ECLI:NL:GHARL:2020:6267

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 augustus 2020
Publicatiedatum
10 augustus 2020
Zaaknummer
21-004540-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling voor gewelddadige woningoverval en diefstal in vereniging

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadige woningoverval op een bejaard echtpaar. De verdachte is vrijgesproken van twee feiten, maar is veroordeeld voor de gewelddadige woningoverval en wederrechtelijke vrijheidsberoving. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een of meer anderen de slachtoffers in hun woning heeft overvallen, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt. De slachtoffers zijn uit hun slaap gehaald en onder druk gezet om de sleutel van hun kluis te geven. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren voor deze feiten, en daarnaast is de straf voor andere niet aan het hoger beroep onderworpen feiten vastgesteld op twee jaren. Het hof heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding is opgelegd aan de slachtoffers van de overval.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004540-19
Uitspraak d.d.: 10 augustus 2020
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 16 augustus 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-730028-19, 18-930197-18 en 18-920225-18, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
thans verblijvende in Huis van Bewaring Zwolle te Zwolle.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 augustus 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte wegens de onder parketnummer 18-730028-19 ten laste gelegde feiten 1 en 2, de onder parketnummer 18-930197-18 ten laste gelegde feiten 2, 6, 7 en 9 en, met toepassing van het bepaalde in artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering ten aanzien van de onder parketnummer 18-930197-18 onder 3, 4 en 5 en onder parketnummer 18-920225-18 ten laste gelegde feiten, te komen tot oplegging van een gevangenisstraf van in totaal negen jaren, met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van de onder parketnummer 18-930197-18 onder 1, 3, 4, 5 en 8 ten laste gelegde feiten heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte in zoverre in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk zal verklaren. De advocaat-generaal vorderde daarnaast hoofdelijke toewijzing, met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 9.576,77 en € 53,54, [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 8.617,60 en [slachtoffer 3] , tot een bedrag van € 73,00, met telkens niet-ontvankelijkverklaring voor het overige. De advocaat-generaal vorderde niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] . Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen vorderde de advocaat-generaal ten slotte dat het hof zal beslissen overeenkomstig de beslissing van de rechtbank. De advocaat-generaal heeft zijn vordering na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. H.L.P. Fauser, naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Bij akte van 26 juni 2020 is het ingestelde hoger beroep ingetrokken, voor zover dat is gericht tegen de onder parketnummer 18-930197-18, feiten 1, 3, 4, 5 en 8 en het parketnummer 18-920225-18.
Het hoger beroep is zodoende – partieel – ingetrokken nadat de behandeling van de zaak in hoger beroep is aangevangen. Intrekking is dan niet meer mogelijk. Nu echter de inhoudelijke behandeling van de zaak nog niet heeft plaatsgevonden en de advocaat-generaal heeft meegedeeld dat een behandeling van de zaak in hoger beroep wat het openbaar ministerie betreft ten aanzien van de genoemde feiten en parketnummer niet hoeft plaats te vinden en ook het hof daartoe geen aanleiding ziet, concludeert het hof dat de verdachte in zoverre geen belang meer heeft bij de voortzetting van het hoger beroep en ook overigens geen belang van strafvordering dit onderzoek in zoverre vordert.
Gelet op het voorgaande zal het hof de verdachte ten aanzien van de onder parketnummer 18-930197-18, feiten 1, 3, 4, 5 en 8 en het parketnummer 18-920225-18 niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte wegens de onder parketnummer 18-730028-19 ten laste gelegde feiten 1 en 2, de onder parketnummer 18-930197-18 ten laste gelegde feiten 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 9 en het onder parketnummer 18-920225-18 ten laste gelegde feit veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaren, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft daarnaast beslist op vorderingen van benadeelde partijen en op in beslag genomen voorwerpen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover daarvoor vatbaar, vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – voor zover in hoger beroep van belang tenlastegelegd dat:
In de zaak met parketnummer 18-730028-19:
1.
hij op of omstreeks 22 juni 2018 te [pleegplaats 1] , in elk geval in de gemeente [pleeggemeente 1] , gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd (tussen ongeveer 03:45 uur en 05:10 uur) in en/of uit een woning (gelegen aan of bij [pleegadres 1] te [pleegplaats 1] ), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto (van het merk [merk auto] ) en/of een kluis (met inhoud), in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door tezamen en in vereniging met die een of meer ander(en), althans alleen,
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] uit hun slaap te wekken en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "Wij moeten even weten waar de sleutel van jouw kluis is.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of (toen die [slachtoffer 1] had aangegeven die sleutel niet te hebben)
  • die [slachtoffer 2] een mes op de keel te zetten en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "En nu ga je vertellen waar die sleutel ligt." en/of "Waar is de sleutel.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of "We kunnen uw vrouw de keel wel even openmaken met het mes." en/of "We zullen de kop eraf snijden.", althans woorden van gelijke (be)dreigende aard en/of strekking, en/of
  • de kleding van het bovenlichaam van die [slachtoffer 1] te trekken en/of
  • die [slachtoffer 1] tegen het hoofd en/of een of meer ander(e) de(e)l(en) van het lichaam te stompen en/of te slaan en/of
  • de duim en/of wijsvinger van die [slachtoffer 1] achterover te buigen en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "Dan zullen we andere maatregelen nemen.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
  • een blouse over het hoofd van die [slachtoffer 1] te doen/trekken en/of (daarbij)
  • die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: "Dan kun je niet meer zien wat er met je vrouw gebeurt en dan kun je haar straks wel eens dag zeggen." en/of "Als je niet vertelt waar de sleutel ligt dan tape ik je de mond dicht en dan kun je niet meer roepen om hulp." en/of "Dan kun je je vrouw dag zeggen, dan zullen wij die eerst even dood maken, nu zeg je waar de sleutel ligt!", althans woorden van gelijke (be)dreigende aard en/of strekking en/of
  • die [slachtoffer 2] wederom een mes op de keel te zetten en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "We zullen eerst dat geld hebben." en/of "Naar boven jullie, naar de douche!", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen in de in die woning aanwezige doucheruimte plaats te nemen en/of de deur van die doucheruimte te sluiten en/of
  • de deur van die doucheruimte te barricaderen, door een kast en/of een of meer stoelen tegen de toegangsdeur te plaatsen en/of (toen die die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aanstalten maakte(n) de deur van die doucheruimte te openen)
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "Je blijft hier.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 22 juni 2018 te Oosterwolde, in elk geval in de gemeente [pleeggemeente 1] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in een woning (gelegen aan of bij [pleegadres 1] te [pleegplaats 1] ) opzettelijk wederrechtelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door tezamen en in vereniging met die een of meer ander(en), althans alleen, (in een slaapkamer van die woning waar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] lagen te slapen)
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] uit hun slaap te wekken en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "Wij moeten even weten waar de sleutel van jouw kluis is.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of (toen die [slachtoffer 1] had aangegeven die sleutel niet te hebben)
  • die [slachtoffer 2] een mes op de keel te zetten, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "En nu ga je vertellen waar die sleutel ligt.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
  • de kleding van het bovenlichaam van die [slachtoffer 1] te trekken en/of
  • die [slachtoffer 1] tegen het hoofd en/of een of meer ander(e) de(e)l(en) van het lichaam te stompen en/of te slaan en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "Dan zullen we andere maatregelen nemen." en/of
  • een blouse over het hoofd van die [slachtoffer 1] te doen/trekken en/of (daarbij)
  • die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: "Dan kun je niet meer zien wat er met je vrouw gebeurt en dan kun je haar straks wel eens dag zeggen." en/of "Als je niet verteld waar de sleutel ligt dan tape ik je de mond dicht en dan kun je niet meer roepen om hulp." en/of "Dan kun je je vrouw dag zeggen, dan zullen wij die eerst even dood maken, nu zeg je waar de sleutel ligt!", althans woorden van gelijke (be)dreigende aard en/of strekking, en/of
  • die [slachtoffer 2] wederom een mes op de keel te zetten en/of (zodoende die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gedurende enige tijd (ongeveer een half uur) in die slaapkamer van de vrijheid te beroven) en/of vervolgens
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "We zullen eerst dat geld hebben." en/of "Naar boven jullie, naar de douche!" en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen in de in die woning aanwezige doucheruimte plaats te nemen en/of de deur van die doucheruimte te sluiten en/of
  • de deur van die doucheruimte te barricaderen, door een kast en/of een of meer stoelen tegen de toegangsdeur te plaatsen en/of (toen die die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aanstalten maakte(n) de deur van die doucheruimte te openen)
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "Je blijft hier." en/of (zodoende die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gedurende enige tijd (ongeveer drie kwartier) in die doucheruimte van de vrijheid te beroven);
In de zaak met parketnummer 18-930197-18:
2.
hij in of omstreeks de periode van 3 augustus 2018 tot en met 6 augustus 2018 te [pleegplaats 2] , gemeente [pleeggemeente 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , weg te nemen uit/bij de woning aan [pleegadres 2] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, onder meer
  • heeft/hebben gepoogd de voordeur te forceren,
  • de ruit van de (schuif)pui heeft/hebben ingegooid/geslagen, althans vernield, en de woning heeft/hebben betreden,
  • de gehele woning en/of meubelstukken heeft/hebben doorzocht, en/of
  • de afdekking van de kruipruimte achter de voordeur heeft/hebben weggehaald, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij in of omstreeks 10 augustus 2018 tot en met 13 augustus 2018 te [pleegplaats 3] , gemeente [pleeggemeente 3] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 6] , weg te nemen uit/bij de woning aan [pleegadres 3] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, onder meer
  • het perceel van de woning heeft/hebben betreden,
  • (een) raam(kozijnen) heeft/hebben geforceerd/vernield, en/of
  • een (tuin)(achter)deur/-pui heeft/hebben geforceerd/vernield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
hij op of omstreeks 04 september 2018 te [pleegplaats 4] , gemeente [pleeggemeente 4] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld, high-end apparatuur, waardepapieren en/of sieraden, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen in/uit een woning (perceel: [pleegadres 4] ) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
9.
hij op of omstreeks 06 oktober 2018 te [pleegplaats 5] , gemeente [pleeggemeente 5] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee kluizen (met inhoud), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 5] , heeft weggenomen in/uit een woning (perceel: [pleegadres 5] ) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer
18-930197-18 onder 2 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Algemeen
In de onderhavige strafzaak komen twee verschillende politieonderzoeken aan de orde, te weten:
De processen-verbaal in het onderzoek met de aanduiding
Robijn/NN3R018075zijn opgenomen in een dossier met de doorgenummerde dossierpagina’s 1 tot en met 3454. Dit onderzoek ziet op een reeks inbraken en pogingen daartoe in het noorden van Nederland;
De processen-verbaal in het onderzoek met de aanduidingen
Waterkers/NN1R018059, betreffende een gewelddadige woningoverval in [pleegplaats 1] op 22 juni 2018 zijn opgenomen in één dossier (aangeduid met ‘Waterkers/Kimberliet’) met de doorgenummerde dossierpagina’s 1 tot en met 2187 [1] . Van dit laatste dossier maken ook processen-verbaal onderdeel uit in het onderzoek met de aanduiding Kimberliet, maar in dat onderzoek is [verdachte] niet als verdachte aangemerkt.
