Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
“stuur ik je hierbij de bevestiging van onze overeenstemming”dat partijen overeenstemming hebben bereikt. Uit de mail van [appellant] kan verder worden afgeleid dat partijen over de essentialia (prijs, object, leveringsdatum en financieringsvoorbehoud) van de overeenkomst overeenstemming hebben bereikt. De stelling van [appellant] dat er in dit concrete geval nog essentialia zouden zijn, zoals garanties met betrekking tot de huurders en de huuropbrengsten, waarover nog geen overeenstemming bestond zodat geen sprake is van een overeenkomst op 3 december 2017, is in tegenspraak met de eigen mededelingen van [appellant] aan [D] . [appellant] verzoekt [D] in zijn e-mail van 3 december 2017 uitdrukkelijk om op basis van de informatie in die mail een koopovereenkomst op te stellen. Daarbij wordt door [appellant] op geen enkele wijze aangegeven dat op bepaalde essentiële punten nog geen overeenstemming is bereikt. Indien nog geen overeenstemming was bereikt over de essentialia, valt ook niet in te zien waarom [appellant] [D] verzoekt een overeenkomst op te stellen. Uit het vorenstaande volgt dat op 3 december 2017 tussen partijen een koopovereenkomst tot stand is gekomen. Een schriftelijke overeenkomst is in dit geval, twee professionele partijen, geen totstandkomingsvereiste. Dat een makelaar in de regel als bode optreedt voor zijn opdrachtgever, doet hier niet ter zake. [appellant] verliest daarbij uit het oog dat tijdens de bezichtiging, waarbij [geïntimeerde] aanwezig was, overeenstemming is bereikt tussen hem en [geïntimeerde] . De mail aan de makelaar is daarvan slechts een bevestiging.
5 respectievelijk 8 januari 2018 de eerdere op 3 december 2017 bereikte overeenstemming is komen te vervallen, verwerpt het hof. Er is geen sprake van een geheel nieuwe overeenkomst maar van een aanvulling op, een uitwerking van en een beperkte aanpassing van de op
3 december 2017 gemaakte afspraken. In de stellingen van [appellant] is immers geen aanwijzing te vinden dat met de schriftelijke vastlegging in de akte van 5 / 8 januari 2018 de eerder gemaakte afspraak is komen te vervallen en is vervangen door een geheel nieuwe overeenkomst.
6.De slotsom
7.De beslissing
18 juli 2019 behoudens het bepaalde onder 3.2, vernietigt dit vonnis in zoverre en doet in zoverre opnieuw recht;