ECLI:NL:GHARL:2020:4677

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 juni 2020
Publicatiedatum
19 juni 2020
Zaaknummer
21-005014-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor mishandeling, belediging van politieambtenaren en wederspannigheid met oplegging van voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor vijf strafbare feiten, waaronder mishandeling van een portier, belediging van politieambtenaren en wederspannigheid. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte heeft op 25 mei 2019 in [plaats] [slachtoffer 1] mishandeld door deze bij de keel te pakken en kracht uit te oefenen. Tevens heeft hij [slachtoffer 1] beledigd door in zijn gezicht te spugen en heeft hij politieambtenaren beledigd met kwetsende woorden. Het hof heeft vastgesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging voor één van de feiten, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de overige feiten. Gezien de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte, zoals het zoeken van hulp en het verbeteren van zijn situatie, heeft het hof besloten om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. In plaats daarvan is een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken opgelegd, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005014-19
Uitspraak d.d.: 19 juni 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 25 september 2019 met parketnummer 18-126575-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 5 juni 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende:
- niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging ter zake van feit 2;
- veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. T.W. Delhaye, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij bovengenoemd vonnis is verdachte ter zake van alle 5 ten laste gelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken, met aftrek van voorarrest.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 mei 2019 te [plaats] [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] bij de keel te pakken en (vervolgens) kracht uit te oefenen;
2.
hij op of omstreeks 25 mei 2019 te [plaats] opzettelijk [slachtoffer 1] , in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door die [slachtoffer 1] in het gezicht te spugen;
3.
hij op of omstreeks 25 mei 2019 te [plaats] opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: "kankerhoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 25 mei 2019 te [plaats] , zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen één of meer ambtena(a)r(en), [verbalisant 1] (brigadier van politie Eenheid Noord Nederland) en/of [verbalisant 2] (hoofdagent van politie Eenheid Noord Nederland) en/of [verbalisant 3] (hoofdagent van politie Eenheid Noord Nederland), werkzaam in de rechtmatige oefening van zijn/haar/hun bediening, te weten de handhaving van de openbare orde en/of de aanhouding van verdachte, door zich los te rukken en/of door om zich heen te schoppen en/of zich te bewegen in een andere richting dan die waarin genoemde ambtenaren hem trachten te bewegen;
5.
hij op of omstreeks 25 mei 2019 te [plaats] opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 4] (hoofdagent van politie Eenheid Noord-Nederland), [verbalisant 5] (aspirant van politie Eenheid Noord Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: "stelletje kankerlijers, jullie kankermoeder" en/of vuile kankermongool", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Met de verdediging en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het openbaar ministerie ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging, nu een klacht als bedoeld in artikel 269, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, ontbreekt.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 25 mei 2019 te [plaats] [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] bij de keel te pakken en kracht uit te oefenen;
3.
hij op 25 mei 2019 te [plaats] opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: "kankerhoer";
4.
hij op 25 mei 2019 te [plaats] , zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, [verbalisant 1] (brigadier van politie Eenheid Noord Nederland) en [verbalisant 2] (hoofdagent van politie Eenheid Noord Nederland) en [verbalisant 3] (hoofdagent van politie Eenheid Noord Nederland), werkzaam in de rechtmatige oefening van hun bediening, te weten de handhaving van de openbare orde en/of de aanhouding van verdachte, door zich los te rukken en door om zich heen te schoppen en zich te bewegen in een andere richting dan die waarin genoemde ambtenaren hem trachten te bewegen;
5.
hij op 25 mei 2019 te [plaats] opzettelijk ambtenaren, te weten [verbalisant 4] (hoofdagent van politie Eenheid Noord-Nederland) en [verbalisant 5] (aspirant van politie Eenheid Noord Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/hun de woorden toe te voegen: "stelletje kankerlijers, jullie kankermoeder" en (tegen [verbalisant 4] ): “vuile kankermongool".
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 3 en 5 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
wederspannigheid.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De vier feiten die in deze zaak zijn bewezenverklaard, zijn gepleegd aan een einde van een periode waarin verdachte veelvuldig met politie en justitie in aanraking kwam. Verdachte heeft een portier mishandeld, meerdere politieambtenaren beledigd en zich tegen zijn aanhouding verzet. In de zaak met parketnummer 21-000879-19, die eveneens op 5 juni 2020 bij het gerechtshof is behandeld, zijn 11 soortgelijke feiten aan de orde.
Het betreffen zeer kwalijke, ergerlijke feiten. Dat verdachte een portier en medewerkers van de politie, personen die niets anders dan hun werk deden, op deze wijze heeft bejegend, getuigt van een ernstig gebrek aan respect.
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof geprobeerd inzicht te geven in de achtergrond van de door hem gepleegde feiten. Hij heeft verklaard dat de feiten zijn gepleegd in een jaar waarin het erg slecht met hem ging. Hij had te kampen met depressie en paniekaanvallen en had naar eigen zeggen “overal schijt aan”. Dit leidde tot voornoemd delictpatroon, waarbij telkens sprake was van overmatig drank- en/of drugsgebruik.
Door en namens verdachte is ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat het momenteel een stuk beter met verdachte gaat. Naar eigen zeggen heeft een maand detentie die hij in een andere zaak heeft uitgezeten hem ‘wakker geschud’ en heeft dit hem ertoe gebracht om hulp te zoeken. Verdachte heeft zich vrijwillig aangemeld bij de GGZ, waarna een behandeling is gestart. Daarnaast zijn er regelingen getroffen voor schulden, die ook in voornoemde periode zijn ontstaan. Verdachte heeft thans werk en woont (weer) bij zijn ouders. Gelet op het voorgaande heeft de verdediging het hof verzocht verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Met de verdediging en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet wenselijk is, omdat voorgaande ontwikkelingen daardoor in negatieve zin zouden worden doorkruist. Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting van het hof de indruk gewekt dat hij het strafwaardige van zijn handelen inziet en dat hij gemotiveerd is zijn leven te beteren. Het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 6 mei 2020 laat zien dat verdachte al langere tijd niet meer opnieuw met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Anderzijds acht het hof voor de strafoplegging van belang dat de onderhavige zaak ziet op feiten die zich hebben afgespeeld op een moment dat verdachte al veelvuldig wegens hetzelfde gedrag met de politie in aanraking was gekomen. Dat verdachte desondanks in mei 2019 opnieuw onder invloed de stad in is gegaan en zich aan soortgelijke feiten heeft schuldig gemaakt, rekent het hof hem daarom extra aan.
Het voorgaande leidt ertoe dat het hof verdachte niet alleen een taakstraf zal opleggen zoals door de advocaat-generaal is gevorderd, maar ook een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof acht dit een passende en noodzakelijke bestraffing. Met deze voorwaardelijke straf beoogt het hof tevens te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Om recht te doen aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten, legt het hof daarnaast een taakstraf op van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 180, 266, 267 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het onder 2 ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. M. van der Horst en mr. J.A.A.M. van Veen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 19 juni 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van Veen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.