Het onderzoek Robijn kent in totaal 27 zaaks-dossiers. De feiten uit dit onderzoek, die aan verdachte zijn ten laste gelegd, zijn (voor zover in hoger beroep van belang) gepleegd in de periode tussen 24 juli 2018 en 6 oktober 2018.
Locatiebepalingen
In de verschillende onderzoeken heeft de politie, teneinde en of meer daders van de diverse strafbare feiten te kunnen achterhalen, onder meer onderzoek gedaan naar verschillende communicatiemiddelen. Dit onderzoek vond soms plaats naar aanleiding van gedurende het onderzoek aangetroffen mobiele telefoons. Op grond van uit dit onderzoek voortvloeiende ‘communicatiegegevens’ heeft de politie in een aantal gevallen gebruikte telefoonnummers kunnen koppelen aan een persoon of aan personen. In een aantal gevallen is ook verklaard over (een) telefoonnummer(s) dat/die bij een bepaalde persoon in gebruik is/zijn of is/zijn geweest. Eveneens heeft de politie ten aanzien van een aantal telefoontoestellen en/of telefoonnummers kunnen vaststellen, dat een toestel met een bepaald IMEI-nummer en/of een telefoonnummer op een bepaald moment op een bepaalde GSM-antenne aanstraalde (zogenoemde ‘mastgegevens’). Hieruit vloeit voort dat het betreffende telefoontoestel en/of telefoonnummer zich op dat moment in de buurt van die bepaalde GSM-mast bevond. Hoewel dit zonder nadere gegevens op zichzelf niets zegt over de plaats waar een bekende gebruiker van een telefoon en/of telefoonnummer zich bevindt, komt het in het onderzoek meermalen naar voren dat uit een combinatie van ‘mastgegevens’ en ‘communicatiegegevens’ soms van verschillende telefoons kan worden afgeleid dat een bepaalde telefoon en/of telefoonnummer op een bepaald moment door een bepaalde persoon wordt gebruikt. In een dergelijk geval acht het hof op grond van die combinatie van gegevens bewezen dat een bepaalde persoon zich op een bepaald moment in de buurt van een bepaalde (GSM-mast)locatie bevindt.
Ten aanzien van parketnummer 18-730027-19 feiten 1 en 2:
Verdachte zelf verklaart over de feiten waarvan hij verdacht wordt helemaal niets. Hij beroept zich consistent op het hem toekomende recht om niet te hoeven verklaren. Zijn raadsvrouw heeft op in haar ter zitting overgelegde pleitnota vermelde gronden vrijspraak bepleit van deze feiten.
Het pleidooi van de raadsvrouw komt– zakelijk weergegeven – op het volgende neer:
Uit geen enkel onderzoeksresultaat blijkt van betrokkenheid van verdachte bij deze feiten. Er is geen DNA gevonden dat matcht met verdachte, uit telefoontaps blijkt niet van diens betrokkenheid en tegen een undercoveragent, van wie verdachte pas achteraf ontdekte dat het om een agent ging, heeft verdachte gezegd dat hij niets met de overval te maken had.
De rechtbank heeft ten onrechte het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , dat rond het tijdstip van de overval aanwezig was in hetzelfde gebied als waar de woning van de slachtoffers staat, aan verdachte gekoppeld en de verklaringen van [getuige 1] zijn innerlijk tegenstrijdig en onvoldoende betrouwbaar om voor het bewijs gebruikt te kunnen worden.
Het telefoonnummer [telefoonnummer 1]
het telefoonnummer [telefoonnummer 1] is volgens de raadsvrouw ten onrechte aan verdachte gekoppeld. De informatie uit het dossier vormt een sterke aanwijzing dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] .
De rechtbank overwoog met betrekking tot het telefoonnummer [telefoonnummer 1] het volgende:

Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op 24 mei 2018 in de BVH (Basisvoorziening Handhaving, een incidentenregistratiesysteem van de politie) is ingevoerd dat dit telefoonnummer het nummer van verdachte is. Verder blijkt uit de door [betrokkene 5] verstrekte gegevens dat verdachte het nummer [telefoonnummer 1] gebruikte om contact met [betrokkene 5] op te nemen. Op 21 juni 2018 heeft medeverdachte [medeverdachte] met telefoonnummer [telefoonnummer 3] zesmaal contact met [telefoonnummer 1] . Op 22 juni 2018 heeft telefoonnummer [telefoonnummer 1] om 00:37 uur en 01:00 uur twee keer contact gehad met [telefoonnummer 2] , het telefoonnummer van verdachtes vriendin [vriendin] . De rechtbank overweegt dat het niet anders kan dan dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] op 22 juni 2019(Het hof begrijpt: 22 juni 2018)
nog steeds bij verdachte in gebruik was. Er zijn geen omstandigheden aangevoerd die aannemelijk maken dat dit nummer aan iemand anders toebehoorde.
In haar pleidooi heeft de raadsvrouw ten aanzien van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] feiten en omstandigheden aangevoerd die inhouden dat het mogelijk is dat dit telefoonnummer bij een ander dan bij verdachte in gebruik is geweest.
De door de raadsvrouw aangevoerde feiten en omstandigheden sluiten echter het gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer 1] door verdachte zoals door de rechtbank is overwogen niet uit. Dit geldt ook voor de omstandigheid dat verdachte in de bedoelde periode mogelijk ook, afwisselend of gelijktijdig, gebruik heeft gemaakt voor een of meer ander(e) telefoonnummer(s). Nu het telefoonnummer [telefoonnummer 1] en het gebruik ervan ten tijde van het ten laste gelegde een voorname rol speelt en het van belang is in het kader van de bewijsvoering had het, mede gelet op de mate waarin dit ten aanzien van verdachte belastend voor hem is, op de weg van de verdachte gelegen hierover een verklaring af te leggen. Nu verdachte met gebruikmaking van zijn zwijgrecht ervoor heeft gekozen ook hierover niet te verklaren, acht het hof – met de rechtbank – bij gebrek aan nadere informatie bewezen dat, nu de bewijsmiddelen daar aanleiding voor geven, het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in de nacht van 21 juni 2018 op 22 juni 2018 bij verdachte in gebruik is geweest.
De betrouwbaarheid van de getuige [getuige 1]
De raadsvrouw stelt dat de verklaringen van [getuige 1] onbetrouwbaar zijn en dat deze niet voor het bewijs gebezigd mogen worden. En voor het geval dat deze verklaringen niet van het bewijs worden uitgesloten, voert de raadsvrouw aan dat sprake is van schending van artikel 6 EVRM. Dit verweer komt er – zakelijk weergegeven – op neer dat nu het openbaar ministerie heeft afgezien van het horen van [getuige 1] als getuige ter zitting, en de gezondheidstoestand van [getuige 1] een verhoor ter zitting onmogelijk maakt, er geen sprake is geweest van een behoorlijke en adequate ondervragingsgelegenheid voor de verdediging. Omdat compensatie van deze schending van artikel 6 EVRM niet mogelijk is, zal een veroordeling van verdachte die mede steunt op de verklaring van deze getuige schending van genoemd artikel opleveren.
Het hof overweegt in verband met dit verweer het volgende.
[getuige 1] heeft tegenover de politie een aantal verklaringen afgelegd waarin hij naast medeverdachte [getuige 1] ook verdachte aanwijst als dader van de woningoverval in [pleegplaats 1] op 22 juni 2018.
- Op 28 januari 2019 verklaarde hij [2] – zakelijk weergegeven – dat [medeverdachte] een keer in zijn huis zat en hem vertelde dat hij samen met [bijnaam] (het hof begrijpt dat hiermee verdachte wordt bedoeld) had ingebroken, dat zij een kluis wilden stelen, maar dat dat niet lukte en dat ze door de garagedeur waren gereden en dat die bij de overburen terecht was gekomen. Nadat [medeverdachte] hem dit had verteld, had hij een uitzending van ‘Opsporing verzocht’ gezien waarin deze zaak aan de orde kwam. Even later in deze verklaring zegt [getuige 1] : “
Ze hebben mij alleen verteld dat het mislukt was”. [getuige 1] verklaart voorts dat hij na de uitzending van ‘Opsporing verzocht’ met de reclassering heeft gebeld en dat hij op advies van de reclassering een melding heeft gedaan bij Meld Misdaad Anoniem (MMA). Hij zou hierover hebben gesproken met [betrokkene 1] van Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) te Emmen.
- Op 29 januari 2019 verklaarde hij [3] – zakelijk weergegeven – dat hij samen met de vrouw van de reclassering, met de vaste lijn van de reclassering, heeft gebeld. Ook verklaart hij dat alleen van [voornaam medeverdachte] en [voornaam medeverdachte] over de overval heeft gehoord, en dat het een paar maanden later op ‘Opsporing verzocht’ was en dat hij toen direct de melding heeft gedaan. [voornaam medeverdachte] en [voornaam medeverdachte] zaten samen bij [getuige 1] op zijn kamer toen ze het hem vertelden. Zij vertelden hem dat ze met de auto van de bewoners dwars door een muur dan wel dwars door een garagedeur waren gereden. De kluis hadden ze met hamers eruit geslagen.
- Op 30 januari 2019 verklaarde hij [4] – zakelijk weergegeven – op de vraag hoe [voornaam medeverdachte] en [voornaam medeverdachte] bij de overval naar binnen zijn gegaan dat ze een raam hebben ingetikt of opengebroken en daarna weg zijn gegaan en weer terug zijn gekomen. Hij voegt daaraan toe: “
Eigenlijk als ze gaan inbreken doen ze het altijd zo.”. Hij verklaart dit van [voornaam medeverdachte] te hebben gehoord en dat [voornaam medeverdachte] daarbij aanwezig was.
