam ik in contact met hem, en toen had hij een kamertje voor mij geregeld aan [adres] en zo begon al die drama.
A: Er was best wel veel politie bij [benadeelde partij ] gekomen, waardoor het onveilig werd.
V: En toen heeft die voor iets anders gezorgd, je zegt net [adres] .
A: Ja, anders moet hij elke keer van [plaats] naar [plaats] , [plaats] , om hele tijd klanten te brengen, dus hij koos om in de buurt te blijven.
A: Dus als klanten hem bellen, hij kon gelijk ophalen, konden we gelijk gaan.
A: Hij heeft mij mee uit genomen, gingen we uit eten. Gingen we naar de Hunkemöller. Ik heb daar van alles gekocht en heb daar € 240 uit gegeven. En ik heb nieuwe schoenen gehad.
V: Wat? Ging je daar kopen?
A: Bh’s, strings, ik kon alles halen wat ik wilde. En toen mocht ik voor 200, toen heb ik dingen gekocht voor € 240. Bij de Hunkemöller. Toen heb ik een telefoon gehad, en heb ik schoenen van € 190 gehad.
V: En wie betaalde dat?
A: Hij!
V: Maar wat je nu vertelt, dat je ook klanten had, hoe komt dat dan?
A: Hij heeft mij op Speurders gezet.
V: Hoe komt zon advertentie tot stand?
A: Zijn vrouw heeft die gemaakt. Hij en zijn vrouw doen het samen. En als er wordt gebeld, neemt zijn vrouw de telefoontjes op en zij speelt dan ons. En dan maakt ze afspraakjes. Zij praat de prijs en zo over met hun. En dan vertelt ze “dit is de prijs en je moet dit en dat doen” en ze brengen me. Soms is ze in de auto en soms niet.
A: Ze heet [verdachte] . Door [medeverdachte 1] heb ik haar leren kennen.
V: Mocht jij er ook nog wat van vinden?
A: Niet.
V: Heb je wel bijvoorbeeld, gezegd van “ik wil dit niet”?
A: Nooit, nooit in grote lijnen. Ik heb gezegd “ [medeverdachte 1] ik twijfel echt hierover” dat heb ik wel gezegd. Maar “ [medeverdachte 1] ga weg, ik wil niet” niet. Nooit, [benadeelde partij ] heel vaak, [benadeelde partij ] heb het heel vaak gezegd “ik wil niet meer” heel vaak.
V: Hij wist dat je voortvluchtig was?
A: Ja.
V: Je noemt een woning, [adres] , weet je het huisnummer nog?
A: [nummer] .
V: Wie hoorde daar officieel te wonen?
A: [medeverdachte 2] .
A: Soms had ik klanten, was zij ( [benadeelde partij ] ) thuis, soms had zij klanten, was ik thuis. En soms hadden we gewoon tegelijk, en soms hadden we ook samen dezelfde klant. Een trio.
V: En die klanten van [benadeelde partij ] , wie regelde dat?
A: Hij, [benadeelde partij ] had haar eigen advertentie. We hadden meerdere advertenties staan, we hadden heel veel eigenlijk, het werd ook elke keer opnieuw gemaakt.
V: Die telefoonnummers, hoe zat dat dan?
A: Dat waren wel onze eigen telefoons. En die had [verdachte] in bezit, twee en die heeft zij gewoon geregeld en dan hadden we gewoon onze nummers, van die advertenties op onze telefoons, dus als iemand belt, nam [verdachte] op, op allebei de telefoons.
A: En dan willen we ontspannen met ons tweeën, we willen gewoon wat doen. Komen we aan in de stad, staan we voor die lounge, tring tring [medeverdachte 1] “we komen je halen. Dat was zo fucked up hè?
V: Moest je weer werken?
A: Ja. Dat was echt, wat ik en [benadeelde partij ] echt haatten.
V: Je kan toch ook zeggen “dat doe ik niet’.
A: Dan wordt die boos, hebben we ook vaker gedaan?
A: Dat kost, ja, hij krijgt zijn geld niet.
V: Jij zegt “we zitten te eten en de telefoon die gaat”.
A: Van mijn telefoon, die gaat af, [verdachte] belt, die zegt “luister klant komt eraan” of [medeverdachte 1] belt “klant komt er aan”. Dan halen ze ons op.

