Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
.Mr. Van Heeks stelt verder dat zij vervolgens op verzoek van de griffier op
24 september 2019 al deze stukken per fax aan de rechtbank heeft gezonden. Zij geeft daarbij aan dat bij een telefonisch overleg op 26 september 2019 bleek dat de enveloppen niet gevonden waren en de fax op dat moment niet gelezen was. Op 27 september 2019 heeft de griffie een bericht bij mr. Van Heeks ingesproken en gemeld dat de stukken te laat waren, zonder duidelijk te maken welke stukken het betrof.
7 augustus 2019 aan de rechtbank is verstuurd. De rechtbank heeft het exploot blijkens de stukken niet (tijdig) ontvangen. Het had op de weg van de (advocaat van de) vrouw gelegen om te bewijzen dat de advocaat het exploot tijdig aan de rechtbank heeft toegestuurd. De (advocaat van de) vrouw heeft hiervan echter geen bewijsstuk in het geding gebracht. Nu de vrouw niet aantoont dat het exploot tijdig aan de rechtbank is toegezonden en niet is gebleken van klemmende redenen als voornoemd stelt het hof vast dat het originele betekeningsexploot niet binnen vier weken na 30 juli 2019 door de rechtbank is ontvangen. Dit maakt dat rechtbank de vrouw op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar verzoek. Het feit dat de advocaat van de vrouw de stukken na het wijzen van de bestreden beschikking heeft afgegeven bij de rechtbank en heeft gefaxt doet om die reden ook niet meer ter zake. De in het procesreglement genoemde termijn was toen al ruimschoots overschreden.
6.De slotsom
7.De beslissing
17 september 2019.
E.B.E.M. Rikaart-Gerard, bijgestaan door mr. M. Koster als griffier, en is op 16 juni 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.