Uitspraak
[appellant],
1.[geïntimeerde1] ,
Seawind c.s.,
1.Het geding in eerste aanleg
12 december 2017 en 24 juli 2018 die de kantonrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, heeft gewezen (hierna: de kantonrechter).
2.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
3.De feiten
a) Koper accepteert de geconstateerde gebreken als zijnde onderdeel van de koop.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
alle bedragen vermeerderd met wettelijke rente en met veroordeling van Seawind c.s. in de proceskosten, de beslagkosten daaronder begrepen.
5.De beoordeling van de vorderingen en de grieven
derde griefvan [appellant] bouwt voort op de eerste twee grieven en faalt eveneens. Zoals [appellant] terecht opmerkt (randnummer 48 van de memorie van grieven) was het niet aan partijen zelf om een inschatting te maken van de vraag of de herstelkosten onder of boven 10% van de koopprijs lagen. Zijn betoog dat die kosten onder de 10% lagen berust echter uitsluitend op zijn eigen, achteraf gemaakte inschatting van wat een reëel bedrag aan herstelkosten zou inhouden. Zoals uit het voorgaande al is gebleken is het echter de kennelijke (en begrijpelijke) bedoeling van partijen geweest om discussie over de hoogte van de herstelkosten te voorkomen door deze hoogte niet zelf te bepalen maar deze door de expert van de koper te laten vaststellen. Nu dit tussen partijen is overeengekomen kan [appellant] zich niet achteraf onttrekken aan die afspraak omdat hij (bij nader inzien) andere gedachten heeft over de hoogte van de herstelkosten. [appellant] heeft verder niet (voldoende gemotiveerd) aangevoerd dat de expert de hoogte van de herstelkosten onjuist zou hebben geschat. De door hem genoemde bescheiden en overzichten, waaruit naar zijn opvatting de werkelijke herstelkosten zouden blijken - maar waarvan de juistheid door Seawind c.s. is betwist - zijn daartoe in elk geval niet voldoende. Daaruit valt niet voldoende te herleiden hoe de situatie was toen deze door de expert is beoordeeld. Hetzelfde geldt voor zijn bedenkingen bij de samenstelling van de lijst met wezenlijke gebreken en de daaraan gekoppelde kosteninschatting van de expert.
vierde griefbij gebrek aan belang. Het hof zal evenals de kantonrechter hierna tot uitgangspunt nemen dat een afspraak als bedoeld niet door partijen is gemaakt.
vijfde grief. Ook deze grief faalt. Uit de elders in de memorie van grieven door [appellant] betrokken stellingen leidt het hof af dat hij kennelijk van mening is dat hij - door voor de herstelmogelijkheid onder b van artikel 4.2 te kiezen - aan Seawind de mogelijkheid heeft ontnomen om op grond van artikel 4.3 de koopovereenkomst te ontbinden. Dit standpunt is door Seawind c.s. bestreden. Seawind c.s. wijzen erop dat de mogelijkheden van artikel 4.2 en 4.3 - in elk geval bij overschrijding van de 10%-grens aan herstelkosten - naast elkaar bestaan. Volgens Seawind c.s. hebben zij eerst getracht langs de weg van artikel 4.2 tot een oplossing te komen, maar hebben zij, toen dat niet lukte, kunnen kiezen voor de optie van artikel 4.3. Het hof volgt Seawind c.s. hierin. Indien de artikelen 4.2 en 4.3 in samenhang worden gelezen kan redelijkerwijs geen andere conclusie worden getrokken dan dat, in elk geval bij overschrijding van de 10%-grens aan herstelkosten, Seawind c.s. het recht toekwam te ontbinden. Het hof verwerpt de door [appellant] gekozen alternatieve uitleg. Deze zou namelijk tot het onaannemelijke resultaat leiden dat het ontbindingsrecht ook bij overschrijding van genoemde 10%-grens door [appellant] (door voor de herstelmogelijkheid onder b van artikel 4.2 te kiezen) naar eigen inzicht buiten effect zou kunnen worden gesteld. Daardoor zou artikel 4.3 in hoge mate ineffectief worden.
zesde griefziet op de veroordeling van [appellant] in de proceskosten in conventie. Nu ook het hof tot het oordeel komt dat de vorderingen van [appellant] door de rechtbank terecht zijn afgewezen, deelt deze grief het lot van de vorige grieven.
zevende griefziet op de toewijzing van de vordering van Seawind c.s. in voorwaardelijke reconventie. Nu uit het voorgaande blijkt dat de grieven tegen het oordeel van de kantonrechter in conventie falen, faalt deze grief tevens voor zover deze ziet op het door de kantonrechter behandelen van de eis in voorwaardelijke reconventie. Nu tegen de toewijzing van de in voorwaardelijke reconventie ingestelde vordering verder geen inhoudelijke bezwaren zijn gericht, faalt de grief ook voor het overige.
achtste griefoverlapt deels met de zesde grief en ziet op de veroordeling van [appellant] in de proceskosten in conventie en reconventie. Ook deze grief bouwt voort op de hiervoor verworpen grieven en deelt daarvan het lot, zonder dat nog een zelfstandige beoordeling nodig is.