10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 27 juni 2018, opgenomen op pagina 1799 e.v. (map 5) van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :

A: [verdachte] deed alleen telefoontjes opnemen en onze advertentie zetten.
V: Je zegt, je bent ook vaak bij [verdachte] geweest hè.
A: Ja. Ze kookte gewoon en wij aten heel vaak mee.
V: Ja maar zij wilde ook dat jullie de tijd gingen rekken met de klanten.. Toch?
A: Ja, klopt.
V: En als er nou verlengd moet worden? Met nog meer tijd?
A Dan kan het, maar dan moet je [medeverdachte 1] of [verdachte] app’en van hee, het duurt nog zo en zo lang.
V: In principe waren jullie aan de [adres] .
A: Ja. Nummer [nummer] . [verdachte] zat vijf portieken verder.
V: Want daar kwamen ook klanten hè?
A: Ja. Ten minste in die woning [nummer] .
A: We zijn ook in hotels geweest.
A: [benadeelde partij ] moest naar Van der Valk een keer. En ik moest naar een hotel, twee hotels.
V: Maar het boeken van het hotel, wie deed dat?
A: [naam] (fon). Een neef van [medeverdachte 1] . Of [medeverdachte 1] zelf.
V: Heeft [verdachte] ook wel geboekt?
A: Ja.
A: Als ze bellen, als ze vragen “is dat mogelijk?” [verdachte] zegt op alles “ja”.
V: Maar waar ontving [benadeelde partij ] ?
A: Daar, in dat huisje van mij, op [nummer] .

11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 9 juli 2018, opgenomen op pagina 1828 e.v. (map 5) van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :

V: Je hebt je best gedaan om iemand, een klant aan te wijzen in [plaats] . Die klant in [plaats] was twee keer geweest.
A: Ja een keer met [benadeelde partij ] en een keer alleen in de avond.

12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van deelonderzoek witwassen d.d. 21 januari 2019, opgenomen op pagina 2017 (map 5) e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):

Totaal ontving [medeverdachte 1] in 2018 aan legaal bekende inkomsten € 14.430,14.
[verdachte] beschikte over een vijftal bankrekeningen. Totaal ontving [verdachte] over de periode van 1 januari 2018 t/m 23 oktober 2018 aan legaal bekende inkomsten € 24.264,30.
- Bijschrijvingen betaalrekening [bankrekeningnummer] [verdachte]

Op de betaalrekening van de ING Bank ( [bankrekeningnummer] ) was voorts te zien dat er in de periode van 1 januari t/m 22 oktober 2018 totaal € 50.671.76 werd bijgeschreven.

- Bijschrijvingen kinderrekening [bankrekeningnummer] [naam zoontje]

Op de kinderrekening van de ING bank ( [bankrekeningnummer] ) bank was te zien dat er in de periode van 1 januari t/m 28 september 2018 totaal € 25.088.30 werd bijgeschreven.

- Totaal bijschrijvingen ING

Uit voornoemd gerelateerde feiten is gebleken dat er in 2018 op de rekeningen van de ING over de periode van 1 januari t/m 22 oktober 2018 totaal € 75.760,06 werd bijgeschreven, terwijl de legaal bekende inkomsten over de onderzoeksperiode totaal € 24.264,30 bedroegen.

- Verschil bekende legale inkomsten en totaal aantal bijschrijvingen

Het verschil tussen de legaal bekende inkomsten van [verdachte] (€ 24.264,30) en het totaal aantal bijschrijvingen (€ 75.760,06) betreft volgens deze berekening totaal € 51.495,76.

