ECLI:NL:GHARL:2020:5328

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
9 juli 2020
Zaaknummer
21-002653-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet in een Crystal Meth laboratorium

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, specifiek met betrekking tot de productie en het bezit van methamfetamine. De feiten vonden plaats in een loods in [pleegplaats] tussen 1 januari 2018 en 6 april 2018. Tijdens een politie-inval op 6 april 2018 werd een grootschalig methamfetamine laboratorium aangetroffen, waar de verdachte zich bevond. Het hof oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn verweer dat hij enkel opruimwerkzaamheden verrichtte, betrokken was bij de productie van de drugs. Het hof baseerde zijn oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder DNA-sporen van de verdachte in de productieruimte en communicatie tussen medeverdachten. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, maar het hof matigde deze straf tot 24 maanden, rekening houdend met de kortere periode van betrokkenheid van de verdachte. Het hof verklaarde de verdachte schuldig aan de feiten en legde een gevangenisstraf op, waarbij ook de in beslag genomen goederen verbeurd werden verklaard.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002653-19
Uitspraak d.d.: 9 juli 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 30 april 2019 met parketnummer 18-930055-18 in de strafzaak tegen

[naam verdachte] ,

geboren te [plaats en datum] ,
thans verblijvende in PI Overijssel, HvB Karelskamp, Almelo te Almelo.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 2 juli 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de inbeslaggenomen goederen, met uitzondering van de harde schijf (Seagate), worden verbeurd verklaard. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. A.W. Syrier, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte wegens de feiten 1 en 2 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van voorarrest.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1.
verdachte op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 6 april 2018 te [pleegplaats] , en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd en/of vervaardigd
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde methamfetamine en/of amfetamine (telkens) (een) middel(en) in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
verdachte op of omstreeks 06 april 2018 te [pleegplaats] en/of te en in [pleegplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde methamfetamine en/of amfetamine (een) middel(en) in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Door en namens verdachte is aangevoerd dat hij destijds is ingehuurd om de loods in [pleegplaats] op te ruimen en schoon te maken. Verdachte hield zich niet bezig met de productie van verdovende middelen. De door hem verrichte opruim- en schoonmaakwerkzaamheden zijn onvoldoende om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen, aldus de raadsman. Subsidiair wijst de raadsman -ten aanzien van feit 1- op de tenlastegelegde periode. Als al bewezen zou kunnen worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dit feit, dan kan uit het dossier worden afgeleid dat hij slechts één week in de loods aanwezig is geweest. Verder is ten aanzien van feit 2 naar voren gebracht dat verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van methamfetamine in de loods. De enkele omstandigheid dat verdachte toegang heeft gehad tot de ruimte waar de methamfetamine is aangetroffen, brengt niet mee dat bewezen kan worden verklaard dat hij die stof opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gerequireerd dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 en 2.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij nog in het bijzonder als volgt.
Naar aanleiding van een ingekomen melding bij het Team Criminele Inlichtingen is de politie op 6 april 2018 een loods in [pleegplaats] binnengetreden. Achter in de loods bevonden zich twee ruimtes. Eén ruimte werd door de politie bestempeld als opslagruimte en de andere als productieruimte. In deze ruimtes stonden een grote hoeveelheid apparatuur en chemicaliën die geschikt zijn voor de vervaardiging van methamfetamine, waaronder bijna 20 kg (pseudo)efedrine. Voorts was er een aanzienlijke hoeveelheid van uit het productieproces afkomstig afval aanwezig. Verder heeft de politie in totaal 2,8 kg zuivere Crystal Meth (methamfetamine in kristalvorm) aangetroffen. Tijdens de inval bevond verdachte zich in de productieruimte. In deze ruimte stonden naast diverse vaten en jerrycans ook kooktoestellen met daarop pannen met een donkere drab er in. Aan de binnenkant van een handschoen, die op een ton in de productieruimte lag, is DNA van verdachte aangetroffen. Daarnaast is DNA van verdachte aangetroffen aan de binnenkant van een mondkapje. Dit mondkapje lag in een door medeverdachte [medeverdachte B] gehuurde auto. Aan de buitenkant van dit mondkapje is zowel methamfetamine als lidocaïne aangetroffen, stoffen die ook in de productieruimte zijn aangetroffen. Verdachte stelt dat hij niet wist dat er in de loods methamfetamine werd geproduceerd. Gelet op de omstandigheid dat methamfetamine is aangetroffen en verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij toentertijd verslaafd was aan Crystal Meth, acht het hof die verklaring ongeloofwaardig.
