Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[verzoekster1] ,
verzoeksters in hoger beroep,
Regiecentrum Bescherming en Veiligheid,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de ouders over hun minderjarige zoon. De ouders, verzoeksters in hoger beroep, hebben in eerste aanleg de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland aangevochten, waarin hun gezag over de minderjarige was beëindigd. De rechtbank had geoordeeld dat de ouders niet in staat waren om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van hun kind te dragen, wat leidde tot de ondertoezichtstelling en uiteindelijk de uithuisplaatsing van de minderjarige. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders niet tegemoetkomen aan de wens van hun zoon tot omgang, wat zijn ontwikkeling ernstig bedreigt. Ondanks hun liefde voor de minderjarige, hebben zij geen basaal contact met hem onderhouden, wat essentieel is voor het uitoefenen van gezag. Het hof heeft de belangen van het kind vooropgesteld en geconcludeerd dat de ouders onvoldoende inzicht hebben in de behoeften van hun zoon en niet in staat zijn om de benodigde opvoedingsvaardigheden te tonen. De ouders hebben verzocht om een nader onderzoek, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen, omdat het belang van het kind voorop staat en de aanvaardbare termijn voor de ouders is verstreken. De beschikking van de rechtbank is bekrachtigd, en de ouders zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoeken.