ECLI:NL:GHARL:2020:5087

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
1 juli 2020
Zaaknummer
21-005548-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak met meervoudige recidive en strafmaatverweer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de Rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1995, werd beschuldigd van woninginbraak, waarbij hij samen met anderen goederen had weggenomen uit een woning. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden, maar het hof oordeelde dat er sprake was van strafverzwarende omstandigheden, waaronder meervoudige recidive en de manier waarop de inbraak was gepleegd. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 10 maanden geëist, met de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen. Het hof oordeelde dat de verdachte onvoldoende had gedaan om zijn gedrag te verbeteren en dat de persoonlijke omstandigheden niet voldoende waren om van de tenuitvoerlegging af te zien. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en de tenuitvoerlegging van eerdere straffen werd gelast.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005548-19
Uitspraak d.d.: 1 juli 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de Rechtbank Midden-Nederland van 22 oktober 2019 met parketnummer 16-165154-19 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging, parketnummers 16-660375-16, 16-652746-17, 16-659805-16 en 21-003072-16, in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
wonende te [woonplaats], [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 juni 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal de tenuitvoerlegging van vier bij eerdere uitspraken voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen voor de duur van in totaal 9 maanden en 17 dagen gevorderd. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd dat ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen wordt beslist tot teruggave. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. F.N. Dijkers, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte veroordeeld voor een woninginbraak, meer specifiek diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak. De rechtbank heeft verdachte daarvoor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging van vier bij eerdere uitspraken voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen gelast. De rechter heeft voorts ten aanzien van de in beslag genomen goederen de teruggave hiervan bevolen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 9 juli 2019 te [plaatsnaam] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, uit/vanaf een woning gelegen aan de [adres] een rugzak en/of een laptop en/of een spaarvarken en/of een kussensloop met een (grote) hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 juli 2019 te [plaatsnaam] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, uit/vanaf een woning gelegen aan de [adres] ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders(s) voorgenomen misdrijf om een of meer goederen en/of geldbedragen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking
- met zijn/hun mededader(s) naar voornoemde woning is /zijn gegaan en/of
- (vervolgens) het cilinderslot van de voordeur heeft/hebben verbroken en/of
- (vervolgens) de woning is/zijn binnengegaan en/of
- (vervolgens) de woning heeft/hebben doorzocht en/of
- goederen heeft/hebben klaargelegd,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Verdachte heeft ter zitting in hoger beroep bekend zich schuldig te hebben gemaakt aan de woninginbraak die hem ten laste is gelegd. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat in hoger beroep de door de rechtbank gehanteerde bewezenverklaring en bewijsvoering niet door de verdediging zijn bestreden en dat slechts een strafmaatverweer is gevoerd.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Primair
hij op 9 juli 2019 te [plaatsnaam] tezamen en in vereniging met anderen uit een woning gelegen aan de [adres] een rugzak en een laptop en een spaarvarken en een kussensloop met sieraden, dat geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld ter zake van het hem primair tenlastegelegde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van voorarrest. Hiertoe heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat het uitgangspunt volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken voor een woninginbraak, indien sprake is van veelvuldige recidive, een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden is. In dit geval is er reden om hiervan af te wijken, omdat sprake is van strafverzwarende omstandigheden, namelijk: het in vereniging plegen van de inbraak, de professionaliteit waarmee de inbraak is gepleegd, de ravage in de woning na de inbraak en de achteloze houding van verdachten, zoals zich dat uitte door het roken van sigaretten in de woning.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het hof verzocht om aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken die in dit geval neerkomen op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden. De verdediging acht de door de advocaat-generaal aangevoerde strafverzwarende omstandigheden niet aanwezig, met name niet het professionele verband waarin gewerkt zou zijn.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 9 juli 2019 te [plaatsnaam] samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een woninginbraak. De bewoners waren ten tijde van de inbraak op vakantie, maar zijn onmiddellijk op de hoogte geraakt van het feit doordat zij een camera met bewegingssensor in hun woning hadden geïnstalleerd. Zij moesten dan ook met lede ogen aanzien dat er in hun woning werd ingebroken. Verdachten hebben het hele huis overhoop gehaald en voor het gezin waardevolle goederen weggenomen. Door zo te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van aangever en is hij aan diens belangen voorbijgegaan louter met het oog op persoonlijk financieel gewin. Het is een feit van algemene bekendheid dat gebeurtenissen als deze slachtoffers met gevoelens van angst en onveiligheid opzadelen.
Het hof houdt bij de strafoplegging ten nadele van de verdachte rekening met een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 mei 2020. Hieruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke vermogensdelicten, waarvoor hem onder meer onvoorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Het hof houdt voorts rekening met het recentste advies van de reclassering van 25 september 2019, waaruit blijkt dat de reclassering adviseert om een gevangenisstraf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering ziet namelijk geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. Daarnaast adviseert de reclassering om de vier vorderingen strekkende tot tenuitvoerlegging (TUL) van bij eerdere uitspraken opgelegde gevangenisstraffen volledig toe te wijzen. Tot slot blijkt dat een behandeling in het kader van een ambulante behandelverplichting bij De Waag negatief is afgesloten. Het hof stelt verder vast dat de raadsman van verdachte voorafgaand aan de zitting van dit hof een e-mail van [naam 2] van Tactus Reclassering Flevoland d.d. 15 juni 2020 heeft toegezonden. Hieruit komt naar voren dat verdachte inmiddels zijn bijzondere voorwaarden voldoende nakomt, telefonisch bereikbaar is, maar dat het moeilijk is om een compleet beeld te krijgen van de leefsituatie. [naam 2] geeft aan dat het wenselijk zou zijn om de proeftijden van de lopende vorderingen tenuitvoerlegging te verlengen, om zo nog meer zicht te krijgen op de leefsituatie en betrokkene te monitoren of hij op het rechte pad blijft en een nieuwe opleiding gaat starten.
Het hof neemt als vertrekpunt de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken met betrekking tot woninginbraken, waarbij sprake is van meervoudige recidive ten aanzien van vermogensdelicten. In het onderhavige geval betekent dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden. Het hof ziet echter reden om hiervan af te wijken. In de onderhavige zaak is immers sprake van strafverzwarende factoren, namelijk: het in vereniging plegen van de inbraak, waarbij alle drie de medeverdachten in de woning aanwezig zijn geweest en waarbij sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering, de omvang van de ravage die de verdachten hebben veroorzaakt bij het doorzoeken van de woning en de geraffineerde manier van uitvoering, waarbij het respectloze karakter en het gegeven dat de medeverdachten zich niet laten afschrikken bij betrapping een verdere inkleuring aan de woninginbraak te geven.
Het hof houdt voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die blijken uit het dossier en zoals die tijdens het onderzoek ter terechtzitting van het hof zijn besproken. Verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en liep in maar liefst vier proeftijden ten tijde van het delict. Als positieve ontwikkeling valt te noemen dat verdachte op dit moment en sinds kort parttime werkt in een telefoonwinkel en zich heeft ingeschreven voor een Mbo-opleiding.
Alles afwegend is het hof van oordeel dat - gelet op de aard en de ernst van het gepleegde feit en de recidive van verdachte - niet kan worden volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf dan wel een taakstraf. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is noodzakelijk vanuit het oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van het door verdachte begane delict. Gelet op het door de reclassering gewenst geachte toezicht zal het hof een gedeelte van de straf in voorwaardelijke vorm opleggen.

