ECLI:NL:GHARL:2020:3681

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 mei 2020
Publicatiedatum
12 mei 2020
Zaaknummer
200.244.361/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verschuldigdheid van onbetaald gebleven facturen accountant; geldigheid van cessie van deze vorderingen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, gaat het om de verschuldigdheid van onbetaalde facturen door [appellant] aan Bastiaan Accountants V.O.F. De vorderingen zijn ontstaan uit werkzaamheden die de Coöperatie Centraal Boekhoudkantoor Eendracht U.A. voor [appellant] heeft verricht tussen 2012 en 2017. Na het faillissement van de Eendracht zijn de vorderingen gecedeerd aan Bastiaan Accountants. [appellant] betwist de geldigheid van deze cessie en de hoogte van de vorderingen. Het hof oordeelt dat de cessie geldig is en dat de vorderingen van Bastiaan Accountants in grote lijnen terecht zijn. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, waarbij [appellant] was veroordeeld tot betaling van € 13.076,21, en veroordeelt hem nu tot betaling van € 8.466,74. Het hof wijst ook de gevorderde wettelijke rente en incassokosten af, omdat de mededeling van de cessie niet tijdig is gedaan. De proceskosten in hoger beroep worden toegewezen aan Bastiaan Accountants.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.244.361/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 6760749 CV EXPL 18-2310)
arrest van 12 mei 2020
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. P.C. Schutte, kantoorhoudend te Winschoten,
tegen
Bastiaan Accountants V.O.F.,
gevestigd te Groningen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Bastiaan Accountants,
advocaat: mr. S.K. Tuithof, kantoorhoudend te Haarlem.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Ten gevolge van de coronacrisis heeft met instemming van partijen de in het arrest van 23 april 2019 gelaste comparitie van partijen niet plaatsgehad, en hebben partijen het hof schriftelijke voortzetting van de behandeling gevraagd. Het hof heeft daarna bepaald dat arrest zal worden gewezen op basis van het procesdossier.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
Dit geschil heeft betrekking op niet betaalde facturen voor werkzaamheden die Coöperatie Centraal Boekhoudkantoor Eendracht U.A. (de Eendracht) ten aanzien van de boekjaren 2012 tot en met 2017 voor [appellant] zegt te hebben verricht. Het gaat daarbij om de verwerking van administratie, het opstellen van jaarstukken en het doen van aangifte inkomstenbelasting.
2.2
Nadat de Eendracht op 15 augustus 2017 was gefailleerd, hebben de curatoren op 25 augustus dat jaar een activa-overeenkomst gesloten met Bastiaan Accountants. De debiteuren van de failliet waren bij deze verkoop inbegrepen (productie 5 bij memorie van antwoord).
2.3
De kantonrechter in de rechtbank Nood-Nederland, locatie Groningen, heeft op 24 april 2018 de vorderingen die Bastiaan Accountants tegen [appellant] heeft ingesteld ter zake van door hem onbetaald gelaten facturen van de Eendracht toegewezen, omdat die niet werden betwist en de vorderingen niet onrechtmatig of ongegrond voorkwamen. [appellant] is veroordeeld tot betaling van € 13.076,21, vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom (€ 10.584,24) vanaf de vervaldatum van de diverse facturen.

3.Het oordeel van het hof

De cessie van de vordering
3.1
[appellant] bestrijdt op twee gronden dat sprake is van een geldige cessie van de vorderingen die de Eendracht op hem pretendeerde: ten eerste kunnen deze vorderingen niet aan Bastiaan Accountants zijn gecedeerd, omdat ze al eerder aan [B] zijn overgedragen; ten tweede is volgens [appellant] geen sprake van een voor de cessie vereiste akte en mededeling aan hem van die cessie.
3.2
Wat het eerste verweer betreft: [appellant] heeft zich beroepen op een proces-verbaal dat op 20 juni 2017 is opgemaakt in een procedure tussen [B] en de Eendracht. Deze partijen zijn toen overeengekomen dat de Eendracht haar debiteurenbestand aan [B] ter hand zou stellen, waarna [B] (die door de Eendracht was ontslagen) een selectie zou maken van cliënten die naar hem waren overgestapt: "Indien de selectie van [B] door de Eendracht wordt goedgekeurd wordt [B] gemachtigd om de openstaande facturen ten behoeve van de Eendracht te innen (…)". Die afspraak valt volgens [appellant] op te vatten als een cessie.
Dit verweer faalt bij gebrek aan afdoende onderbouwing. Kennelijk bedoelt [appellant] hier dat hij een van de cliënten is waar deze afspraak op ziet. Hij heeft echter niet aangevoerd dat een door [B] gemaakte selectie van crediteuren door de Eendracht is goedgekeurd, en dat de vorderingen op [appellant] in die selectie zijn opgenomen. Daarvan kan dan ook niet worden uitgegaan. Er kan daarom evenmin van worden uitgegaan dat [B] voorafgaand aan de cessie waar Bastiaan Accountants zich op beroept, gemachtigd was om openstaande facturen van de Eendracht op [appellant] te innen.
