In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1988, werd beschuldigd van het besturen van een voertuig onder invloed van amfetamine op 28 september 2018. De politierechter had de verdachte vrijgesproken, maar het hof vernietigde dit vonnis en kwam tot een andere bewijsbeslissing. Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het tenlastegelegde feit, waarbij het gehalte amfetamine in zijn bloed hoger was dan de wettelijke grenswaarde.
Bij de straftoemeting hield het hof rekening met de ernst van het feit, de recidive van de verdachte en de persoonlijke omstandigheden, waaronder het feit dat zijn rijbewijs van rechtswege ongeldig zou worden na de uitspraak. De advocaat-generaal had een geldboete van € 950,- geëist, maar het hof legde een hogere geldboete op van € 1.250,-, te vervangen door 22 dagen hechtenis. Daarnaast werd een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 8 maanden opgelegd. Het hof benadrukte de ernst van het feit en de gevaarzetting die het rijden onder invloed met zich meebrengt.
De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete en een ontzegging van de rijbevoegdheid, met de mogelijkheid tot betaling in termijnen.