ECLI:NL:GHARL:2020:5078

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
1 juli 2020
Zaaknummer
Wahv 200.235.291/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. Landstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van sanctiebeschikking wegens ontbreken van bewijsstukken in verkeersboetezaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond had verklaard. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat er foto's van de vermeende gedraging waren gemaakt, maar deze niet in het dossier waren gevoegd. Het hof oordeelde dat het ontbreken van deze foto's, die essentieel waren voor de beoordeling van het beroep, leidde tot schending van de informatieplicht door de officier van justitie. Hierdoor werd de sanctiebeschikking vernietigd.

Het hof stelde vast dat de gemachtigde van de betrokkene herhaaldelijk om de op de zaak betrekking hebbende stukken had verzocht, waaronder de foto's van de overtreding. De advocaat-generaal had wel aanvullende stukken overgelegd, maar deze bevatten geen foto's. Het hof concludeerde dat de informatieplicht niet was nageleefd en dat de beslissing van de kantonrechter en de beslissing van de officier van justitie vernietigd moesten worden. De betrokkene werd in het gelijk gesteld, en de proceskosten werden vergoed.

De beslissing van het hof omvatte de vernietiging van de eerdere beslissingen, de gegrondverklaring van het beroep, en de veroordeling van de advocaat-generaal tot vergoeding van de proceskosten van de betrokkene, tot een bedrag van € 1050,-. Het arrest werd uitgesproken door mr. J. van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. M. Landstra als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.235.291/01
CJIB-nummer
: 203206527
Uitspraak d.d.
: 1 juli 2020
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 23 januari 2018, betreffende

[betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [A] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. C.M.J.E.P. Meerts, kantoorhoudende te Beegden.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
De advocaat-generaal heeft wel aanvullende stukken overgelegd. Deze zijn (in kopie) doorgestuurd aan de gemachtigde van de betrokkene, die daar schriftelijk op heeft gereageerd.

De beoordeling

1. De gemachtigde van de betrokkene voert in hoger beroep onder meer aan dat in het door de advocaat-generaal overgelegde proces-verbaal wordt verwezen naar een brondocument en foto’s daarin. De gemachtigde beschikt daar niet over, terwijl er vanaf het administratief beroep meermalen om is gevraagd.
2. Het is vaste rechtspraak dat de officier van justitie, op grond van artikel 7:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in de fase van het administratief beroep op verzoek van de indiener van het beroepschrift gehouden is de op de zaak betrekking hebbende stukken te verstrekken. In zaken als deze gaat het om het zaakoverzicht en (indien van toepassing) een foto van de gedraging. Uit het door de advocaat-generaal overgelegde proces-verbaal van bevindingen blijkt dat er foto's van de gedraging zijn. Deze zijn gevoegd bij het brondocument.
3. Het hof stelt vast dat de gemachtigde in de fase van het administratief beroep de officier van justitie heeft verzocht om toezending van de op de zaak betrekking hebbende stukken (waaronder ook de foto’s van de overtreding). Nu niet kan worden vastgesteld dat de foto’s aan de gemachtigde zijn verstrekt door de officier van justitie, is de informatieplicht geschonden.
4. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter vernietigen evenals, met gegrondverklaring van het beroep daartegen, de beslissing van de officier van justitie. Het hof zal het beroep tegen de inleidende beschikking beoordelen.
5. Het hof stelt vervolgens vast dat de foto’s van de gedraging tot op heden geen deel uitmaken van het dossier. De vaste jurisprudentie van het hof met betrekking tot de tot de zaak betrekking hebbende stukken mag bij de advocaat-generaal bekend worden verondersteld. Desondanks is het dossier door het openbaar ministerie niet aangevuld met bedoelde foto’s van de gedraging, maar heeft de advocaat-generaal volstaan met het overleggen van een proces-verbaal waarin slechts daarnaar wordt verwezen. Bij deze stand van zaken ziet het hof geen aanleiding de advocaat-generaal alsnog in de gelegenheid te stellen deze informatie over te leggen.
6. Aan het ontbreken van deze -voor de beoordeling van het beroep relevante- foto's in het dossier zal het hof de gevolgtrekking verbinden dat de inleidende beschikking wordt vernietigd. Het hof zal beslissen als hierna te melden. De overige bezwaren van de gemachtigde behoeven in verband hiermee geen bespreking meer.
7. Nu de betrokkene in het gelijk wordt gesteld, komen de proceskosten voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van een administratief beroepschrift, een beroepschrift bij de kantonrechter en een hoger beroepschrift dienen in totaal drie punten te worden toegekend. Aan de (als nadere toelichting op het beroep te beschouwen) reactie op de door de advocaat-generaal overgelegde informatie, moet een halve punt worden toegekend. Aan het telefonisch horen in administratief beroep dient één punt te worden toegekend. Gelet op de door de gemachtigde geleverde inspanning zal het hof met gebruikmaking van de matigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht het voor het horen door de officier van justitie toegekende hele punt halveren. De waarde per punt bedraagt € 525,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1050,- (= 4 x € 525,- x 0,5).

De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder voormeld CJIB-nummer de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 1050,-.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier en op een openbare zitting uitgesproken. De griffier is buiten staat om het arrest te ondertekenen.