3.3
Ook het tweede verweer faalt: de overdracht van de openstaande vorderingen van de Eendracht aan Bastiaan Accountants blijkt uit een activa-overeenkomst van 25 augustus 2017, waarin door Bastiaan Accountants onder meer de debiteuren van de gefailleerde Eendracht van de curator worden overgenomen. De mededeling van die cessie aan debiteur [appellant] is vormvrij en kan door Bastiaan Accountants als cessionaris worden gedaan. Die mededeling kan geacht worden in deze procedure te zijn gedaan.
Inhoudelijke behandeling van de diverse facturen
3.4
Partijen zijn het erover eens dat over de afspraken tussen hen niets op papier staat, dat het al jaren gebruik was dat de Eendracht de jaarcijfers opstelde en aangiften voor [appellant] verrichtte, en dat daarvoor maandelijks voorschotfacturen konden worden verzonden. Tegen deze achtergrond geldt het volgende.
2012 en 2013
3.5
De facturen over de boekjaren 2012 en 2013 van € 2.090,04 en € 2.299,- zijn niet inhoudelijk bestreden.
2014
3.6
Volgens [appellant] is de factuur over 2014 niet correct, en heeft hij ten aanzien van het opstellen van de stukken voor dit boekjaar veel nawerk gehad door foutieve correcties die de Eendracht bij de belastingdienst heeft ingediend.
Met dit verweer kan [appellant] niet volstaan, omdat het daarvoor te vaag en te ongespecificeerd is. Volgens de Eendracht waren de correcties die hebben plaatsgehad bovendien het gevolg van onjuiste opgaven die [appellant] in eerste instantie zelf heeft gedaan, en was dus niet sprake van enige tekortkoming aan haar zijde, maar juist van gebrekkige informatievoorziening door [appellant] . Bij gebrek aan nadere onderbouwing van de kant van [appellant] (zoals overlegging van de herziene aangiften, uitleg over de verschillen met eerdere aangiften, correspondentie met de fiscus en informatie over opgelegde fiscale boetes) en van een relevant bewijsaanbod, moet het verweer daarop stranden. Het hof voegt daaraan toe dat eventuele tekortkomingen van de Eendracht op zichzelf nog niet aan de opeisbaarheid van haar vordering in de weg staan, en dat de gedeclareerde uren niet (gemotiveerd) zijn bestreden. Een tegenvordering is door [appellant] niet ingesteld.
2015
3.7
[appellant] heeft aangevoerd dat hij de Eendracht in februari 2017 al heeft meegedeeld dat zij geen werkzaamheden meer voor hem moest verrichten, omdat hij naar een andere adviseur was overstapt. De administratie, jaarrekeningen en aangiften voor 2015 waren toen volgens [appellant] nog niet opgemaakt. [appellant] betwist bovendien de hoogte van de vordering over 2015 (€ 1.621,40), omdat die 'bijzonder exuberant' is in vergelijking met de facturen over de daaraan voorafgaande jaren, en omdat hem geen duidelijke urenspecificatie zou zijn gegeven. Bastiaan Accountants zou ook hebben geweigerd de onderliggende bescheiden aan hem af te geven. De in 2015 betaalde voorschotten vordert [appellant] terug.
3.8
Het hof acht het aannemelijk dat [appellant] in april 2017 de opdracht voor het bijhouden van de verdere boekhouding voor de toekomst heeft ingetrokken. Dat impliceert echter nog niet dat daarmee een einde is gekomen aan de opdracht tot het afronden van de boekhouding over 2015. De hierna te bespreken correspondentie wijst ook niet in die richting. In het licht van die correspondentie is echter wel de verschuldigdheid van de in de (eind)factuur en voorschotfacturen gevorderde bedragen onvoldoende bestreden.
3.9
Het standpunt dat ten aanzien van 2015 geen werkzaamheden zijn verricht, is onverenigbaar met het standpunt van [appellant] zelf dat dergelijke werkzaamheden hebben geresulteerd in een door de Eendracht gedane aangifte in juli 2017. Ook de hoogte van de desbetreffende vordering is onvoldoende gemotiveerd bestreden. [appellant] heeft zich wat dat aangaat beroepen op een e-mail van 6 februari 2018, waarin zijn toenmalige adviseur [B] aan de incassogemachtigde van Bastiaan Accountants (Nova-Incasso) schrijft dat meerdere malen aan de Eendracht is gevraagd om de urenspecificatie voor de gedane werkzaamheden en dat bescheiden zijn opgevraagd, maar dat daaraan nog geen gehoor is gegeven. Ten onrechte leidt hij daaruit af dat een deugdelijke specificatie ontbreekt. Uit deze correspondentie blijkt namelijk ook dat de gevraagde specificaties vervolgens op 14 februari 2018 aan [B] zijn toegezonden. [B] bedankt Nova-Incasso daarvoor in een e-mail van dezelfde dag, met de mededeling dat deze nader zouden worden bestudeerd. Hij voegde daar de vraag aan toe wanneer de administratie en het dossier zouden worden verzonden of zouden kunnen worden opgehaald. Nova-Incasso heeft [appellant] vervolgens in een e-mail van 16 februari 2018 laten weten dat de stukken gereed stonden om te worden opgehaald. Naar eigen zeggen heeft [appellant] dat daarna ook gedaan. Dat de toegezonden specificaties onvolledig waren of dat de stukken niet compleet of ondeugdelijk waren, blijkt nergens uit. Het verweer van [appellant] is in dat opzicht dus ongefundeerd.