Anders dan de raadsvrouw acht het hof de verklaringen van [getuige 1] consistent en betrouwbaar, terwijl de verklaringen niet alleen steun vinden in de actuele gebeurtenissen zoals die zich hebben voorgedaan in de nacht van 22 juni 2018 voorafgaand en tijdens de gewelddadige overval in [pleegplaats 1] , maar ook in de verklaringen van [betrokkene 2] [5] en [betrokkene 1] [6] , die de gang van zaken rond het doen van de MMA-melding bevestigen. [betrokkene 2] verklaart dat, hoe en waarom [getuige 1] een MMA-melding heeft gedaan en [betrokkene 1] bevestigt dat dit is gebeurd met een vaste telefoonlijn in het kantoor van de reclassering. Het hof passeert dit verweer en zal de verklaringen van [getuige 1] waar nodig voor het bewijs gebruiken.
De stelling dat door het gebruik van de verklaringen van [getuige 1] voor het bewijs sprake is van schending van het bepaalde in artikel 6 EVRM vindt geen steun in het recht, en het hof gaat er daarom aan voorbij. Een eerste vereiste om een beroep te kunnen doen op het bepaalde in dit artikel, en meer specifiek op het daarin in het derde lid, onder d bepaalde, is dat door of van de zijde van de verdediging een verzoek wordt gedaan om de betreffende getuige te mogen horen. Wanneer immers niet om het horen van een getuige wordt gevraagd, teneinde de betrouwbaarheid van die getuige te kunnen onderzoeken en betwisten, kan later niet met succes worden betoogd dat men ten aanzien van de verklaring van deze getuige in enig belang is geschaad.
In het onderhavige geval is door de verdediging zowel in eerste aanleg als in hoger beroep niet gevraagd om [getuige 1] als getuige te mogen horen (al dan niet om diens betrouwbaarheid te toetsen en te betwisten). De omstandigheid dat in eerste aanleg en in hoger beroep wel is gesteld dat deze getuige onbetrouwbaar is, maakt dit niet anders. Evenmin kan de omstandigheid dat aanvankelijk door het openbaar ministerie deze getuige is opgeroepen om op de terechtzitting van het hof te verklaren en dat deze oproeping door omstandigheden naderhand is ingetrokken in het voordeel van de verdediging werken. Van het intrekken van de oproeping van deze getuige en van de reden waarom dat gebeurde is reeds op 18 mei 2020 mededeling gedaan aan de verdediging. Het stond de verdediging vrij om, wetende dat:
  • [getuige 1] niet langer als door het openbaar ministerie opgeroepen getuige had te gelden;
  • de verklaringen van [getuige 1] een belangrijk onderdeel van het bewijs tegen de verdachte uitmaakten;
  • het voor de verdediging van belang was om ten overstaan van het hof de betrouwbaarheid van deze getuige te onderzoeken en (onderbouwd) te betwisten;
zelf om oproeping van deze getuige te vragen, dan wel het hof te verzoeken deze getuige op een andere wijze dan op de terechtzitting te mogen doen horen.
Nu de verdediging heeft nagelaten om te vragen [getuige 1] als getuige te mogen (doen) horen, komt een beroep op het bepaalde in artikel 6 EVRM haar niet toe.
Het hof verwerpt, gelet op het voorgaande, het gevoerde bewijsverweer.

Bewijsmiddelen

Het hof bezigt met betrekking tot hetgeen wordt bewezen verklaard de navolgende bewijsmiddelen en het is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak, naast vorenstaande overwegingen, hierdoor wordt weersproken. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18-730028-19 onder 1 en 2 tenlastegelegde:
1. een proces-verbaal van aangifte met documentcode A-001-01 in onderzoek Waterkers / NN1R018059, in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (Waterkers/Kimberliet, dossierpagina’s 559 e.v.) – zakelijk weergegeven – inhoudende:
als op 22 juni 2018 afgelegde verklaring vanaangever [slachtoffer 1]:
Ik ben gisteravond samen met mijn vrouw [slachtoffer 2] naar bed gegaan. Ik heb onze woning eerst afgesloten en goed op slot gedaan. Onze slaapkamer is beneden. Ik lag op bed en sliep. Ineens hoorde ik “
He meneer, word eens wakker”. Toen gaf hij een klap tegen mijn wang en zei: “
Wakker worden”. [slachtoffer 2] , die naast mij lag, zei tegen mij: “
Wat is dit?”. Ik zei tegen [slachtoffer 2] : “
We worden overvallen”. De man zei toen: “
We moeten even weten waar de sleutel van jouw kluis is”. Ik zei: “
Die hebben wij niet”. Hij zei: “
Mijn moeder heeft kanker en ik moet geld gebruiken”. Ik zag dat er twee personen in onze slaapkamer stonden, een aan mijn kant van het bed en een aan de kant van [slachtoffer 2] . Toen zag ik dat die andere een mes op de keel van mijn vrouw zette. Deze was kleiner dan die bij mij stond en ook wat gezetter. Ik hoorde degene die bij mij stond zeggen: “
En nu ga je vertellen waar die sleutel ligt!”. Ik zei: “
Die heb ik niet”. Ik lag nog in mijn bed en hij stond vlak naast mij. En toen trok hij mijn kleding van mijn bovenlichaam. Toen heeft hij mij geslagen met zijn vuisten op mijn gezicht. Toen zei hij: “
Dan zullen we wel andere maatregelen nemen”. Hij haalde stropdassen uit mijn kledingkast die in de slaapkamer staat. Uit de kast haalde hij nog een blouse en deze deed hij mij over het hoofd heen. Hij zei toen: “
Dan kun je niet meer zien wat er met je vrouw gebeurt en dan kun je haar straks weleens gedag zeggen”. Die blouse gooide ik meteen weer van mijn gezicht af. Hij zei: “
Als je niet vertelt waar die sleutel ligt, dan tape ik je de mond dicht en dan kun je niet roepen om hulp”. Die man die bij mij stond vroeg mij weer om de sleutel. Ik zei: “
Die heb ik niet”. Hij zei: “
Ja maar ik moet geld gebruiken”. Hij zei: “
Dan kun je je vrouw dag zeggen, dan zullen wij die eerst even dood maken. Nu zeg je waar de sleutel ligt!”. Toen zette die andere man het mes weer op de keel van [slachtoffer 2] . Ik zei: “
Ik heb geen sleutel”.
Die man bij mij zei: “
Wij zullen eerst dat geld hebben”.
Toen zeiden ze beiden: “
Naar boven jullie, naar de douche!”. Toen hebben ze ons vanuit onze slaapkamer naar boven gestuurd. Daar hebben wij een ruimte met een douche en een wc. Daar moesten wij in. De deur hebben ze aan de buitenkant gebarricadeerd. De kastjes van de overloop hebben ze tegen de deur aangezet. Toen gingen de mannen weer naar beneden. Toen hoorden wij ze beneden wel stommelen en wat een lawaai hadden ze. Ik probeerde toen de deur van de douche open te krijgen. Ik had hem toen een klein stukje open en toen kwamen ze weer boven. Ze zeiden: “
Je blijft hier”. Het lukt mij niet de deur verder open te krijgen. Ze zijn weer naar beneden gegaan en er was weer zoveel lawaai. Toen het lawaai over was, heb ik met moeite de deur van de douche open gekregen. [slachtoffer 2] en ik zijn naar beneden gegaan. Alles was overhoop gehaald. Ik zei tegen [slachtoffer 2] : “
De kluis is weg”.
Ik ben door man 1 met de vuisten in mijn gezicht en op mijn borst geslagen. Dit deed mij pijn. Ik was bang dat ze [slachtoffer 2] wat aan zouden doen. Man 1 stond bij mij naast bed en zag er als volgt uit:
  • 21 of 22 jaar
  • 1,75 tot 1,80 meter lang
  • tenger, vrij smal gezicht
  • gladde wangen, geen baardgroei
  • smal en lang gezicht
  • blanke huidskleur
  • sprak goed Nederlands.
Man 2:
  • 8 tot 10 centimeter kleiner dan man 1
  • wat ronder in het gezicht
  • gladde wangen, geen baardgroei
  • sprak goed Nederlands
  • 25/26 jaar, wat ouder dan man 1
  • wat gezetter dan man 1, maar niet extreem dik
  • stekelig haar, kort en donkerblond.
2. een proces-verbaal van verhoor aangever met documentcode A-001-02 in onderzoek Waterkers / NN1R018059, d.d. 28 juni 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren (Waterkers/Kimberliet, dossierpagina’s 563 e.v.) – zakelijk weergegeven – inhoudende:
als verklaring vanaangever [slachtoffer 1]:
Allereerst kwam bij me op: Ik hoor die vent die mij sloeg nog zeggen: “Ik weet dat u paarden verkocht heeft”. En toen dacht ik duvelkater dat is ook zo. In het begin van het jaar, januari of februari, heb ik paarden verkocht.
Ik beschermde [slachtoffer 2] en toen pakten ze me de hand en toen zouden ze de vinger breken. Ik heb geschreeuwd! Wat deed dat zeer. En dat lukt niet, toen pakten ze de duim. Want de vinger die trok ik hem uit de hand weg. Toen heeft hij de duim…. En daar heb ik nog pijn aan. Dat deed verrekte zeer. De langste man deed dat. Hij boog hem helemaal achterover.
Ik ging helemaal door het lint toen ze mijn vrouw dat mes op de keel zetten. Toen sloeg ik om mij heen. En toen sloeg hij mij. Het was allemaal bloed.
Ik kon hem natuurlijk niet aan, toen sloten ze ons op in de WC boven. Toen het lawaai over was heb ik de boel losgebroken. Ze hadden dat kastje ervoor gezet en ze hadden de stoelen tussen het kastje en de trap zodat het niet meer weg kon. Dat wij boven opgesloten zaten heeft ongeveer drie kwartier geduurd en in de slaapkamer ongeveer een half uur.
Ze zeiden tegen mij: “
We kunnen uw vrouw de keel wel even openmaken met het mes”. Ze zeiden: “
We zullen de kop eraf snijden”. Ze hebben het mes op haar keel gezet. Dat was de kleine, want de grote was bij mij.
