ECLI:NL:GHARL:2020:5554

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
21-006691-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens ernstige bedreigingen met terbeschikkingstelling en verpleging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1978 en thans verblijvende in PI Rijnmond, is veroordeeld voor meerdere ernstige bedreigingen aan het adres van zijn ex-vrouw en haar kinderen. Het hof oordeelt dat de verdachte, ondanks zijn ernstige psychische problemen, een gevaar vormt voor de veiligheid van anderen. De rechtbank had eerder de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) opgelegd, maar het hof heeft deze maatregel gemaximeerd tot vier jaar, omdat niet is aangetoond dat de gedragingen van de verdachte onmiskenbaar gericht zijn tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om de tbs-maatregel zonder maximale duur op te leggen, afgewezen. De verdachte heeft zich gedurende een jaar schuldig gemaakt aan bedreigingen, waarbij hij expliciet heeft gedreigd met de dood van zijn ex-vrouw en haar nieuwe partner. De deskundigen hebben vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ernstige psychische stoornis, wat zijn gedragingen beïnvloedt. Het hof heeft besloten dat de behandeling van de verdachte voorrang moet krijgen boven een gevangenisstraf, en heeft de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd. Daarnaast is een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking opgelegd, om toekomstige risico's te beheersen. Het hof heeft de zaak grondig onderzocht en de impact van de bedreigingen op de slachtoffers in overweging genomen, evenals de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006691-19
Uitspraak d.d.: 15 juli 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 17 december 2019 met parketnummer 16-659062-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] ,
thans verblijvende in PI Rijnmond - HvB De IJssel te Krimpen aan den IJssel.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 juli 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het ten laste gelegde tot:
- een gevangenisstraf van tien maanden, met aftrek van het voorarrest;
- oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege en te bepalen dat deze maatregel ongemaximeerd van duur is nu er sprake is van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen;
- toepassing van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.M. van Dam, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij voornoemd vonnis ter zake van – kort gezegd – bedreigingen, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en bevolen dat hij van overheidswege wordt verpleegd. Ook is de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking aan verdachte opgelegd.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 02 april 2018 tot en met 08 april 2019 te [plaats] en/of elders in Nederland (telkens) [slachtoffer 1] en/of hun/haar kinder(en) en/of haar partner heeft bedreigd (telkens) met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk via één of meerdere medewerkers van FPC de [naam kliniek] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] bovengenoemde [slachtoffer 1] en/of hun/haar kinderen en/of haar partner dreigend de woorden toegevoegd:
- dat hij die [slachtoffer 1] en/of hun/haar kinderen en/of haar partner gaat vermoorden of doodmaken en/of
- dat het alles of niets is en/of
- dat hij een wraakplan heeft en/of
- dat dit misschien pas na 5 à 10 jaar zal plaatsvinden en/of
- wanneer die [slachtoffer 1] niet bij hem terug komt hij tot grootse en erge dingen in staat is en zal uitvoeren en/of
- dat hij nadenkt over het aanrichten van iets ergs en/of
- dat hij zijn kinderen zal ombrengen als die [slachtoffer 1] niet bij hem terugkeert en/of
- dat hij die [slachtoffer 1] om het leven zal brengen en/of dat die [slachtoffer 1] dood moet en/of - dat hij zegt dat hij het doodmaken van die [slachtoffer 1] van gelijke ernst ziet als een scheiding inzetten en zegt "dan staan we quitte" en/of
- dat hij die [slachtoffer 1] en de kinderen niet meer hoeft te zien en dat ze beter dood kunnen zijn en/of
- dat de kinderen er in principe niet veel aan kunnen doen, maar dat het wel oké is als ze dood zouden zijn en/of
- dat hij die [slachtoffer 1] iets wil aandoen wanneer hij haar ziet in de rechtbank en/of hij die [slachtoffer 1] lachend een karatetrap gaat geven voor de ogen van de rechter en hij de rechtbank gaat verbouwen en/of
- dat hij die [slachtoffer 1] echt iets aan wil gaan doen zodra hij de kans krijgt en/of dat die [slachtoffer 1] niet oud wordt en/of
