ECLI:NL:GHARL:2020:4483

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 juni 2020
Publicatiedatum
12 juni 2020
Zaaknummer
21-000953-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor rijden onder invloed en ongeldig rijbewijs met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor het rijden onder invloed van alcohol en het besturen van een voertuig terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en komt tot een andere strafoplegging. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het rijden onder invloed op twee verschillende data: op 13 maart 2014 en op 18 oktober 2017. Bij beide incidenten was het alcoholgehalte in de adem van de verdachte aanzienlijk hoger dan de toegestane limiet. Het hof heeft rekening gehouden met de beperkte draagkracht van de verdachte en zijn verblijf in een revalidatiecentrum na een herseninfarct. In plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, heeft het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een taakstraf van veertig uren opgelegd. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden verbonden aan de straf, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor alcoholproblematiek. Het hof heeft de verdachte ook een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opgelegd voor de duur van vier maanden. De uitspraak benadrukt de ernst van de overtredingen en de noodzaak van behandeling en toezicht om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000953-19
Uitspraak d.d.: 12 juni 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 23 november 2018 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 96-264625-14 en 96-231911-17, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
wonende te [instelling] , [plaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 mei 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het hem in de zaak met parketnummer
96-264625-14 onder feit 1 en het hem in de zaak met parketnummer 96-231911-17 onder feiten 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde tot een taakstraf voor de duur van 40 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 3 jaren en met een bijzondere voorwaarde in de vorm van reclasseringscontact. Daarnaast heeft de advocaat-generaal de oplegging gevorderd van een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman mr. D.A.W. Dekker namens, mr. N.C.E.C. Luns, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, met een proeftijd van 2 jaren en met bijzondere voorwaarden. Voorts heeft de rechter de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opgelegd voor de duur van 4 maanden.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 96-264625-14:
1.
hij op of omstreeks 13 maart 2014 te [plaats] als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 545 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden;
Zaak met parketnummer 96-231911-17 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 18 oktober 2017 te [plaats] als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 540 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.

hij op of omstreeks 18 oktober 2017 te [plaats] terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [straatnaam] , als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 96-264625-14 onder 1 en in de zaak met parketnummer 96-231911-17 onder 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 96-264625-14:
1.
hij op 13 maart 2014 te [plaats] als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 545 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden.Zaak met parketnummer 96-231911-17 (gevoegd):
1.
hij op 18 oktober 2017 te [plaats] als bestuurder van een voertuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 540 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
2.
hij op 18 oktober 2017 te [plaats] terwijl hij redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de [straatnaam] , als bestuurder een motorrijtuig, personenauto, van die categorie heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 96-264625-14 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (545 microgram).
Het in de zaak met parketnummer 96-231911-17 ten eerste bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (540 microgram).
Het in de zaak met parketnummer 96-231911-17 ten tweede bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. Hij heeft op 13 maart 2014 en 18 oktober 2017 te [plaats] een auto bestuurd, terwijl hij onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol verkeerde. Op 13 maart 2014 bleek het alcoholgehalte in zijn adem bij onderzoek om 17:36 uur 545 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht (ug/l) te zijn. Op 18 oktober 2017 bleek het alcoholgehalte in zijn adem bij onderzoek om 10:30 uur 540 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht (ug/l) te zijn. Tijdens de rit op 18 oktober 2017 bestuurde hij de auto terwijl hij redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Hierdoor heeft verdachte blijk gegeven zich weinig gelegen te laten liggen aan besluiten van een instantie die, mede met het oog op de verkeersveiligheid, belast is met onder meer de beoordeling van de geldigheid van rijbewijzen. Door zo te handelen heeft verdachte de regels die gelden in het verkeer en die de verkeersveiligheid dienen, niet nageleefd en heeft hij niet alleen zichzelf, maar ook anderen in gevaar gebracht.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 april 2020. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor schending van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof houdt voorts rekening met het reclasseringsadvies van Tactus Verslavingszorg van 13 juni 2018, waarin wordt geadviseerd een aantal bijzondere voorwaarden op te leggen in verband met de behandeling van verdachte voor zijn alcoholproblematiek.
Het hof houdt voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die blijken uit het dossier en zoals die tijdens het onderzoek ter terechtzitting van het hof zijn besproken.
Het hof neemt als vertrekpunt de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken met betrekking tot artikel 8 en artikel 9 Wegenverkeerswet 1994. In het onderhavige geval betekent dat bij elkaar opgeteld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, een geldboete ter hoogte van € 1.100,- en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden.
Het hof ziet echter reden om hiervan af te wijken. Rekening houdend met de beperkte draagkracht van verdachte, acht het hof de oplegging van een geldboete in de onderhavige strafzaak geen passende straf. Voorts acht het hof de oplegging van een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen geboden. Tot slot acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend gelet op het verblijf van verdachte in een revalidatiecentrum ten gevolge van een herseninfarct en het daarmee gepaard gaande revalidatietraject.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, beide van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is. Voor een andere, mildere strafmodaliteit, komt verdachte, gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten, niet in aanmerking. De op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken dient tevens als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig zal maken aan een (soortgelijk) strafbaar feit. Het hof ziet aanleiding om daaraan bijzondere voorwaarden te verbinden, omdat behandeling van verdachte door de reclassering is geïndiceerd en verdachte zich reeds in een behandel- en revalidatietraject bevindt bij Amethist Verslavingszorg en Merem Medische Revalidatie.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 96-264625-14 en in de zaak met parketnummer 96-231911-17 onder 1 en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 96-264625-14 en in de zaak met parketnummer 96-231911-17 onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het
zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk achtdaaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde
zich gedurende de volledige proeftijd onder behandeling zal stellen van Amethist Verslavingszorgof een soortgelijke instelling op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling vast te stellen, teneinde zich te laten behandelen.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde
zich gedurende de volledige proeftijd zal laten opnemen in een zorginstelling, indien en voor zover de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven. De kortdurende klinische opname duurt maximaal 7 weken of zoveel korter als de behandelaar (in overleg met de reclassering) nodig acht.
Geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 96-231911-17 onder 1 bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. L.J. Hofstra en mr. E. Kole, raadsheren,
in tegenwoordigheid van D. Janssen, griffier,
en op 12 juni 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. E. Kole en de griffier zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.