3. een proces-verbaal van bevindingen met documentcode A-002-01 in onderzoek Waterkers / NN1R018059, d.d. 25 juni 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (Waterkers/Kimberliet, dossierpagina’s 585 e.v.) – zakelijk weergegeven – inhoudende:
als relaas vanverbalisant:
Op 22 juni 2018 heb ik een gesprek gehad met slachtoffer [slachtoffer 2] . Ik hoorde dat zij mij antwoordde:
Toen kwamen ze binnen “
waar is de sleutel”. Wij schrokken ons misselijk. Die beide mannen die zo op je afkomen. De een was groter dan de andere. Ze spraken Nederlands. Ze zaten telkens met een mes bij mij van rechts. Ze waren allebei rond de 25 jaar oud, of zoiets. Het hele kastje is kapotgemaakt. De lades en alles ligt hier over de vloer. En in de slaapkamer hebben ze een overhemd uit de kast gehaald en die deden ze bij [slachtoffer 1] om de nek, of ze deden hem voor het hoofd en zeiden: “
Nou kan je [slachtoffer 2] wel dag zeggen”. Ze hadden geen van beiden een baard of een snor.
4. een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0100-2018158228-2, d.d. 22 juni 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (Waterkers/Kimberliet, dossierpagina’s 627 en 628) – zakelijk weergegeven – inhoudende:
als relaas vanverbalisanten, dan wel van een hunner:
Op 22 juni 2018 hoorden wij omstreeks 05:15 uur een melding van een voertuig dat mogelijk werd gestolen uit [pleegplaats 1] . Aanrijdend hoorden wij dat een voertuig door de garagedeur was gereden. In het meldingenscherm op mijn diensttelefoon zag ik, [verbalisant 1] , dat het ging om een grijze [merk auto] met kenteken [kenteken 1] , welke op naam staat van [slachtoffer 1] , [pleegadres 1] te [pleegplaats 1] .
Omstreeks 05:45 uur zagen wij ter hoogte van [straatnaam 1] in [pleegplaats 1] een voertuig staan met de bestuurders- en bijrijdersdeur en de kofferbakklep open. Het glas van de kofferbakklep was gebroken. Het voertuig was voorzien van kenteken [kenteken 1] .
5. een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0100-2018158228-8, d.d. 22 juni 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (Waterkers/Kimberliet, dossierpagina 669) – zakelijk weergegeven – inhoudende:
als relaas vanverbalisant:
Op 22 juni 2018 begaf ik mij op perceel [adres 1] te [pleegplaats 1] . Bewoner [betrokkene 3] deelde mee dat hij aan zijn woning een beveiligingscamera had. Hij toonde mij vrijwillig opnames van die camera. [betrokkene 3] deelde mee dat hij alle camerabeelden vrijwillig ten behoeve van het politieonderzoek wilde afstaan.
6. een proces-verbaal van bevindingen (Camerabeelden [adres 1] ) met nummer AH-029 en documentcode 2018158228, d.d. 5 juli 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (Waterkers/Kimberliet, dossierpagina’s 670 e.v.)
– zakelijk weergegeven – inhoudende:
als relaas vanverbalisant:
De camerabeelden zijn beschikbaar gesteld door [betrokkene 3] , wonende aan [adres 1] te [pleegplaats 1] . Ik heb de camerabeelden tussen 21 juni 2018 te 03:49 uur (werkelijke tijd 04:52 uur) en 22 juni 2018 te 04:08 uur (werkelijke tijd 05:12 uur) uitgekeken.
  • Op 22 juni 2018 tussen 01:40:56 uur en 01:41:08 uur rijdt er een personenauto langzaam voor perceel nr. [huisnummer] (nader te noemen PD-1) langs.
  • Om 02:31:01 uur is te zien dat er twee personen uit de richting van [straatnaam 2] over [straatnaam 3] lopen in de richting van PD-1. Vervolgens lopen ze de oprit van PD-1 op. Op de beelden is te zien dat op de rechtermouw van de voorste persoon onder de lantaarnpaal iets oplicht.
  • Om 02:28:35 uur rennen vanaf de oprit van PD-1 twee personen de weg over en verdwijnen in de richting van [straatnaam 2] . Bij de voorste persoon is te zien dat op de linkermouw iets oplicht in het licht van de lantaarnpaal.
  • Om 02:51:44 uur lopen twee personen vanuit de richting van [straatnaam 2] de oprit van PD-1 op. Bij de voorste persoon is te zien dat op de rechtermouw iets oplicht in het licht van de lantaarnpaal.
  • Om 03:07:08 uur rennen vanaf de oprit van PD-1 twee personen de weg over in de richting van [straatnaam 2] . Bij de voorste persoon is te zien dat op de linkermouw iets oplicht in het licht van de lantaarnpaal.
  • Om 03:45:29 uur lopen twee personen vanuit de richting van [straatnaam 2] de oprit van PD-1 op. Bij de voorste persoon is te zien dat er op de rechtermouw iets oplicht in het licht van de lantaarnpaal.
  • Om 05:10:03 uur is vanaf de oprit van PD-1 een wit voorwerp al zwevend door de lucht te zien. (later bleek dit een gedeelte van de sectionaal-garagedeur te zijn. Dit gedeelte van de garage-roldeur is later op de oprit van perceel nummer [huisnummer] aangetroffen).
  • Om 05:10:27 uur is te zien dat de [merk auto] van de familie [slachtoffer 1] met geopende achterklep achteruit vanaf de oprit van PD-1 wegrijdt. Vervolgens rijdt de [merk auto] de oprit van perceel nummer [huisnummer] op. Het gedeelte van de garagedeur wat op de oprit van PD-1 lag wordt al rijdend mee geduwd de oprit van perceel [huisnummer] op. Vervolgens rijdt de [merk auto] van de familie [slachtoffer 1] weg in de richting van [straatnaam 2] . De achterklep is nog steeds geopend.
7. een proces-verbaal van bevindingen (Camerabeelden [betrokkene 4] , [adres 2] ) met nummer 2018158228 en documentcode AH-030, d.d. 5 juli 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (Waterkers/Kimberliet, dossierpagina’s 689 e.v.) – zakelijk weergegeven – inhoudende:
als relaas vanverbalisant:
Ik heb de camerabeelden van [betrokkene 4] aan [adres 2] te [pleegplaats 1] , gemaakt tussen 25 juni 2018 en 4 juli 2018 bekeken.
  • Op 22 juni 2018 om 01:43:00 uur komt een voertuig aanrijden die [straatnaam 1] oprijdt. [straatnaam 1] is een doodlopende weg.
  • Om 05:12:21 uur komt de [merk auto] van de familie [slachtoffer 1] vanuit [straatnaam 4] [straatnaam 1] oprijden.
  • Om 05:14:10 uur rijdt er vanaf [straatnaam 1] een voertuig [adres 2] op in de richting van [straatnaam 5] .
8. een proces-verbaal Onderzoek gebruikte telefoonnummers met nummer AH-042, d.d. 10 januari 2019 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (Waterkers/Kimberliet, dossierpagina’s 709 e.v.) – zakelijk weergegeven – inhoudende:
als relaas vanverbalisant:
2. [verdachte] , geboren [geboorteplaats verdachte]
2.4.
telefoon [telefoonnummer 1]
Tevens is uit het politiesysteem BVH duidelijk geworden dat op 24 mei 2018, de datum van de aanhouding van [verdachte] , het telefoonnummer [telefoonnummer 1] is ingevoerd en gekoppeld aan [verdachte] .
4. Onderzoek telefoonnummer [telefoonnummer 1]
Door het onderzoeksteam ‘ROBIJN’ werden middels een bevel ex artikel 136n Sv, historische gegevens opgevraagd van telefoonnummer [telefoonnummer 1] . De gegevens werden eveneens ter beschikking gesteld aan het onderzoek ‘WATERKERS’. Na analyse van verkregen gegevens werd uit tabel ‘4.1.1. overzicht verkeersgegeven [telefoonnummer 1] qua locatie’ duidelijk dat de telefoonaansluiting [telefoonnummer 1] , in gebruik bij [verdachte] , op 22 juni 2018 te 00:37 uur en te 01:00 uur nog masten in [plaatsnaam 1] aanstraalde. Tussen 04:52 uur en 05:07 uur diezelfde dag straalde deze telefoon de mast aan [straatnaam 6] te [plaatsnaam 2] . Uit de tabel ‘4.1.2. overzicht verkeersgegeven [telefoonnummer 1] qua contacten’ wordt duidelijk dat met aansluiting [telefoonnummer 1] in gebruik bij [verdachte] op 22 juni 2018 te 00:37 uur en te 01:00 uur twee keer contact wordt opgenomen met de aansluiting [telefoonnummer 2] , waarvan bekend is geworden dat deze in gebruik is bij [vriendin] , de vriendin van [verdachte] .
Daarnaast worden die dag te 04:52:49 uur, 05:06:16 uur, 05:06:26 uur, 05:06:31 uur en te 05:07:21 uur zowel inkomende als uitgaande gesprekken en een inkomend SMS-bericht gezien van aansluiting [telefoonnummer 1] in gebruik bij [verdachte] , gevoerd met of afkomstig van aansluiting [telefoonnummer 4] . Deze contacten tussen telefoonaansluiting [telefoonnummer 1] in gebruik van [verdachte] en de aansluiting [telefoonnummer 4] op de vroege vrijdagmorgen 22 juni 2018 (04:52 uur – 05:07 uur) vonden plaats kort voordat de twee daders van de overval op het echtpaar [slachtoffer 1] uit de woning zijn gevlucht.
De telefoonaansluiting [telefoonnummer 1] en het bijbehorende telefoontoestel voorzien van IMEI-nummer [IMEI-nummer 1] , waarvan is vastgesteld dat deze was gekoppeld aan [verdachte] , wordt direct na 22 juni 2018 te 05:07 uur – kort voor het tijdstip waarop de daders van de woningoverval te [pleegplaats 1] vluchten – niet meer gebruikt.
Na analyse op basis van de antennerichting (stralingshoek) van de antennemast aan [straatnaam 6] te [plaatsnaam 2] is vast te stellen dat de aansluiting [telefoonnummer 1] op 22 juni 2018 rond 05:00 uur in hetzelfde gebied aanwezig was als van de:
  • Plaats Delict 1: [pleegadres 1] te [plaatsnaam 2]
  • Plaats Delict 2: [straatnaam 1] te [plaatsnaam 2] .
Identificerende gegevens zijn gevorderd bij [betrokkene 5] ( [betrokkene 5] ) voor wat betreft [verdachte] , geboren op [geboortedatum verdachte] . Van [betrokkene 5] werd de informatie verkregen dat:
- [verdachte] , geboren op [geboortedatum verdachte] gebruik maakte van telefoonaansluiting [telefoonnummer 1] om contact met [betrokkene 5] op te nemen.