- dat de partner van die [slachtoffer 1] er ook aan gaat en/of
- dat als hij ooit weer vrij komt het dan "zijn beurt" is en/of
- dat het wraakplan misschien niet op die [slachtoffer 1] is gericht, maar misschien wel op anderen,
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op meer tijdstippen in de periode van 02 april 2018 tot en met 08 april 2019 te [plaats] telkens [slachtoffer 1] heeft bedreigd (telkens) met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, immers heeft verdachte telkens opzettelijk via meerdere medewerkers van FPC de [naam kliniek] en [slachtoffer 4] bovengenoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd:
- dat hij die [slachtoffer 1] en hun kinderen en haar partner gaat vermoorden of doodmaken en
- dat het alles of niets is en
- dat hij een wraakplan heeft en
- dat dit misschien pas na 5 à 10 jaar zal plaatsvinden en
- wanneer die [slachtoffer 1] niet bij hem terug komt hij tot grootse en erge dingen in staat is en zal uitvoeren en
- dat hij nadenkt over het aanrichten van iets ergs en
- dat hij zijn kinderen zal ombrengen als die [slachtoffer 1] niet bij hem terugkeert en
- dat hij die [slachtoffer 1] om het leven zal brengen en dat die [slachtoffer 1] dood moet en
- dat hij zegt dat hij het doodmaken van die [slachtoffer 1] van gelijke ernst ziet als een scheiding inzetten en zegt "dan staan we quitte" en
- dat hij die [slachtoffer 1] iets wil aandoen wanneer hij haar ziet in de rechtbank en hij die [slachtoffer 1] lachend een karatetrap gaat geven voor de ogen van de rechter en
- dat hij die [slachtoffer 1] echt iets aan wil gaan doen zodra hij de kans krijgt en dat die [slachtoffer 1] niet oud wordt en
- dat de partner van die [slachtoffer 1] er ook aan gaat en
- dat als hij ooit weer vrij komt het dan "zijn beurt" is.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd

en

bedreiging met zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Om te bepalen of en, zo ja, in welke mate het bewezenverklaarde aan de verdachte is toe te rekenen, heeft het hof acht geslagen op de Pro Justitia rapportage van het Pieter Baan Centrum van 26 november 2019 opgemaakt door I. Schilperoord, GZ-psycholoog, en C.J. Kerssens, psychiater.
Uit het rapport volgt dat er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een ongespecificeerde neurobiologische ontwikkelingsstoornis en (tevens) van een psychotische stoornis, waarbij differentiaaldiagnostisch gedacht kan worden aan een waanstoornis, met hypochondere en paranoïde wanen. De persoonlijkheid vertoont sterk dwangmatige, obsessieve trekken en verdachte heeft een laag zelfgevoel. Schizofrenie kan door de deskundigen niet worden uitgesloten gelet op de bizarre wanen die bij deze stoornis vaker voorkomen, de in retrospectief opvallende knik in het functioneren in de vroege volwassenheid, de gestoorde informatieverwerking en de subtiele afstemmingsproblemen. Daarnaast is er sprake van een stoornis in het alcoholgebruik, nu alweer enige jaren in (gedwongen) remissie. Deze gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis waren ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde, met uitzondering van het alcoholgebruik. Het heeft de gedragskeuzes van verdachte beïnvloed. De ten laste gelegde feiten vloeien voort uit een zeer heftige angst die de scheiding op hem uitoefende. Vanuit zijn kwetsbare zelfbeeld, waarbij hij zich insufficiënt en onbekwaam voelde, hield hij vast aan een construct, een ideaalbeeld van hoe zijn leven er uit zou moeten zien, met een goede baan, een partner en een gezin. Zijn ex-vrouw fungeerde daarnaast als een soort hulpego, die hem houvast gaf en zorgde dat hij niet verder desintegreerde. Confrontatie met de realiteit, waarin zijn ex-vrouw inmiddels een andere partner had, leidde bij verdachte (wederom) tot heftige primitieve angst, een angst voor desintegratie, waarbij hij zich nietig en waardeloos voelde. De agressieve ontlading door het uiten van bedreigingen naar zijn ex-vrouw en zijn gezin en de partner van zijn ex-vrouw kan enerzijds gezien worden als een begrijpelijke reactie van boosheid op de ander die hem in de steek laat en in onzekerheid heeft gebracht, maar gaat tegelijkertijd ook veel verder (en langduriger) dan dat. Anderzijds betreft het waarschijnlijk ook een ultieme poging vanuit zijn innerlijke kwetsbaarheid om weer controle te krijgen, machtig te zijn. Het is niet geheel uit te sluiten dat verdachte op die momenten van extreme spanning het contact met de realiteit geheel verliest. De deskundigen adviseren daarom dat het ten laste gelegde minimaal verminderd aan verdachte is toe te rekenen.
Het hof kan zich verenigen met de bevindingen van de deskundigen, zoals die hiervoor zijn weergegeven en maakt deze tot de zijne.
Op grond van het voorgaande komt het hof – evenals de rechtbank – tot het oordeel dat het bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. Verdachte is dan ook een strafbare dader.
Ook overigens is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Verdachte heeft zich gedurende een jaar schuldig gemaakt aan ernstige bedreigingen van zijn ex-vrouw, aangeefster [slachtoffer 1] . Doordat het verdachte – ook door zijn stoornissen – niet lukt om de scheiding te accepteren heeft hij vanuit een bepaalde boosheid tegenover verschillende personen onder meer gezegd dat hij aangeefster, hun twee kinderen en haar nieuwe partner gaat vermoorden.
Door zijn handelen heeft verdachte grote gevoelens van angst en onveiligheid bij aangeefster veroorzaakt. De impact van zijn handelen op het leven van aangeefster was en is groot, zo blijkt ook uit haar slachtofferverklaring ter zitting in hoger beroep. Zij maakt zich veel zorgen over haar eigen veiligheid en dat van haar kinderen in de toekomst.
Bijzonder aan deze zaak is dat de bedreigingen zijn geuit in een behandelsetting van een in 2016 opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling, welke maatregel bovendien was opgelegd ter zake van soortgelijke bedreigingen gericht tegen aangeefster. Ondanks de behandeling blijft verdachte dezelfde uitlatingen doen.
Tekenend is ook dat verdachte in hoger beroep na afloop van de slachtofferverklaring geen blijk gaf van enige vorm van berouw of empathie. In tegendeel, verdachte reageerde met ‘eigen schuld, dikke bult’ en verklaarde dat aangeefster van hem mag doodvallen.
Uit het verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 mei 2020 blijkt dat verdachte eenmaal eerder wegens bedreigingen onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf en oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling voor de duur van maximaal vier jaar.
Ook houdt het hof rekening met het eerder genoemde Pro Justitia rapport van 26 november 2019, alsook het door de Reclassering Nederland uitgebrachte advies van 25 november 2019, het NIFP consult d.d. 11 april 2019, het verlengingsadvies van 3 oktober 2018, het triple onderzoek Pro Justitia d.d. 6 september 2016 en het Pro Justitia rapport opgemaakt door (gedrags)neuroloog C. Jonker d.d. 19 augustus 2016. Zoals hiervoor is overwogen houdt het hof rekening met het feit dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Alles afwegend acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf niet passend. De behandeling dient voorrang te krijgen. Vanuit het oogpunt van speciale preventie is het belangrijk dat de behandeling van verdachte niet verder wordt onderbroken door de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf. Dit is niet alleen in het belang van verdachte, maar zeker ook van de maatschappij en in het bijzonder aangeefster. Daarom zal worden volstaan met de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling.
Oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege
Standpunt verdediging
Ter zitting in hoger beroep is primair door de raadsman bepleit dat moet worden afgezien van het opnieuw opleggen van de tbs-maatregel. Oplegging van de maatregel is een veel te zwaar middel voor een dergelijk licht vergrijp. Verdachte kan beter worden behandeld in de BOPZ. Ook loopt er nog een oude maatregel. Bovendien wordt niet voldaan aan het gevaarscriterium. Subsidiair is aangevoerd dat, indien een tbs-maatregel wordt opgelegd, de tbs-maatregel gemaximeerd moet worden tot vier jaar omdat geen sprake is van een ‘geweldsmisdrijf’.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, waarbij de duur hiervan niet gemaximeerd is.
Oordeel hof
Het hof is van oordeel dat wordt voldaan aan alle wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel, te weten:
- verdachte heeft een misdrijf (bedreigingen) begaan genoemd in artikel 37a, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht;
- bij verdachte was ten tijde van het begaan van dit feit sprake van een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens;
- door deskundigen wordt de kans op recidive hoog ingeschat, waardoor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel eist.
Tot slot beschikt het hof over (tenminste) adviezen van twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater, die verdachte hebben onderzocht.
Voor deze beoordeling heeft het hof in het bijzonder acht geslagen op de hiervoor genoemde PBC-rapportage van 26 november 2019.
Hieruit volgt dat het risico op herhaling van de ten laste gelegde feiten als hoog wordt ingeschat. De psychopathologie is onverminderd aanwezig en verdachte uit nog altijd bedreigingen naar zijn ex-echtgenote. Mogelijk dat met het adequaat instellen op antipsychotische medicatie het angstniveau kan worden verminderd. Tot op heden is verdachte echter niet gemotiveerd voor medicatie en nam deze slechts om aan dwangmedicatie te ontkomen. Dit wordt ook bevestigd door de afname van het risicotaxatie-instrument HCR-20v3. Wat betreft de historische indicatoren is sprake van een geschiedenis van veelvuldig (dreigen met) verbaal en fysiek geweld naar zijn ex-partner. Ook waren er relatieproblemen met partnergeweld en problemen op het werk. Tevens was er sprake van fors alcoholgebruik, wat de agressieve impulsdoorbraken faciliteerde, een ernstige psychiatrische stoornis en ongespecificeerde neurobiologische stoornis, waarvoor verdachte behandeling weigerde. Verdachte heeft in zijn algemeenheid geen gewelddadige opvattingen, maar heeft wel moorddadige gedachtes die zich vooral richten op zijn ex-partner, zijn kinderen en haar nieuwe partner. Klinische indicatoren voor de kans op herhaling zijn de ernstige stoornis, de affectieve en cognitieve instabiliteit en het ontbreken van ziekte-inzicht, inzicht in het risico op geweld en de noodzaak van behandeling. Hierdoor is ook de behandeling tot op heden niet goed van de grond gekomen. Ten aanzien van de risicohanteringsitems kan gesteld worden dat verdachte zich ambivalent toont ten aanzien van een eventuele voortzetting van de tbs. Enerzijds vindt hij dat hij onterecht tbs heeft, anderzijds denkt hij zelf nog onvoldoende in orde te zijn (wijt dit echter aan zijn somatisch lijden) en heeft hij geen enkel idee hoe de behandeling zou moeten vorm krijgen. Hij heeft wel aangegeven niet gemotiveerd te zijn voor medicatie. Ingeschat wordt dat verdachte momenteel niet in staat is om te gaan met stressvolle omstandigheden, zoals deze zich aanbieden bij terugkeer in de maatschappij. Alles overziend komen onderzoekers tot de conclusie dat het risico op herhaling van de gewelddadige bedreigingen hoog is.
