In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte was betrokken bij een corruptiezaak waarbij hij materialen inkocht in verband met zwart werken, die vervolgens werden verkocht aan derden. De opbrengst werd gedeeld met de hoofverdachte. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de strafoverweging en de vordering van de benadeelde partij, de Rijksuniversiteit Groningen (RuG). De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. Het hof oordeelde dat de rechtbank op juiste gronden had geoordeeld, maar paste de strafmaat aan, rekening houdend met de ernst van de feiten en de financiële schade die was veroorzaakt.
De verdachte had een ambtenaar van de RuG omgekocht door hem te laten meedelen in de verkoopopbrengst van materialen die via andere medeverdachten waren aangeschaft. Dit leidde tot financiële schade voor de RuG, die in totaal € 1.350.967,10 vorderde. Het hof oordeelde dat de benadeelde partij recht had op een schadevergoeding van € 68.224,00, maar wees de overige vorderingen af, omdat deze niet ontvankelijk waren in het strafgeding. De verdachte werd verplicht om dit bedrag te betalen als vergoeding voor materiële schade. Het hof legde ook een gijzeling op van maximaal 345 dagen, indien de schadevergoeding niet werd betaald. De uitspraak benadrukt de ernst van ambtelijke corruptie en de gevolgen daarvan voor de betrokken instellingen.