9. een proces-verbaal van verhoor verdachte met BVH-nummer 2018194552, V2-005-01 in onderzoek KIMBERLIET / NN3R018064, d.d. 28 januari 2019 in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren (Waterkers/Kimberliet, dossierpagina’s 335 e.v.) – zakelijk weergegeven – inhoudende:
als verklaring van[getuige 1]:
Laatst heb ik bij Meld Misdaad Anoniem een melding gedaan van een woningoverval ergens in [provincie] . Hij had daar een kluis door een garagedeur gereden. Ik heb zijn naam gemeld. Dat had ik via de reclassering gedaan. [voornaam medeverdachte] (het hof begrijpt: verdachte [getuige 1] ) had mij dat verteld. Het kwam op ‘Opsporing verzocht’. “ [bijnaam] ”, [verdachte] , die zit nog vast. Daar heb ik geen contact meer mee.
[voornaam medeverdachte] zat een keer in mijn huis en hij zei dat hij samen met [bijnaam] had ingebroken. Dat ze een kluis wilden stelen, maar dat lukt niet. Toen is hij door de garagedeur gereden en die is bij de overburen terechtgekomen. Ik zag het op ‘Opsporing verzocht’. Vervolgens heb ik die MMA-melding gedaan. Voor ‘Opsporing verzocht’ heeft [voornaam medeverdachte] dit verhaal verteld. Ik hoorde een paar dagen of een week van de overval. Ze hebben mij alleen verteld dat het mislukt was. Ik heb de dag na de uitzending van ‘Opsporing verzocht’ de reclassering gebeld, want ik liep ermee rond en ik wist dat hun dat hadden gedaan. Ik heb toen gebeld met MMA op advies van de reclassering. Je kan dit navragen bij [betrokkene 1] van de reclassering VNN Emmen.
[voornaam medeverdachte] had mij niet verteld dat het in [pleegplaats 1] was geweest. Toen ik de uitzending zag en die foto’s zag, was het voor mij 1 en 1 is 2. Wat [voornaam medeverdachte] mij had verteld kwam overeen met die uitzending. [voornaam medeverdachte] vertelde mij dat het een oude [beroep] moest zijn.
10. een proces-verbaal van verhoor verdachte met BVH-nummer 2018194552, in onderzoek KIMBERLIET / NN3R018064, d.d. 29 januari 2019 in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren (Waterkers/Kimberliet, dossierpagina’s 360 e.v.)
– zakelijk weergegeven – inhoudende:
als verklaring van[getuige 1]:
Ik heb met niemand gesproken over die overval, alleen met de vrouw van de reclassering. Ik heb samen met de reclassering (Verslavingszorg Noord Nederland in Emmen) gebeld, met de vaste lijn van de reclassering. Daar was [betrokkene 1] bij. Ik heb alleen van [voornaam medeverdachte] en [voornaam medeverdachte] over de overval gehoord. Een paar maanden later was het op ‘Opsporing verzocht’. Toen heb ik direct de melding gedaan. Ze zaten samen bij mij toen ze me dat vertelden, in mijn huis. Volgens mij heeft [voornaam medeverdachte] alles gezegd en was [voornaam medeverdachte] er gewoon bij.
11. een proces-verbaal van verhoor verdachte met BVH-nummer 2018194552, in onderzoek KIMBERLIET / NN3R018064, d.d. 30 januari 2019 in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren (Waterkers/Kimberliet, dossierpagina’s 375 e.v.)
– zakelijk weergegeven – inhoudende:
als verklaring van[getuige 1]:
[voornaam medeverdachte] en [voornaam medeverdachte] zijn bij de overval naar binnen gegaan door een raam in te tikken of open te breken. Daarna zijn ze weggegaan en zijn ze weer teruggekomen. Eigenlijk als ze gaan inbreken doen ze het altijd zo. Dit heb ik van [voornaam medeverdachte] gehoord. [voornaam medeverdachte] was erbij toen [voornaam medeverdachte] het zei.
[voornaam medeverdachte] en [voornaam medeverdachte] kwamen bij me met een groot verhaal dat ze een overval gepleegd hadden. Een kluis gestolen hadden, daarmee zijn ze door een garagedeur gereden met de auto van de bewoners zelf. Ze zijn via aan raam naar binnen gegaan, maar zo deden ze dat altijd, zeiden ze.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18-930197-18 onder 6 ten laste gelegde:
12. een proces-verbaal van aangifte met nummer PL0100-2018211615-1, d.d. 13 augustus 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (Robijn, dossierpagina’s 600 e.v.) – zakelijk weergegeven – inhoudende:
als verklaring vanaangever [slachtoffer 6]:
Ik doe aangifte van poging tot inbraak in mijn woning aan [pleegadres 3] te [pleegplaats 3] , gemeente [pleeggemeente 3] . De in de woning aanwezige goederen behoren mij toe. In het weekend van 10 tot 13 augustus 2018 waren mijn vrouw en ik weg. Wij vertrokken op 10 augustus 2018 omstreeks 12:30 uur en zijn op 13 augustus 2018 omstreeks 13:00 thuis gekomen. In de achtergevel van de woning zitten twee tuindeuren. Deze zijn geheel vernield. Er is getracht de deur open te breken met een plat breekvoorwerp. Dit is zichtbaar in het kozijn. De ramen van deze tuindeuren zijn vernield. Verder zijn er afdrukken van het breekvoorwerp zichtbaar in de achterdeur en in een uitzetraam aan de achterzijde. Wij missen geen goederen. Wij zijn op 11 augustus 2018 omstreeks 09:00 uur via de buurtapp van de inbraak in kennis gesteld.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
13. het hiervoor onder 32 genoemde proces-verbaal van historische verkeersgegevens met nummer AH-053-01 – zakelijk weergegeven – inhoudende:
VI. Telefoontoestel met IMEI-nummer [IMEI-nummer 2] en telefoonnummer [telefoonnummer 5]
In proces-verbaal van bevindingen AH-021-01 staat dat telefoonnummer [telefoonnummer 5] is gekoppeld aan contactpersoon ‘ [medeverdachte] ’. Deze gegevens komen uit het telefoontoestel met IMEI-nummer [IMEI-nummer 3] . Deze telefoon is aangetroffen in de auto van [betrokkene 6] ( [geb.dat. betrokkene 1] ) bij een inbraak in [pleegplaats 4] op 4 september 2018. Aannemelijk is dat telefoonnummer [telefoonnummer 5] bij [medeverdachte] in gebruik is geweest.
[medeverdachte] verklaarde in zijn verhoor op 6 november 2018 het volgende:
O: Wij hebben de Samsung meegenomen die in de auto in [pleegplaats 4] is aangetroffen. Beslagnr: 1049159. De telefoon wordt getoond aan verdachte.
V. Is dit jouw telefoon?
A: Ja mijn zus zijn telefoon die ik in gebruik had.
De historische verkeersgegevens zijn opgevraagd van telefoonnummer [telefoonnummer 5] . Hieruit blijkt dat dit telefoonnummer in het toestel met IMEI-nummer [IMEI-nummer 2] zit. In de periode van de volgende inbraken straalt het telefoontoestel met IMEI-nummer [IMEI-nummer 2] en telefoonnummer [telefoonnummer 5] de volgende zendmasten aan.
[pleegadres 3] te [pleegplaats 3]
Woninginbraak op 11 augustus 2018 tussen 00:33 uur en 01:46 uur.
Genoemd telefoontoestel en telefoonnummer straalt de volgende zendmasten aan:
10 augustus 2018 te 20:29:08 uur: [straatnaam 7] te [pleegplaats 3]
Bijzonderheid: op 11 augustus 2018 om 00:32 uur komt er een melding binnen bij de Meldkamer Noord-Nederland: ‘Melder hoort glasgerinkel, denkt dat er ergens ingebroken wordt. Melder woont aan [straatnaam 8] te [pleegplaats 3] ’.
Op 11 augustus 2018 straat de telefoon aan op de zendmasten:
  • 00:35:08 uur: [straatnaam 9] te [pleegplaats 3] , data verkeer
  • 01:37:31 uur: [straatnaam 10] te [plaatsnaam 3] , inkomende SMS van telefoonnummer [telefoonnummer 6] , abonnee [betrokkene 7] , [adres 3] te [plaatsnaam 4] , moeder van [getuige 1] .
In de periode van de inbraak was er een verdachte situatie waarbij tot twee keer toe de auto van [betrokkene 6] , geboren op [geb.dat. betrokkene 1] , te zien is. Tijdens de controle van de auto bleek dat [getuige 1] en [verdachte] in deze auto zaten.
14. een proces-verbaal van buurtonderzoek met nummer PL0100-2018211615-3, d.d. 11 augustus 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (Robijn, dossierpagina 611) – zakelijk weergegeven – inhoudende:
als relaas vanverbalisant:
Tussen 11 augustus 2018 omstreeks 01:00 uur en 11 augustus 2018 omstreeks 01:30 uur werden in het kader van een buurtonderzoek adressen bezocht met betrekking tot de diefstal uit de woning op de locatie [pleegadres 3] te [pleegplaats 3] . De bewoner van [straatnaam 8] te [pleegplaats 3] , tevens de melder, had iets na 00:00 uur glasgerinkel gehoord. Hij dacht dat het bij zijn achterburen vandaan kwam. Direct hierop had hij 112 gebeld. De bewoners van [straatnaam 11] te [pleegplaats 3] hadden rond 00:00 uur gerommel gehoord rondom hun woning.
15. een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0100-2018211615-14, d.d. 3 oktober 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (Robijn, dossierpagina 630) – zakelijk weergegeven – inhoudende:
als relaas vanverbalisant:
Op 11 augustus 2018 omstreeks 00:30 uur was ik samen met collega [verbalisant 3] belast met noodhulpserveillance. Wij reden over de [straatnaam 12] te [pleegplaats 3] . Toen wij de [straatnaam 13] reden, zag ik dat ons een voertuig tegemoet reed. Ik zag het kenteken [kenteken 2] . Toen ik dit kenteken nakeek in het politiesysteem zag ik dat het op naam stond van [betrokkene 6] , geboren op [geb.dat. betrokkene 1] . Het kenteken hoorde bij een rode Toyota Corolla. Direct hierop keerde collega [verbalisant 3] ons voertuig om achter het voertuig aan te gaan. Toen wij weer in de richting van [pleegplaats 3] reden, waren wij het voertuig al snel uit het oog verloren. Ondertussen riep het Operationeel Centrum Noord-Nederland ons op. Wij kregen de opdracht te gaan naar [straatnaam 14] te [pleegplaats 3] . Daar zou melder [betrokkene 8] , [straatnaam 8] te [pleegplaats 3] , glasgerinkel hebben gehoord. Direct hierop begaven wij ons naar de opgegeven locatie. Wij kwamen erachter dat aan de achterzijde van [pleegadres 3] het raam vernield was van de tuindeur.