Het risico op escalatie is lastig te voorspellen. Niet uit te sluiten is dat verdachte op momenten het contact met de realiteit verliest en dat hij vanuit een psychose onvoorspelbare dingen doet. Om het recidivegevaar te verminderen is het van belang dat de ingezette (anti-psychotische) behandeling wordt hervat. Verder is het belangrijk om veel psycho-educatie te geven aan verdachte en zijn systeem over de beperkingen die hij heeft en te zorgen voor voldoende holding. De beschreven behandeling moet volgens de deskundigen plaatsvinden binnen het kader van een maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
Het hof is gelet op de inhoud van bovenstaande rapportage, de ernst van de bewezenverklaarde bedreigingen en de omstandigheden waaronder de bedreigingen zijn begaan, en de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de overige over hem opgemaakte rapportages, van oordeel dat oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege passend en geboden is. Het hof realiseert zich dat het een verstrekkende en ingrijpende maatregel betreft, maar acht oplegging ervan gelet op het ontbreken van ziekte-inzicht bij verdachte - die behept is met een ernstige stoornis - en het ontbreken van behandelmotivatie noodzakelijk. Het juridisch kader van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege is het enige passende kader, waar zowel verdachte als de maatschappij baat bij zullen hebben.
Anders dan de rechtbank overweegt het hof dat de totale duur van de maatregel wel gemaximeerd is, nu het hof oordeelt dat géén sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Het hof overweegt hiertoe dat bedreiging niet zonder meer kan worden gekarakteriseerd als een geweldsmisdrijf en dus als een misdrijf dat was gericht tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Voor het oordeel dat bedreiging evenwel is aan te merken als geweldsmisdrijf dient het hof feiten en omstandigheden vast te stellen waaruit gedragingen van de verdachte kunnen worden afgeleid die onmiskenbaar zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen in de zin van artikel 38e, eerste lid Sr. Daarbij kan het hof onder meer betrekken of de bedreiging werd voorafgegaan, vergezeld of gevolgd door niet-verbaal agressief gedrag ten opzichte van de bedreigde dan wel op enigerlei andere wijze werd ondersteund, alsmede of destijds aannemelijk was dat de bedreiging zou worden uitgevoerd.
Naar het oordeel van het hof zijn de feiten en omstandigheden zoals die uit het dossier naar voren komen en die een rol hebben gespeeld bij het bewezenverklaarde zorgwekkend, maar bestaat er onvoldoende grond om te oordelen dat de gedragingen van de verdachte onmiskenbaar zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen in de zin van artikel 38e, eerste lid Sr. Zowel de rapporteurs van het PBC als getuigen, professionals uit de [naam kliniek] en een broer van verdachte sluiten een escalatie naar fysieke agressie naar aangeefster niet uit, maar voor zover bij verdachte sprake is geweest van fysieke agressie, betreft dit voorvallen van jaren geleden, ook van voor de oplegging van de thans nog lopende TBS. Ook overigens biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat thans sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat de totale duur van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege maximaal vier jaar is.
Conclusie
Het hof zal gelasten dat verdachte zal worden verpleegd van overheidswege. Aan de voorwaarden vermeld in de artikelen 37a, eerste lid, en 37b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is voldaan, aangezien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, zowel het opleggen van de maatregel als de verpleging eist. De totale duur van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege zal de periode van vier jaar niet te boven kunnen gaan.
Motivering van de maatregel langdurig toezicht ex artikel 38z Wetboek van Strafrecht
Het hof zal – naast de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging – tevens een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte ook na afloop van de gemaximeerde terbeschikkingstelling onder toezicht te stellen indien dat in verband met alsdan bestaande risico's noodzakelijk is.
Ook in dit verband heeft het hof acht geslagen op de hierboven aangehaalde rapportage Pro Justitia van 26 november 2019.
De door het hof op te leggen gemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling zal na ommekomst van ten hoogste vier jaren van rechtswege eindigen. Toekomstige risico's kunnen door de oplegging van de maatregel van artikel 38Z Wetboek van Strafrecht worden beperkt, de maatregel is in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen.
Gelet hierop acht het hof het noodzakelijk om de gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de maatregel, en indien nodig onder welke voorwaarden, zal in de laatste fase van de aan verdachte opgelegde ter beschikkingstelling plaatsvinden. Een risicotaxatie van het dan aanwezige recidivegevaar dient in het kader van die beoordeling plaats te vinden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 38z en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Legt aan de verdachte op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.
Aldus gewezen door
mr. M.C. Fuhler, voorzitter,
mr. L.J. Hofstra en mr. O. Anjewierden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 15 juli 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. L.J. Hofstra is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.