3.1
[appellant] heeft ten aanzien van het boekjaar 2015 maandelijkse voorschotten betaald. Volgens hem hebben daar geen werkzaamheden tegenover gestaan. Hij beroept zich naar het hof begrijpt op verrekening van zijn vordering tot terugbetaling van die voorschotten met de door hem erkende facturen over de boekjaren 2012 en 2013. Ook dat verweer kan geen doel treffen, omdat er als gezegd van moet worden uitgegaan dat in 2015 wel degelijk werkzaamheden zijn verricht die tot een aangifte hebben geleid.
2016
3.11
Ook ten aanzien van de gedurende de eerste negen maanden van 2016 betaalde voorschotten beroept [appellant] zich op verrekening met de door hem erkende vorderingen. Hij erkent echter dat de Eendracht de administratie tot en met september 2016 heeft verwerkt (akte [appellant] onder 24). Bastiaan Accountants heeft van haar kant ook aangevoerd dat zij over 2016 tussentijdse cijfers heeft opgesteld over de periode 1 januari 2016 tot 30 september 2016, dat de administratie is verwerkt en dat op basis van door [appellant] aangeleverde cijfers prognoses zijn opgesteld over 2017 en 2018. Een en ander rechtvaardigt betaling van de voorschotnota’s over de eerste negen maanden. Niet is onderbouwd dat het totaal van die facturen niet correspondeert met het verrichte werk. Op die constatering strandt ook dit verrekeningsverweer.
3.12
Over 2016 heeft [appellant] de laatste drie maandelijkse voorschotten niet voldaan. Tegenover deze voorschotten staan volgens hem geen verrichte werkzaamheden. Ook het hof concludeert dat die werkzaamheden van de kant van Bastiaan Accountants onvoldoende zijn onderbouwd. Zij heeft weliswaar een aantal producties overgelegd, zoals een tussentijds rapport tot en met september 2016 en bijbehorende begrotingen voor 2017 en 2018, maar bij gebrek aan specificatie van de voorschotnota's en een gespecificeerde eindafrekening valt zonder nadere onderbouwing - die niet is gegeven - niet te concluderen dat deze werkzaamheden (ook) in de laatste maanden van 2016 zijn verricht.
2017
3.13
Voor de eerste vier onbetaald gebleven voorschotten over 2017 geldt wat daaromtrent hiervoor ten aanzien van 2016 is overwogen. Ook in zoverre moet de vordering van Bastiaan Accountants alsnog stranden.
Het beroep op opschorting
3.14
[appellant] beroept zich ten slotte nog op opschorting, omdat de Eendracht heeft verzaakt de opgedragen werkzaamheden ordentelijk uit te voeren. Dit verweer moet het zonder onderbouwing stellen en faalt om die reden.
Wettelijke rente en incassokosten
3.15
De mededeling van de cessie is, voor zover daarvan is gebleken, pas voor het eerst in de Memorie van Antwoord gedaan. Er is niets gesteld over een ingangsdatum van wettelijke rente op een eerder moment. Over verzuim na die mededeling heeft Bastiaan Accountants bovendien niets aangevoerd. Het hof ziet daarom geen grond de gevorderde wettelijke rente toe te wijzen. Omdat de invordering zonder daaraan voorafgaande deugdelijke mededeling van cessie heeft plaatsgehad, zullen ook de gevorderde incassokosten worden afgewezen.
Conclusie
3.16
Op de hoofdsom zullen de onbetaalde voorschotnota's over 2016 en 2017 van in totaal € 2.117,50 in mindering worden gebracht. Toewijsbaar is daarmee € 8.466,74. [appellant] zal ook in hoger beroep als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden verwezen (tariefgroep 1, 1 punt).
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 24 april 2018 voor zover [appellant] daarin is veroordeeld tot betaling aan Bastiaan Accountants van € 13.076,21, vermeerderd met de wettelijke rente over € 10.584,24 vanaf de vervaldatum van de openstaande facturen tot de dag der algehele voldoening en beslist in zoverre opnieuw:
veroordeelt [appellant] tot betaling aan Bastiaan Accountants van € 8.466,74;
bekrachtigt dit vonnis voor het overige;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep. Tot aan deze uitspraak worden die kosten aan de kant van Bastiaan Accountants vastgesteld op € 1.978,- aan verschotten en op € 759,- aan salaris;
verklaart deze uitspraak ten aanzien van deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, J.H. Kuiper en I.F. Clement en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2020.