- Contante geldstortingen rekeningen [verdachte]
Een belangrijk deel van de voornoemde bijschrijvingen werd echter veroorzaakt door contante geldstortingen op de beide rekeningen van de ING Bank. Op de betaalrekening [bankrekeningnummer] was namelijk te zien dat er in de periode van 16 februari t/m 2 oktober 2018 zesentwintig transacties (contante geldstortingen) plaatsvonden totaal € 13.226.61. Op de kinderrekening [bankrekeningnummer] was te zien dat er in de periode van 4 januari t/m 21 september 2018 vijfendertig transacties (contante geldstortingen) plaatsvonden totaal € 12.516,68.
Gelet op voornoemde bevindingen werd er op beide rekeningen totaal € 25.743,29 aan contant geld gestort.
Het hof overweegt verder nog het volgende.
Verdachte heeft – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat het voor haar niet mogelijk was om niet aan de wensen van haar medeverdachte [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) te voldoen, zodat zij telkens heeft gedaan wat hij van haar vroeg of haar opdroeg, ook als zij dat zelf niet wilde. Zij heeft voorts verklaard dat zij hem niet kon tegenspreken en dat het is voorgekomen dat [medeverdachte 1] haar mishandelde.
De raadsman heeft naar aanleiding hiervan op de terechtzitting van het hof opgemerkt dat hij in het vonnis geen reactie van de rechtbank ziet op de door verdachte gestelde overmacht en dat hiernaar geen onderzoek is gedaan.
Voor zover het door de verdachte gestelde, in combinatie met het door de raadsman opgemerkte, moet worden opgevat als een beroep op overmacht, verwerpt het hof dit verweer nu het onvoldoende is onderbouwd, terwijl uit het dossier en met name bovenstaande bewijsmiddelen geenszins blijkt van zodanige fysieke of psychische druk gedurende de ten laste gelegde periode, uitgeoefend door [medeverdachte 1] jegens verdachte, dat in redelijkheid van haar niet gevergd kon worden dat zij de door haarzelf verrichte handelingen zou nalaten.
De raadsman heeft het verweer herhaald – zakelijk weergegeven – dat de handelingen van verdachte slechts op zodanige wijze hebben bijgedragen aan het ten laste gelegde gebeuren dat ten hoogste kan worden gesproken van medeplichtigheid daaraan door verdachte. De handelingen van verdachte, voor zover die kunnen worden bewezen, bestaan volgens de raadsman slechts uit het plaatsen en een beetje opleuken van reeds bestaande advertenties en het zo nu en dan opnemen van een telefoon. Haar handelingen zijn van zodanig gering gewicht dat een veroordeling wegens medeplegen niet mogelijk is.
Met betrekking tot dit in hoger beroep herhaalde verweer ten aanzien van het medeplegen overweegt het hof, naast de hiervoor overgenomen overweging van de rechtbank op dit punt, nog het volgende. De omstandigheid dat [slachtoffer] en [benadeelde partij ] mogelijk vanuit zichzelf het plan hadden opgevat om werkzaamheden in de prostitutie te gaan uitvoeren maakt niet dat de impact van de handelingen van verdachte minder groot wordt. Zoals door de raadsman aangevoerd, lukte het [slachtoffer] en [benadeelde partij ] niet om een advertentie op de door hen gewenste plek op het internet te plaatsen. Ook medeverdachte [medeverdachte 1] kon, volgens de raadsman, niet het gewenste resultaat bewerkstelligen. Pas nadat verdachte zich ermee had bemoeid door niet alleen de advertenties tekstueel op te maken, namen te verzinnen en een telefoonnummer te vermelden nadat zij daartoe een Lebara telefoonkaart had geregistreerd, maar ook die advertentie op de juiste plek op het internet te plaatsen, konden [slachtoffer] en [benadeelde partij ] hun werkzaamheden als prostituee aanvangen. Daarna heeft verdachte op meerdere momenten wederom advertenties geplaatst, of deze op een gunstiger plek geplaatst voor [slachtoffer] en [benadeelde partij ] , met deels andere - wederom door haar verzonnen - namen en teksten. De handelingen van verdachte waren dan ook van doorslaggevend belang.
Het hof volgt de raadsman evenmin in zijn stelling ten aanzien van het enkele opnemen van de telefoons voor [slachtoffer] en [benadeelde partij ] . Dit verweer mist feitelijke grondslag. Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen komt immers niet alleen vast te staan dat verdachte een van degenen was die ten behoeve van de werkzaamheden van [slachtoffer] en [benadeelde partij ] in elk geval regelmatig de telefoons beantwoordde, maar zij deed dit ook onder gebruikmaking van en zich voordoend als de gefingeerde naam die door middel van de geplaatste advertenties bij het betreffende telefoonnummer hoorde. Verder komt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast te staan dat zij daarbij met de potentiële klanten afspraken maakte over de te verrichten werkzaamheden en de te betalen prijs daarvoor. De omstandigheid dat de telefoons ook door (een) ander(en) werden beantwoord maakt dit niet anders.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
zij in de periode van 1 mei 2018 tot en met 20 juni 2018 in het arrondissement Noord- Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
een ander, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2001), ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] telkens enige handeling heeft ondernomen waarvan verdachte en verdachtes mededader wisten of redelijkerwijs moesten vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen (sub 5°)
terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader:
- die [slachtoffer] onderdak verschaft, terwijl die [slachtoffer] was weggelopen en aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer] van haar, verdachte en haar mededader afhankelijk was en
- een telefoon en dure kleding voor die [slachtoffer] gekocht en
- die [slachtoffer] ondergebracht en laten verblijven in een woning om aldaar klanten voor prostitutie te ontvangen en
- advertenties op de website www.speurders.nl gemaakt en geplaatst, waarin die [slachtoffer] zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling en
- de telefoon opgenomen voor die [slachtoffer] en vervolgens afspraken gemaakt voor die [slachtoffer] met potentiële klanten voor prostitutie en
- een hotelkamer geboekt voor die [slachtoffer] om klanten voor prostitutie te ontvangen en