Naast verdachte bevonden ook medeverdachte [medeverdachte B] en de inmiddels overleden medeverdachte [medeverdachte A] zich op 6 april 2018 in de loods. [medeverdachte A] was sinds 1 februari 2016 huurder van de betreffende loods en in zijn woning zijn allerlei stukken aangetroffen die betrekking hebben op de productie van synthetische drugs. Verder blijkt dat op het hiervoor genoemde mondkapje naast DNA van verdachte ook DNA van medeverdachte [medeverdachte B] is aangetroffen. Het dossier bevat voorts een SMS-gesprek tussen [medeverdachte B] en [medeverdachte A] dat plaatsvond op 30 maart 2018. In dat gesprek vraagt [medeverdachte B] aan [medeverdachte A] of hij twee koks wil ophalen in [pleegplaats] . Daarbij wordt door [medeverdachte B] vermeld dat het zou gaan om een Skoda met een Tsjechisch kenteken. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een week voor de inval, dus rond 30 maart 2018, naar Nederland is gebracht door iemand die woonachtig is in Tsjechië. Na aankomst in Nederland verbleef verdachte in de loods in [pleegplaats] .
Aan de hand van de wettige bewijsmiddelen stelt het hof vast dat er in de loods een grootschalig methamfetamine laboratorium aanwezig was. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat verdachte zich in de productieruimte bevond en zijn DNA is aangetroffen aan de binnenkant van een in de productieruimte aanwezige handschoen en op het mondkapje, acht het hof niet aannemelijk dat verdachte zich bezig hield met opruim- en schoonmaakwerkzaamheden. Het hof heeft bij dit oordeel het SMS-contact tussen [medeverdachte B] en [medeverdachte A] betrokken. Naar het oordeel van het hof is verdachte een 'kok' waarover [medeverdachte B] met [medeverdachte A] contact heeft gehad. In onderling verband en samenhang bezien, kan het niet anders dan dat met de door [medeverdachte B] genoemde 'koks' bereiders van methamfetamine worden bedoeld. Het hof acht bewezen dat dat verdachte zich heeft beziggehouden met het vervaardigen van methamfetamine, zij het gedurende een week. Het hof acht de bijdrage van verdachte van zodanig gewicht dat gesproken kan worden van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte B] en [medeverdachte A] . Dit brengt mee dat het hof bewezen acht dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde tezamen en in vereniging met anderen heeft begaan.
Het hof honoreert wel het verweer van de raadsman dat verdachte gedurende een kortere periode het bewezenverklaarde heeft medegepleegd dan hem is tenlastegelegd. In die zin komt het hof tot een andere bewezenverklaring dan de rechtbank.
Het hof acht eveneens bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen methamfetamine aanwezig heeft gehad, zoals onder 2 ten laste is gelegd. Verdachte verbleef in de loods en hield zich actief bezig met de vervaardiging van methamfetamine. Dit leidt tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de reeds geproduceerde methamfetamine, alsmede dat hij daarover beschikkingsmacht had. Het door de raadsman gevoerde verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
verdachte op verschillende tijdstippen in de periode van 30 maart 2018 tot en met 6 april 2018 te [pleegplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, heeft bereid, bewerkt, verwerkt, en/of vervaardigd een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine, zijnde een middel in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
2.
verdachte op of omstreeks 06 april 2018 te [pleegplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine, zijnde een middel in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In een loods in [pleegplaats] heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de grootschalige productie van methamfetamine en het opzettelijk aanwezig hebben daarvan. Het is een feit van algemene bekendheid dat synthetische drugs grote gevaren opleveren voor de gezondheid van gebruikers. Bovendien gaan de handel in en het gebruik van dergelijke middelen gepaard met verschillende vormen van overlast en criminaliteit – waaronder geweldsdelicten en het witwassen van crimineel geld – waardoor de samenleving ernstige schade wordt berokkend. De productie van synthetische drugs is daarnaast schadelijk voor het milieu vanwege de wijze waarop chemische afvalstoffen van dergelijke productieprocessen vaak illegaal worden afgevoerd in het openbare riool, dan wel door middel van lozingen in openbare wateren of dumping in de openbare ruimte, in het bijzonder in buitengebieden. Verdachte heeft geen rekening gehouden met deze omstandigheden en risico's en heeft alleen oog gehad voor zijn eigen (financiële) belangen. Door zijn handelen heeft verdachte ondersteuning geboden aan het criminele circuit. Het hof rekent het verdachte aan dat hij geen volledige openheid van zaken heeft gegeven en geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een andere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Omdat het hof uitgaat van een beduidend kortere periode van verdachtes betrokkenheid bij de productie van de synthetische drugs dan de rechtbank en de advocaat-generaal hebben gedaan, zal het hof de op te leggen gevangenisstraf dan ook matigen. Het hof acht een gevangenisstraf voor de duur van
24 maanden passend en geboden.

Redelijke termijn

De raadsman heeft betoogd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, (Europees) Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) is overschreden en dat deze overschrijding moet worden verdisconteerd in de strafoplegging.
Het hof overweegt dat de redelijke termijn is aangevangen op 6 april 2018. Dat is het moment dat verdachte is aangehouden en inverzekering is gesteld. De rechtbank heeft op
30 april 2019 vonnis gewezen. Vervolgens heeft verdachte appel aangetekend op 14 mei 2019 en is het dossier bij het hof binnengekomen op 23 juli 2019. Het hof wijst arrest op
9 juli 2020. Verdachte heeft steeds in voorarrest gezeten.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn niet is overschreden. Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is de zaak binnen de geldende termijn van zestien maanden afgedaan. Ter zake van de inzendingstermijn is ook geen sprake van een schending van de redelijke termijn. Het betoog van de raadsman treft derhalve geen doel.

Inbeslaggenomen goederen

Het hof zal op grond van artikel 33a, tweede lid onder b, van het Wetboek van Strafrecht de volgende goederen verbeurd verklaren:
Iphone blauw (goednr. eindigend op 995644)
Iphone blauw (goednr. eindigend op 995810)
Iphone grijs (goednr. eindigend op 995796)
Iphone zwart (goednr. eindigend op 995803)
Usb stick Novigadgets (goednr. eindigend op 995848)
Usb stick Philips (goednr. eindigend op 995847)
Tablet Apple grijs (goednr. eindigend op 995843)
Notebook Acer (goednr. eindigend op 995841)
Tablet Samsung (goednr. eindigend op 995839)
Iphone wit (goednr. eindigend op 995822).
Van deze goederen is niet kunnen worden vastgesteld aan wie zij toebehoren. Het zijn voorwerpen waarvan het hof aannemelijk geworden acht dat het goederen betreft met betrekking tot welke de feiten zijn begaan of voorbereid.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.

Verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen, te weten:

Iphone blauw (goednr. eindigend op 995644)
Iphone blauw (goednr. eindigend op 995810)
Iphone grijs (goednr. eindigend op 995796)
Iphone zwart (goednr. eindigend op 995803)
Usb stick Novigadgets (goednr. eindigend op 995848)
Usb stick Philips (goednr. eindigend op 995847)
Tablet Apple grijs (goednr. eindigend op 995843)
Notebook Acer (goednr. eindigend op 995841)
Tablet Samsung (goednr. eindigend op 995839)
Iphone wit (goednr. eindigend op 995822).
Aldus gewezen door
mr. J.J. Beswerda, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. R.R.H. Laurens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.J. Samplonius, griffier,
en op 9 juli 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. R.R.H. Laurens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.