Vorderingen tenuitvoerlegging

parketnummer 16-660375-16
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank te Utrecht van 23 november 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, parketnummer 16-660375-16. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
parketnummer 16-652746-17
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank te Utrecht van 12 december 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 weken, parketnummer 16-652746-17. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
parketnummer 16-659805-16
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank te Utrecht van 30 september 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, parketnummer 16-659805-16. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
parketnummer 21-003072-16
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank te Arnhem van 22 november 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, parketnummer 21-003072-16. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Oordeel van het hof
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting toewijzing gerekwireerd van alle bovengenoemde vorderingen tenuitvoerlegging, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijden aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De verdediging heeft met een beroep op de voorzichtige positieve wending in het leven van verdachte ter terechtzitting primair betoogd dat de nog lopende proeftijden dienen te worden verlengd. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om in het geval van toewijzing van de vorderingen de ten uitvoer te leggen gevangenisstraffen om te zetten in taakstraffen. Meest subsidiair heeft de verdediging verzocht om een gedeeltelijke toewijzing van de vorderingen al dan niet in combinatie met de onder primair en subsidiair genoemde afdoeningsmogelijkheden.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is ten aanzien van alle bovengenoemde vorderingen tenuitvoerlegging gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de betreffende proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Het hof ziet in de naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden onvoldoende aanleiding om af te zien van de tenuitvoerlegging. De voorzichtig positieve wending in verdachtes leven, zoals de raadsman deze schetst, is naar het oordeel van het hof zeer pril, zoals onder meer blijkt uit het laatste reclasseringsrapport over verdachte en de terughoudende manier waarop de reclasseringswerker [naam 2] in de e-mail van 15 juni 2020 over het contact met betrokkene en het zicht op diens leefsituatie schrijft. Verdachte was een (zeer) vaak gewaarschuwd man en heeft er zelf voor gekozen om, kort nadat hij uit detentie kwam, op de dag zelfs waarop hij beterschap beloofde in een gesprek met een reclasseringswerker weer een vermogensdelict te plegen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het hier geen zogenaamd impulsdelict betrof en dat de verdachte ruimschoots de tijd heeft gehad om zich te beraden op de vraag of hij al of niet zou meegaan op inbrekerspad. Daarom zal de tenuitvoerlegging van alle voorwaardelijk opgelegde straffen worden gelast.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 14h, 14i, 14j en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij Tactus Reclassering Flevoland, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Utrecht van 23 november 2016, parketnummer 16-660375-16, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Utrecht van 12 december 2017, parketnummer 16-652746-17, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) weken.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Utrecht van 30 september 2016, parketnummer 16-659805-16, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) dagen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Arnhem van 22 november 2018, parketnummer 21-003072-16, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Aldus gewezen door
mr. M.C. Fuhler, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. M. van der Horst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van D. Janssen, griffier,
en op 1 juli 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M. van der Horst is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.