Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 18 oktober 2019;
- het verweerschrift in hoger beroep van de GI met producties;
- een faxbericht van de GI van 21 november 2019, en
- een journaalbericht van mr. Scheffer van 25 november 2019 met producties.
- het verslag van de bijzondere curator van 14 april 2020;
- de reactie van de GI op het verslag van de bijzondere curator, ingekomen op 4 mei 2020;
- een journaalbericht van mr. Scheffer van 15 mei 2020 met producties;
- een e-mail van de GI van 19 mei 2020 met producties;
- een e-mail van mr. Scheffer van 21 mei 2020 met productie;
- een journaalbericht van mr. Scheffer van 25 mei 2020 met productie, en
- de bij e-mail van 26 mei 2020 toegezonden spreekaantekeningen van mr. Scheffer.
3.De feiten
- [de minderjarige3] (verder: [de minderjarige3] ), geboren [in] 2007 te [G] , Oeganda;
- [de minderjarige7] (verder: [de minderjarige7] ), geboren [in] 2009 te [G] , Oeganda;
- [de minderjarige1] (verder: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2016 te [C] , en
- [de minderjarige8] (verder: [de minderjarige8] ), geboren [in] 2019 te [C] .
- [de minderjarige2] (verder: [de minderjarige2] ), op [in] 2005 te [H] , Oeganda, en
- [de minderjarige5] (verder: [de minderjarige5] ), [in] 2007 te [H] , Oeganda.
- [de minderjarige4] (verder: [de minderjarige4] ), [in] 2007 te [G] , Oeganda, en
- [de minderjarige6] (verder: [de minderjarige6] ), [in] 2009 te [I] , Oeganda.
4.De omvang van het geschil
- de ondertoezichtstelling van [de minderjarige2] , [de minderjarige3] , [de minderjarige4] , [de minderjarige5] , [de minderjarige6] , [de minderjarige7] en [de minderjarige1] verlengd tot 16 augustus 2020;
- de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige2] , [de minderjarige3] , [de minderjarige4] , [de minderjarige5] , [de minderjarige6] , [de minderjarige7] en [de minderjarige1] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot uiterlijk 16 augustus 2020, en
- het verzoek van de ouders om een omgangsregeling vast te stellen tussen de ouders en de kinderen afgewezen.
5.De motivering van de beslissing
Ingevolge 1:377a lid 3 BW ontzegt de rechter het recht op omgang slechts, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
b. de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.