16. een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0100-2018211615-13, d.d. 28 september 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (Robijn, dossierpagina 612) – zakelijk weergegeven – inhoudende:
als relaas vanverbalisant:
Op 11 augustus 2018 [7] omstreeks 00:33 uur was samen met collega [verbalisant 4] in dienst in een opvallend voertuig. Wij hoorden van de 3302 dat zij een melding hadden gekregen van een poging inbraak. Zij vertelden daarbij dat zij even daarvoor de ons ambtshalve bekende [verdachte] en [medeverdachte] in een voertuig hadden zien rijden. Ik reed ter hoogte van [plaatsnaam 5] en zag het voertuig waarin [verdachte] en [medeverdachte] reden. Ter hoogte van [plaatsnaam 6] hebben wij het voertuig een stopteken gegeven. Ik sprak de bestuurder aan die ik ambtshalve ken als [medeverdachte] . Naast [medeverdachte] zat bijrijder [verdachte] . Hij vertelde dat de auto van zijn broer was. Betrokkenen: [verdachte] , geboren op [geboortedatum verdachte] en [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum medeverdachte] .
17. een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0100-2018211615-10, d.d. 29 augustus 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] , inspecteur van politie Eenheid Noord-Nederland (Robijn, dossierpagina’s 620 e.v.) – zakelijk weergegeven – inhoudende:
als relaas vanverbalisant:
Op 17 augustus 2018 ben ik samen met collega [verbalisant 6] naar [pleegplaats 3] gereden. Aldaar zag ik bij een grasmaaier een man staan. Deze man zei dat zijn collega spullen had gevonden achter een elektriciteitshuisje. Ik zag dat achter een betonnen huisje achter een heg naast een schoolgebouw twee breekijzers lagen en dat bij elk van de breekijzers een paar werkhandschoenen lag. Een medewerker van het café vertelde dat ongeveer een week geleden was ingebroken in de vlakbij gelegen woning aan [pleegadres 3] te [pleegplaats 3] . Ik ben naar de betreffende woning gegaan. Ik schat dat de woning hemelsbreed 80 à 100 meter verwijderd is van de vindplaats van de breekijzers en de handschoenen. Ik heb gezien dat verbalisant [verbalisant 6] plastic handschoentjes heeft aangetrokken en vervolgens de breekijzers heeft opgepakt en deze gezamenlijk in een papieren zak heeft gedaan, die speciaal bestemd is voor het veiligstellen van goederen. Ook de handschoenen zijn op dezelfde wijze per paar afzonderlijk in een dergelijke papieren zak gedaan door collega [verbalisant 6] .
18. een schriftelijk stuk, te weten een Kennisgeving van inbeslagneming met nummer PL0100-2018211615-9, opgemaakt door [verbalisant 5] , inspecteur van politie Eenheid Noord-Nederland – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Inbeslagneming
Plaats : [straatnaam 14] te [pleegplaats 3]
Datum en tijd : 17 augustus 2018
Omstandigheden : Goederen zijn aangetroffen nabij de plaats delict van een woninginbraak. Goederen zijn mogelijk door de verdachten gebruikt om de inbraak te plegen.
Volgnummer 4
Goednummer : PL0100-2018211615-1043313
Object : handschoenen
Aantal/eenheid : 2 stuks
Bijzonderheden : 1 paar werkhandschoenen blauw gecoat met zwart rubber
19. een proces-verbaal van biologisch vooronderzoek met nummer PL0100-2018211615-12, d.d. 6 september 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (Robijn, dossierpagina’s 625 tot en met 627) – zakelijk weergegeven – inhoudende:
als relaas vanverbalisant:
In verband met een poging tot inbraak in een woning te [pleegplaats 3] in de gemeente [pleeggemeente 3] tussen 11 augustus 2018 omstreeks 00:33 uur en 11 augustus 2018 omstreeks 01:46 uur werd door mij, als forensisch onderzoeker, onderzoek verricht naar biologische sporen aan onderstaande sporendragers.
Goednummer : PL0100-2018211615-1043313
SIN : AALO0924NL
Relatie met SIN : AALX1591NL, AALX1592NL
Object : handschoen
Aantal/eenheid : 2 stuks
Bijzonderheden : 1 paar werkhandschoenen blauw gecoat met zwart rubber
Onderzoek handschoen met SIN AALO0924NL.
Ik heb van de binnenzijde van de handpalmzijde van de handschoenen afzonderlijk de vingers, aanzet vingers en muis bemonsterd met stubs op de mogelijke aanwezigheid van dragermateriaal. Ik heb de sporen veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AALX1591NL en AALX1592NL en verzegeld.
Biologische sporen
Spoornummer : PL0100-2018211615-46011
SIN : AALX1591NL
Relatie met SIN : AALO0924NL
Spoortype : biologisch
Plaats veiligstellen : bin.zijde hpzijde linkerhs; vingers, aanzet vingers en muis
20. een proces-verbaal van identificatie n.a.v. DNA-sporen met nummer PL0100-2018211615-12, d.d. 3 oktober 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (Robijn, dossierpagina’s 628 en 629) – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Naar aanleiding van het door mij ontvangen rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) te Den Haag van 2 oktober 2018 verklaar ik, als forensisch onderzoeker, dat van de hierna als betrokkene genoemde persoon door het NFI een DNA-profiel werd opgenomen in de landelijke DNA-databank.
Uit het dor het NFI ingestelde vergelijkend onderzoek bleek dat het hieronder genoemde spoor is geïdentificeerd op het DNA-profiel onder de volgende personalia:
Betrokkene
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte, voornamen]
Geboren : [geboortedatum verdachte]
Delictinformatie forensisch onderzoek
Delictinformatie : gekwalificeerde diefstal in/uit woning
Plaats delict : [pleegadres 3] te [pleegplaats 3] , gemeente [pleeggemeente 3]
Spoornummer : PL0100-2018211615-46011
SIN : AALX1591NL
Spoortype : biologisch
Plaats veiligstellen : Bin.zijde hpzijde recherhs; vingers, aanzet vingers en muis.
Overweging van het hof
De politie heeft rond het tijdstip van de poging tot inbraak in [pleegplaats 3] een auto waargenomen, voorzien van kenteken [kenteken 2] , welke auto regelmatig in gebruik was bij verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] . Verdachte en [medeverdachte] worden enkele minuten later even verderop ook daadwerkelijk in dat voertuig aangetroffen door de politie. Verdachte is de broer van de kentekenhouder van die auto en de telefoon van de medeverdachte straalt rond het tijdstip van de poging tot inbraak aan op een zendmast in de direct omgeving van de plaats van het delict. Enkele dagen na dit feit worden, op een afstand van tachtig à honderd meter van de plaats van het delict, twee breekijzers en twee paar handschoenen aangetroffen. In een van de beide paren handschoenen wordt DNA van verdachte aangetroffen.
Dit geheel van feiten en omstandigheden levert een situatie op waarin van verdachte verwacht mag worden dat hij, ter onderbouwing van zijn gestelde onschuld, een verklaring geeft voor zowel zijn aanwezigheid in de genoemde omgeving rond het genoemde tijdstip als voor het aantreffen van werkhandschoenen bij een breekijzer op de genoemde plaats waarin zich zijn DNA bevindt.
Verdachte kiest er echter voor om te blijven zwijgen.
De door verdachte gekozen proceshouding brengt met zich dat hij nalaat de redengevendheid van voorgaande feiten en omstandigheden te ontzenuwen, zodat het hof onder de gegeven omstandigheden bewezen acht dat verdachte bij dit feit als medepleger betrokken is geweest.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18-930197-18 onder 9 ten laste gelegde:
22. een proces-verbaal van aangifte met nummer PL0100-2018263188-1, d.d. 6 oktober 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (Robijn, dossierpagina’s 85 e.v.) – zakelijk weergegeven – inhoudende:
als verklaring vanaangever [aangever]:
Ik doe namens mijn moeder, [slachtoffer 5] en haar partner [slachtoffer 5] aangifte van diefstal door middel van braak uit hun woning op het adres [pleegadres 5] te [pleegplaats 5] , gepleegd op 6 oktober 2018. Mijn moeder en haar partner zijn op vakantie.
Ik werd vanmorgen rond 04:15 uur gebeld door de buurvrouw van mijn moeder, die vertelde dat er was ingebroken. Samen met een van de politiemensen heb ik de woning bekeken. Ik zag dat een raam van de keuken was opengebroken. En ik zag dat het slaapkamerraam was opengebroken. Ik zag dat twee kleine witte kluisjes weg waren. Ik vermoed dat er autopapieren en foto’s en films in de kluisjes opgeborgen zijn. Voor mijn moeder en haar partner van grote waarde.
23. een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL0100-2018263188-16, d.d. 6 oktober 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren (Robijn, dossierpagina’s 89 en 90) – zakelijk weergegeven – inhoudende:
als verklaring van[getuige 2]:
Op 6 oktober 2018 omstreeks 00:05 uur was ik bij de woning van mijn broer en schoonzus aan [straatnaam 15] in [pleegplaats 5] . Ik liep naar mijn auto. Op dat moment zag ik een auto staan aan het begin van het zandpad, vlakbij [straatnaam 16] . Ik was ondertussen in mijn auto gestapt en reed richting [straatnaam 16] . Toen ik dichterbij de auto kwam, zag ik dat het een zilverkleurige kleine Renault was. Ik zag dat het kenteken [kenteken 3] was. Ik zag dat de auto schade aan de voorzijde had. Toen ik de auto voorbij was, stopte ik bij de kruising met [straatnaam 16] . Ik zag dat er twee manspersonen links van mij over [straatnaam 16] aan kwamen lopen. Ik zag dat één persoon bij mijn auto bleef staan en dat één persoon doorliep in de richting van de Renault. Ik sprak de man aan die naast mijn auto stond. Ik kan de persoon met wie ik heb gesproken als volgt omschrijven: een normaal tot gezet postuur. Ik schat dat hij ongeveer 1.75 meter groot was, blanke huiskleur. Ik schat zijn leeftijd tussen 20 en 30 jaar oud. Ik zag dat hij donker kleur haar en krulletjes op zijn voorhoofd had en geen gezichtsbeharing. Hij sprak de Nederlandse taal zonder accent. De man die doorliep naar de auto was volgens mij iets langer dan de man met wie ik sprak.