- die [slachtoffer] met de auto naar klanten voor prostitutie vervoerd en
- die [slachtoffer] instructies en prijsafspraken gegeven voor afspraken met klanten voor prostitutie;
2.
zij in de periode van 1 mei 2018 tot en met 20 juni 2018 in het arrondissement Noord- Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
een ander of anderen, te weten [benadeelde partij ] (geboren op [geboortedatum] 2000), ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [benadeelde partij ] telkens enige handeling heeft ondernomen waarvan verdachte en verdachtes mededader wisten of redelijkerwijs moesten vermoeden dat die [benadeelde partij ] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen (sub 5°),
terwijl die [benadeelde partij ] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
immers heeft zij, verdachte en haar mededader:
- die [benadeelde partij ] ondergebracht en laten verblijven in een woning om aldaar klanten voor prostitutie te ontvangen en
- advertenties op de website www.speurders.nl gemaakt en geplaatst, waarin die [benadeelde partij ] zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling en
- de telefoon opgenomen voor die [benadeelde partij ] en vervolgens afspraken gemaakt voor die [benadeelde partij ] met potentiële klanten voor prostitutie en
- een hotelkamer geboekt voor die [benadeelde partij ] om klanten voor prostitutie te ontvangen en
- die [benadeelde partij ] met de auto naar klanten voor prostitutie vervoerd en
- die [benadeelde partij ] instructies gegeven voor afspraken met klanten voor prostitutie;
3. primair
zij in de periode van 1 januari 2018 tot en met 9 oktober 2018, te [plaats] en te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag van in totaal 25.743,29 euro, te weten contante stortingen op de bankrekeningen ten name van haar, verdachte, en haar zoon heeft verworven, voorhanden gehad en overgedragen, terwijl zij wist dat die geldbedragen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert telkens op:
mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie het in artikel 273f, eerste lid onder 5° van het Wetboek van Strafrecht omschreven feit wordt gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met haar medeverdachte gedurende een periode van ongeveer anderhalve maand schuldig gemaakt aan mensenhandel. Verdachte en haar medeverdachte hebben ervoor gezorgd dat [slachtoffer] en [benadeelde partij ] beiden 17 jaar oud, waarbij [slachtoffer] juist was weggelopen uit haar pleeggezin en [benadeelde partij ] zwanger was, prostitutiewerk gingen doen. Beide meisjes zagen geen andere uitweg uit hun penibele situatie dan de prostitutie in te gaan. Verdachten hebben [slachtoffer] onderdak aangeboden bij een [naam] en daarmee voor beiden een ruimte gevonden om de werkzaamheden te verrichten. Ze hebben advertenties geplaatst, contact met (potentiële) klanten onderhouden en hen ten behoeve van de prostitutiewerkzaamheden vervoerd. Dat het om een relatief korte termijn gaat, is te danken aan de omstandigheid dat de situatie tijdens een controle aan het licht kwam. [medeverdachte 1] ontving 50% van de prostitutie inkomsten van [slachtoffer] en [benadeelde partij ] . Mensenhandel is een vergaande en ontluisterende manier van uitbuiting. Door haar handelen heeft verdachte schade aan de lichamelijke en geestelijk integriteit van [slachtoffer] en [benadeelde partij ] toegebracht. Het hof rekent dit verdachte zwaar aan, temeer nu zij vanuit een vergelijkbare achtergrond met een moeilijke jeugd als minderjarige in de prostitutie werkzaam is geweest en zij de gruwelen daarvan aan den lijve heeft ondervonden. Desondanks heeft ze op geen enkel moment gepoogd een einde te maken aan de situatie, integendeel, ze bleef actief betrokken. Ook in hoger beroep heeft verdachte geen verantwoordelijkheid genomen voor haar aandeel.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan witwassen van een geldbedrag van € 25.743,29. Door witwassen wordt bewerkstelligd dat aan opbrengsten van misdrijven van welke aard dan ook een schijnbaar legale herkomst wordt verschaft. Daarmee kunnen criminele activiteiten in meerdere opzichten lucratief worden. Witwassen tast voorts de integriteit aan van het financiële en economische verkeer. Door haar handelen heeft verdachte daaraan een bijdrage geleverd.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf voorts acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 16 maart 2020, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden niet eerder wegens soortgelijke delicten met justitie in aanraking is geweest.
Het gerechtshof heeft eveneens rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Daaruit zijn de volgende omstandigheden naar voren gekomen die als straf verminderend moeten worden aangemerkt: Verdachte lijkt te willen breken met haar verleden en zij lijkt de affectieve relatie met medeverdachte [medeverdachte 1] definitief te willen beëindigen. Omdat zij met hem een zoontje heeft, [naam zoontje] , zal van enig contact wel sprake blijven. Verdachte heeft altijd waarde gehecht aan het volgen van een goede opleiding en het is haar voornemen om daarmee voort te gaan, zodra zij daarvoor in de gelegenheid is. Al met al lijkt een kentering in het leven van verdachte te hebben plaatsgevonden, al moet er nog het nodige gebeuren. Verdachte is zich ervan bewust dat zij bij het verder op orde krijgen van haar leven deskundige hulp nodig zal hebben, al is zij het niet eens met de hulp die de reclassering voorstaat. Zij heeft zich inmiddels gewend tot Fier in [plaats] en zij zal open blijven staan voor de hulpverlening door deze instelling.
Gelet op het voorgaande, bezien in onderling verband en samenhang, acht het hof – met de rechtbank en de advocaat-generaal – oplegging van een langdurige gevangenisstraf noodzakelijk. Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden met aftrek van voorarrest, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. Het voorwaardelijk deel heeft als voornaamste doel voorkoming van recidive, maar dient er ook voor verdachte ertoe te bewegen zich aan de te stellen bijzondere voorwaarden te houden.

