ECLI:NL:GHARL:2020:5371

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
10 juli 2020
Zaaknummer
21-000966-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens rijden onder invloed van amfetamine met rekening houdend met ongeldig worden van rijbewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1988, werd beschuldigd van het besturen van een voertuig onder invloed van amfetamine op 28 september 2018. De politierechter had de verdachte vrijgesproken, maar het hof vernietigde dit vonnis en kwam tot een andere bewijsbeslissing. Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het tenlastegelegde feit, waarbij het gehalte amfetamine in zijn bloed hoger was dan de wettelijke grenswaarde.

Bij de straftoemeting hield het hof rekening met de ernst van het feit, de recidive van de verdachte en de persoonlijke omstandigheden, waaronder het feit dat zijn rijbewijs van rechtswege ongeldig zou worden na de uitspraak. De advocaat-generaal had een geldboete van € 950,- geëist, maar het hof legde een hogere geldboete op van € 1.250,-, te vervangen door 22 dagen hechtenis. Daarnaast werd een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 8 maanden opgelegd. Het hof benadrukte de ernst van het feit en de gevaarzetting die het rijden onder invloed met zich meebrengt.

De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete en een ontzegging van de rijbevoegdheid, met de mogelijkheid tot betaling in termijnen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000966-19
Uitspraak d.d.: 10 juli 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 7 februari 2019 met parketnummer 96-221495-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
wonende te [woonplaats] , [woonadres]

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 26 juni 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die strekt tot oplegging van een geldboete van € 950,- te vervangen door 19 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 8 maanden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. H.L.P. Fauser, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte vrijgesproken.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt. Het hof doet opnieuw recht.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 september 2018 te [plaats] , gemeente [naam gemeente] een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 110 microgram amfetamine per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 september 2018 te [plaats] , gemeente [naam gemeente] , een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 110 microgram amfetamine per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit bij die stof vermelde grenswaarde.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het besturen van een motorvoertuig onder invloed van amfetamine. Het is algemeen bekend dat het deelnemen aan het verkeer na het gebruik van een drug als amfetamine de rijvaardigheid in ernstige mate kan beïnvloeden. Verdachte heeft de gevaarzetting die daardoor ontstaat op de koop toegenomen door toch te gaan rijden. Het hof neemt hem dit kwalijk.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in de vijf jaren voor het plegen van dit feit reeds onherroepelijk is veroordeeld voor rijden onder invloed. De raadsvrouw heeft er op gewezen dat verdachtes rijbewijs op grond van 123b van de Wegenverkeerswet 1994 van rechtswege ongeldig wordt na het onherroepelijk worden van de onderhavige uitspraak. Zij heeft er met name om die reden voor gepleit een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid achterwege te laten. Verdachte is voor zijn huidige baan sterk van zijn rijbewijs afhankelijk. Gedurende een eventuele rijontzegging zal hij niet in staat zijn opnieuw zijn rijbewijs te halen, hetgeen mogelijk consequenties heeft voor zijn dienstbetrekking.
Gelet op de ernst van het feit en aangezien sprake is van recidive, is een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid in principe passend. Het hof ziet echter in de persoonlijke situatie van verdachte en in de omstandigheid dat zijn rijbewijs van rechtswege zijn geldigheid zal verliezen aanleiding om voor wat de rijontzegging betreft te volstaan met het voorwaardelijk opleggen daarvan. Ter benadrukking van de ernst van het feit staat daar tegenover dat het hof een hogere geldboete zal opleggen dan is geëist, namelijk een geldboete van € 1250,- te vervangen door 22 dagen hechtenis. Op verzoek van verdachte wordt daarbij bepaald dat deze in vijf maandelijkse termijnen kan worden betaald.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
22 (tweeëntwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de
geldboetemag worden voldaan in
5 (vijf) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro).
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. M.C. Fuhler, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. L.G. Wijma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.C. Huizenga, griffier,
en op 10 juli 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Fuhler en mr. Wijma zijn verhinderd dit arrest mede te ondertekenen.