24. een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL0100-2018263188-13, d.d. 6 oktober 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (Robijn, dossierpagina’s 91 en 92) – zakelijk weergegeven – inhoudende:
als verklaring van[getuige 3]:
Vandaag, 6 oktober 2018, werd mijn vrouw omstreeks 03:50 uur wakker van een harde klap. Daarna ben ik naar de voorzijde van de woning op de eerste verdieping gelopen en keek uit het raam naar buiten. Vanaf hier had ik zicht op [straatnaam 17] . Ik zag dat er een auto met een behoorlijke snelheid aan kwam rijden vanuit noordelijke richting, vanuit de richting van [straatnaam 18] .
Ik zag dat de auto stopte voor de woning van onze buren aan de [pleegadres 5] te [pleegplaats 5] . Ik zag dat het een lichtkleurige auto betrof. Ik zag dat het een klein model personenauto betrof. Ik dacht een Opel Corsa of een Renault Clio. Ook zag ik dat de auto schade had aan de voorzijde op de motorkap.
Toen de auto stilstond voor de woning van mijn buren, zag ik twee personen in de auto stappen. Ik zag dat deze twee personen vanaf het perceel en vanuit de richting van de woning van mijn buren, perceel nummer [huisnummer] , kwamen lopen. Ik hoorde ook het dichtslaan van twee autoportieren. Ik kan u zeggen dat ik zag dat de ene persoon iets langer was dan de andere. Ik zag nog dat een van de personen een grote witte bak of zoiets droeg en deze meenam in de auto. Hierna zag ik dat het voertuig wegreed in zuidelijke richting en linksaf sloeg [straatnaam 16] op. Ik ben hierna naar de woning van min buren gelopen en zag dat er aan beide kanten van de woning een raam was opengebroken. Ik heb gelijk de politie gebeld.
25. een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0100-2018263188-9, d.d. 6 oktober 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren (Robijn, dossierpagina 123) – zakelijk weergegeven – inhoudende:
als relaas vanverbalisanten:
Op 6 oktober 2018 waren wij belast met de noodhulpdienst. Omstreeks 04:10 uur werd door de meldkamer een melding uitgegeven betreffende een inbraak aan [straatnaam 17] te [pleegplaats 5] . Bij deze inbraak werd een Renault Clio gezien met schade aan de voorzijde van het voertuig. Eerder op de avond was er een Renault Clio gezien voorzien van kenteken [kenteken 3] in [pleegplaats 5] bij een verdachte situatie.
Omstreeks 04:45 uur zagen wij een voertuig rijden over [straatnaam 19] te [plaatsnaam 7] . Dit voertuig was een Renault Clio, voorzien van het kenteken [kenteken 3] . Wij zijn achter dit voertuig aangereden en hebben dit voertuig een stopteken gegeven op de N351 ter hoogte van [plaatsnaam 8] . Wij zagen dat er schade zat aan de voorzijde van het voertuig. Wij zagen dat er vier personen in het voertuig zaten. Zij gaven op te zijn [betrokkene 9] , [betrokkene 9] , [medeverdachte] en [verdachte] .
In overleg met de eenheid 14.07 zijn wij overgegaan tot de aanhouding van alle inzittenden.
Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedatum verdachte]
Verdachte: [betrokkene 10] , geboren op [geb.dat. betrokkene 3]
Verdachte: [betrokkene 9] , geboren op [geb.dat. betrokkene 2]
Verdachte: [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum medeverdachte] .
26. een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0100-2018263188-14, d.d. 6 oktober 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 7] en [verbalisant 8] (Robijn, dossierpagina’s 124 tot en met 126) – zakelijk weergegeven – inhoudende:
als relaas vanverbalisanten, dan wel een hunner:
Op 6 oktober 2018 waren wij belast met noodhulpsurveillance. Omstreeks 00:17 uur kregen wij van het operationeel centrum de opdracht om naar [straatnaam 15] te [pleegplaats 5] te gaan. Aldaar stond een verdachte auto op de oprit van melder. Het zou gaan om een grijze Renault Clio, voorzien van kenteken [kenteken 3] . Bij deze auto waren twee jonge mannen aanwezig waarvan de melder dacht dat ze op roofpad waren. Melder gaf aan dat de auto schade had aan de voorzijde.
Omstreeks 04:07 uur kregen wij van het operationeel centrum de opdracht om met prioriteit 1 naar de [pleegadres 5] in [pleegplaats 5] te gaan. Aldaar had de buurman gezien dat er een heterdaad inbraak gaande was. Aanrijdend hoorden wij dat de buurman een kleine lichtkleurige auto had gezien bij de woning waar was ingebroken, en dat deze auto was weggereden.
Wij gingen met de melder rond het pand. Wij zagen dat het kozijn aan de zijde van de keuken was geforceerd. Wij zagen dat het raam open stond en wij zagen moeten in het kozijn zitten. Ook zagen wij op de vensterbank een schoenspoor. De braaksporen en de schoensporen zijn fotografisch vastgelegd.
Hierop zijn wij naar de andere zijde van de woning gelopen. Wij zagen dat het kozijn aan de zijde van de slaapkamer geforceerd was. Wij zagen dat het raam open stond en wij zagen moeten in de het kozijn zitten. Wij zagen dat de slaapkamer behoorlijk overhoop was gehaald. Wij zagen kastdeuren open staan en overal spullen op de grond liggen.
Inmiddels was de zoon van de eigenaren van perceel [pleegadres 5] ter plaatse gekomen. Hij gaf aan dat zijn ouders op vakantie waren met de camper en dat de camper enkele dagen voor de woning heeft gestaan. Hij gaf aan dat in de slaapkamer, naast het bed, normaal gesproken twee witte kluisjes stonden. Wij zagen dat de kluisjes er nu niet meer stonden.
Op dat moment hoorden wij de collega’s van [plaatsnaam 7] melden dat ze achter de Renault Clio voorzien van kenteken [kenteken 3] reden. Wij hoorden dat de bestuurder in [plaatsnaam 8] voldeed aan een stopteken. Hierop zijn we meteen naar de collega’s in [plaatsnaam 8] gereden. Wij hoorden de collega’s portofonisch zeggen dat het voertuig schade aan de motorkap had.
Hierop voegden wij ons bij de collega’s en hielden we de vier inzittenden van het voertuig aan op verdenking van gekwalificeerde diefstal.
Nadat de verdachten waren geboeid en in een dienstauto waren geplaatst, bekeek ik, [verbalisant 7] , de zolen van de schoenen van de verdachten. Ik zag dat de zolen van de schoenen van verdachte [medeverdachte] overeenkwamen met het schoenspoor op de vensterbank van de woning aan de [pleegadres 5] waar was ingebroken. Hierop heb ik de schoenen in beslag genomen.
Verdachte : [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum medeverdachte] .
Goed : PL0100-2018263188-1058488, kleding en schoeisel, schoeisel (schoen) Louis Vuitton, Nederland,
SIN : AALH4405NL
Bijzonderheden : schoenen van verdachte [medeverdachte] .
27. een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0100-2018263188-20, d.d. 9 oktober 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (Robijn, dossierpagina 156 tot en met 159) – zakelijk weergegeven – inhoudende:
als relaas vanverbalisant:
Op 6 oktober 2018 werd door mij als forensisch onderzoeker op verzoek van de politie, Eenheid Noord-Nederland, een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een gekwalificeerde diefstal in/uit een woning, gepleegd op 6 oktober 2018. Het onderzoek is verricht in een woning te [pleegadres 5] te [pleegplaats 5] , binnen de gemeente [pleeggemeente 5] . Ik zag op de vensterbank een fragment van een schoen zitten. Deze is door mij veiliggesteld en voorzien van SIN AALH4397NL. Mogelijk dat de dader(s) op de vensterbank heeft/hebben gestaan om via de keuken de woning binnen te gaan.
28. een proces-verbaal voorzien van BVH-nummer 01-2018263188, betreffende vergelijkend schoenen – sporen onderzoek naar aanleiding van diverse inbraken, d.d. 11 oktober 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (Robijn, dossierpagina 2oo tot en met 205) – zakelijk weergegeven – inhoudende:
als relaas vanverbalisant:
Op 6 oktober 2018 ontving ik, deskundige schoenen en banden, de volgende goederen:
[A] een paar schoenen, merk Louis Vuitton, gewaarmerkt AALH4405NL, afkomstig van de verdachte [medeverdachte]
[2] een folie met een afgenomen afdrukspoor, gewaarmerkt AALH4397NL (BVH-01-2018263188).
ten behoeve van het onderzoek zijn van de zolen van de schoenen [A] proefafdruksporen vervaardigd
Ten gevolge van de beschadigingen in de zolen van de schoenen kunnen de hiermee vervaardigde proefsporen als karakteristiek voor deze schoenen worden beschouwd. Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het veiliggestelde spoor [2] en anderzijds de zool van de linkerschoen [A] en het hiermee vervaardigde proefafdrukspoor, is gebleken dat:
  • de profielovereenkomst, voor zover zichtbaar, nagenoeg hetzelfde is;
  • de afmetingen, voor zover meetbaar, nagenoeg hetzelfde zijn;
  • twee onregelmatigheden in het spoor wat betreft plaat en vorm overeenkomen met twee karakteristieke beschadigingen;
  • twee onregelmatigheden in het spoor wat betreft plaats overeenkomen en wat betreft vorm globaal overeenkomen met twee karakteristieke beschadigingen;
  • er geen onverklaarbare verschillen zijn waargenomen.
Op grond van het vergelijkend schoensporenonderzoek concludeer ik dat het veiliggestelde spoor [2] waarschijnlijk is veroorzaakt met de zool van de linker schoen [A].