Opheffing van de voorlopige hechtenis

De raadsman heeft de opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte en als gevolg daarvan haar onmiddellijke invrijheidstelling bepleit. Hij heeft ermee ingestemd dat het hof op dit verzoek bij dit arrest zou beslissen. Uit al het voorgaande volgt dat de verdenking, bezwaren en gronden die tot het bevel tot voorlopige hechtenis hebben geleid, nog onverkort aanwezig zijn. Het verzoek moet dus worden afgewezen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij ]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedroeg aanvankelijk € 18.552,85. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 10.002,85. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd en heeft de vordering, gelet op de omvang van het hoger beroep, beperkt tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 10.002,85.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte, door en namens wie de vordering onvoldoende is weersproken, is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 273f en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van de volgende onderdelen van de tenlastelegging:
  • feit 1, onder A, eerste gedachtestreepje, waarin subonderdeel 2 van het eerste lid van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is verwoord, te weten het werven, vervoeren etc.;
  • feit 1, onder B, waarin subonderdeel 8 van het 1e lid van artikel 273f Sr is verwoord, te weten het voordeel trekken uit de seksuele handelingen van [slachtoffer] ;
  • feit 2, onder A, eerste gedachtestreepje, waarin subonderdeel 2 van het 1e lid van artikel 273f Sr is verwoord, te weten het werven, vervoeren etc.;
  • feit 2, onder B, waarin subonderdeel 8 van het 1e lid van artikel 273f Sr is verwoord, te weten het voordeel trekken uit de seksuele handelingen van [benadeelde partij ] .
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat verdachte verplicht is zich binnen vijf dagen volgend op haar ontslagdatum uit detentie te melden en zich gedurende de volledige proeftijd te blijven melden bij Reclassering Nederland, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • dat verdachte zich gedurende de volledige proeftijd onder (ambulante) behandeling zal stellen van een door de reclassering aan te wijzen zorgverlener en dat zij zich daar zal laten behandelen op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling vast te stellen, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft in het kader van die behandeling.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij ]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij ] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 10.002,85 (tienduizend twee euro en vijfentachtig cent) bestaande uit € 2,85 (twee euro en vijfentachtig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij ] , ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 10.002,85 (tienduizend twee euro en vijfentachtig cent) bestaande uit € 2,85 (twee euro en vijfentachtig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 85 (vijfentachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of haar mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 20 juni 2018.
Aldus gewezen door
mr. G.A. Versteeg, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 1 mei 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. G.A. Versteeg voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, opgenomen bij het dossier van Team Migratiecriminaliteit en mensenhanden (TMM), aangeduid met “NNRCC18015-Palazzo”, zoals opgenomen in aantal mappen, op de achtereenvolgens doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 2598.
2.Pagina 43.
3.Pagina 90.
4.Pagina 91.
5.In een verhoor op 8 januari 2019, proces-verbaal van verhoor verdachte met documentcode V-002-11, onderzoek Palazzo/NNRCC18015, d.d. 8 januari 2019 in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.