Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
[appellant] is sinds 5 september 2016 gedurende 40 uur per week werkzaam als allround servicemonteur bij een bedrijf in Hagestein. De inkomsten uit loondienst worden ontvangen en beheerd door de beschermingsbewindvoerder, die de maandelijkse vaste lasten voor [appellant] betaalt en wekelijks € 60 aan leefgeld aan [appellant] overmaakt. Sinds 5 mei 2020 heeft [appellant] een huurwoning op basis van een contract voor anderhalf jaar.
heeft in 2014 een TIA gehad. Hij heeft longklachten en is in afwachting van een nekhernia-operatie.
Tot deze schuldenlast behoren onder meer schulden aan de belastingdienst van € 3.337,23 en € 2.518,18, in 2017 ontstane schulden aan T-Mobile Netherlands B.V. van € 403,01, Tele2 van € 716,48 en Ziggo Services B.V. van € 723,66, en een schuld aan het CJIB van € 1.448.
Ten aanzien van deze laatste schuld is in hoger beroep een overzicht openstaande zaken van het CJIB van 6 mei 2020 overgelegd waarop drie WAHV-boetes staan vermeld van
€ 481,65, € 239 en € 249. Ter zitting in hoger beroep is komen vast te staan dat [appellant] de laatste boete heeft voldaan, volgens zijn zeggen met behulp van een gift van een vriendin.
Uit het bij de e-mail van 4 juni 2020 gevoegde schuldenoverzicht van de afdeling Schuldregeling en Budgetbeheer van de gemeente Utrecht blijkt dat [appellant] en [B] sinds 2017 in totaal ruim € 4.000 op hun schulden hebben afgelost.
Omdat nu nog niet duidelijk is of [appellant] zal kunnen rondkomen en er geen nieuwe schulden zullen ontstaan, is niet aannemelijk dat hij de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling zal kunnen nakomen (artikel 288 lid 1, aanhef en onder c, van de Faillissementswet, hierna: Fw), aldus de rechtbank.
kan worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
4. De beslissing