Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar dochter, geboren in 2007. De moeder, die in hoger beroep ging tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, was het niet eens met de beëindiging van haar gezag en de benoeming van de William Schrikker Stichting als voogd. De rechtbank had geoordeeld dat het gezag van de moeder moest eindigen omdat haar opvoedvaardigheden onvoldoende waren en zij niet in staat was om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij de moeder, haar advocaat, de raad voor de kinderbescherming en de gecertificeerde instelling (GI) betrokken waren. De minderjarige is ook gehoord door het hof. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder in het verleden hulp heeft ontvangen van verschillende instanties, maar dat zij niet voldoende inzicht heeft in haar opvoedvaardigheden en de behoeften van haar dochter. De minderjarige woont sinds 2017 bij pleegouders en heeft zich daar goed ontwikkeld.
Het hof concludeert dat de moeder niet in staat is om binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van de minderjarige te dragen. De stabiliteit en duidelijkheid voor de minderjarige zijn van groot belang, en daarom bekrachtigt het hof de beslissing van de rechtbank om het gezag van de moeder te beëindigen. De omgang tussen de moeder en de minderjarige blijft belangrijk, en het hof benadrukt dat de moeder goed geïnformeerd moet worden over belangrijke beslissingen die de minderjarige aangaan.