29. het hiervoor onder 76 genoemde proces-verbaal van historische verkeersgegevens met nummer AH-053-01 – zakelijk weergegeven – inhoudende:
V. Telefoontoestel met IMEI-nummer [IMEI-nummer 4] met telefoonnummer [telefoonnummer 7](dossierpagina’s 234 e.v.)
Herkomst telefoontoestel en telefoonnummer
Uit de tap blijkt dat [betrokkene 11] (tel [telefoonnummer 8] ) belt naar [medeverdachte] (tel [telefoonnummer 7] , stemherkenning) en vraagt naar [verdachte] . Telefoon is mogelijk in gebruik bij verdachte [getuige 1] .
Historische verkeersgegevens
Uit de historische verkeersgegevens van het toestel blijkt dat het telefoonnummer:
[telefoonnummer 7] van 25 september 2018 tot en met 6 november 2018 in het toestel zit.
Zendmasten
In de periode van de volgende inbraken straat telefoontoestel met IMEI-nummer [IMEI-nummer 4] en telefoonnummer [telefoonnummer 7] de volgende zendmasten aan.
[pleegadres 5] te [pleegplaats 5]
Woninginbraak op 6 oktober 2018, verdachte [getuige 1] en [verdachte] zijn hiervoor op heterdaad aangehouden.
Uit de historische telefoongegevens van telefoontoestel met IMEI-nummer [IMEI-nummer 4] en telefoonnummer [telefoonnummer 7] blijkt het volgende:
Op 6 oktober 2018 straalt de telefoon aan om:
  • 23:22:03 uur: [straatnaam 20] te [plaatsnaam 9] (data 4G)
  • 00:09:34 uur: [straatnaam 21] te [pleegplaats 5] (data verkeer)
  • 00:18:51 uur: [straatnaam 21] te [pleegplaats 5] (gesprek met tel [telefoonnummer 2] , in gebruik bij [vriendin] en tevens in gebruik bij [verdachte] ) ( [medeverdachte] vertelt Sharon dat hij nog naar het café gaat)
  • 00:44:42 uur: [straatnaam 22] te [plaatsnaam 10] (data verkeer)
  • 03:56:28 uur: [straatnaam 20] te [plaatsnaam 9] (data verkeer)
  • 04:22:26 uur: [straatnaam 23] te [pleegplaats 5] (inkomend gesprek met tel [telefoonnummer 2] , [medeverdachte] vertelt dat hij bezig is en nu niet kan bellen)
  • 04:33:57 uur: [straatnaam 24] te [plaatsnaam 8] (data verkeer)
Aanhouding [getuige 1] en [verdachte] , telefoontoestel met IMEI-nummer [IMEI-nummer 4] en telefoonnummer [telefoonnummer 7] aangetroffen in de auto.
Overweging van het hof
Gelet op het ongeveer een uur nadat het feit werd gepleegd aantreffen van verdachte in de auto die zowel voorafgaand als rond het tijdstip van de inbraak bij de plaats van het delict is aangetroffen, de omstandigheid dat een getuige twee personen zag lopen vanuit de richting van de woning waarin is ingebroken, een schoenspoor is aangetroffen op de vensterbank van de woning waar werd ingebroken, waarvan is vastgesteld dat die waarschijnlijk door de toen door medeverdachte [medeverdachte] gedragen schoen is achtergelaten en de omstandigheid dat de door die medeverdachte die nacht gebruikte telefoon rond het tijdstip van de inbraak in de buurt van de plaats van het delict een zendmast heeft aangestraald, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit heeft medegepleegd. Dit geheel van feiten en omstandigheden levert immers een situatie op waarin van verdachte verwacht mag worden dat hij, ter onderbouwing van zijn gestelde onschuld, een verklaring geeft voor zijn aanwezigheid in het genoemde voertuig, zo kort nadat het feit is gepleegd.
Verdachte kiest er echter voor om te blijven zwijgen.
De door verdachte gekozen proceshouding brengt met zich dat hij nalaat de redengevendheid van voorgaande feiten en omstandigheden te ontzenuwen, zodat het hof onder de gegeven omstandigheden bewezen acht dat verdachte bij dit feit als medepleger betrokken is geweest.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-730028-19 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 18-930197-18 onder 6 en 9 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
In de zaak met parketnummer 18-730028-19:
1.
hij op 22 juni 2018 te [pleegplaats 1] , in de gemeente [pleeggemeente 1] , gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd (tussen ongeveer 03:45 uur en 05:10 uur) in een woning gelegen aan [pleegadres 1] te [pleegplaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander, een personenauto van het merk [merk auto] en een kluis (met inhoud), die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en de andere deelnemer aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, door tezamen en in vereniging met die ander,
  • die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] uit hun slaap te wekken en
  • die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "Wij moeten even weten waar de sleutel van jouw kluis is.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en toen die [slachtoffer 1] had aangegeven die sleutel niet te hebben
  • die [slachtoffer 2] een mes op de keel te zetten en
  • die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "En nu ga je vertellen waar die sleutel ligt." en "Waar is de sleutel.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en "We kunnen uw vrouw de keel wel even openmaken met het mes." en "We zullen de kop eraf snijden.", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en
  • de kleding van het bovenlichaam van die [slachtoffer 1] te trekken en
  • die [slachtoffer 1] tegen het hoofd en andere delen van het lichaam te stompen en/of te slaan en
  • de duim en wijsvinger van die [slachtoffer 1] achterover te buigen en
  • die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "Dan zullen we andere maatregelen nemen.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
  • een blouse over het hoofd van die [slachtoffer 1] te doen en daarbij
  • die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: "Dan kun je niet meer zien wat er met je vrouw gebeurt en dan kun je haar straks wel eens dag zeggen." en "Als je niet vertelt waar de sleutel ligt dan tape ik je de mond dicht en dan kun je niet meer roepen om hulp." en "Dan kun je je vrouw dag zeggen, dan zullen wij die eerst even dood maken, nu zeg je waar de sleutel ligt!", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
  • die [slachtoffer 2] wederom een mes op de keel te zetten en
  • die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "We zullen eerst dat geld hebben." en "Naar boven jullie, naar de douche!", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
  • die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen in de in die woning aanwezige doucheruimte plaats te nemen en de deur van die doucheruimte te sluiten en
  • de deur van die doucheruimte te barricaderen, door een kast en stoelen tegen de toegangsdeur te plaatsen en toen die die [slachtoffer 1] aanstalten maakte de deur van die doucheruimte te openen
  • die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: "Je blijf hier.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
hij op 22 juni 2018 te [pleegplaats 1] , in de gemeente [pleeggemeente 1] , tezamen en in vereniging met een ander, in een woning gelegen aan [pleegadres 1] te [pleegplaats 1] opzettelijk wederrechtelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door tezamen en in vereniging met die ander in een slaapkamer van die woning waar die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] lagen te slapen - die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] uit hun slaap te wekken en
  • die [slachtoffer 2] een mes op de keel te zetten en
  • die [slachtoffer 1] tegen het hoofd en andere delen van het lichaam te stompen en/of te slaan en
  • die [slachtoffer 2] wederom een mes op de keel te zetten en zodoende die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gedurende enige tijd (ongeveer een half uur) in die slaapkamer van de vrijheid te beroven) en vervolgens
  • die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "Naar boven jullie, naar de douche!" en
  • die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen in de doucheruimte plaats te nemen en de deur van die doucheruimte te sluiten en
  • de deur van die doucheruimte te barricaderen, door een kast en stoelen tegen de toegangsdeur te plaatsen en toen die die [slachtoffer 1] aanstalten maakte de deur van die doucheruimte te openen
  • die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: "Je blijf hier." en zodoende die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gedurende enige tijd (ongeveer drie kwartier) in die doucheruimte van de vrijheid te beroven;
In de zaak met parketnummer 18-930197-18:
6.
hij op 11 augustus 2018 te [pleegplaats 3] , gemeente [pleeggemeente 3] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid goederen van hun gading, die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 6] , weg te nemen uit de woning aan [pleegadres 3] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, onder meer
  • raamkozijnen heeft geforceerd/vernield, en
  • een achterdeur/-pui heeft geforceerd/vernield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
9.
hij op 6 oktober 2018 te [pleegplaats 5] , gemeente [pleeggemeente 5] , tezamen en in vereniging met een ander, twee kluizen (met inhoud), die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 5] en [slachtoffer 5] , heeft weggenomen in een woning (perceel: [pleegadres 5] ) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-730028-19 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 18-730028-19 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 18-930197-18 onder 6 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 18-930197-18 onder 9 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Nu de zaak ten aanzien van de strafoplegging in hoger beroep, na de intrekking d.d. 26 juni 2020, het appel uitsluitend nog is gericht tegen het in de zaak met parketnummer 18-730028-19 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 18-930197-28 onder 6 en 9 tenlastegelegde zal het hof overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid van artikel 423 van het Wetboek van Strafvordering eerst de straf bepalen ten aanzien van de
in de zaak met parketnummer 18-930197-18 onder 3, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 18-920225-18 bewezenverklaardemisdrijven, te weten op
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren.
Ten aanzien van de strafoplegging in het
in de zaak met parketnummer 18-730028-19 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 18-930197-28 onder 6 en 9bewezenverklaarde overweegt het hof het volgende.
Verdachte heeft zich in een periode van enkele maanden schuldig gemaakt aan een reeks ernstige strafbare feiten. Hij pleegde deze feiten samen met een of meer anderen.
Bij de onder parketnummer 18-930197-18 bewezenverklaarde woninginbraak en een poging daartoe, ging het verdachte telkens om zijn eigen geldelijke gewin. Hij ging daarbij voorbij aan de eigendomsrechten van anderen en bracht bij zijn slachtoffers niet alleen veel schade, maar ook gevoelens van angst en onveiligheid in hun eigen woning teweeg.
Bij de onder parketnummer 18-730028-19 onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten gaat het om een brutale en gewelddadige woningoverval, waarbij een van de hoogbejaarde slachtoffers onder meer meermalen hard tegen het hoofd is geslagen en bij herhaling is bedreigd dat zijn eveneens hoogbejaarde echtgenote van het leven zou worden beroofd. Deze overval vond plaats in de nacht en in de woning van de beide slachtoffers; een plaats waar mensen zich veilig behoren te voelen. Verdachte en zijn medeverdachte hebben hierna de beide oude mensen opgesloten in hun eigen badkamer, waarna zij met veel geweld een kluis hebben losgemaakt. Die kluis hebben zij vervolgens in de auto van de slachtoffers gelegd en daarmee zijn ze door de (gesloten) garagedeur heen gereden. Naast de enorme ravage heeft verdachte deze slachtoffers enorm veel angst, onzekerheid en ook fysiek letsel toegebracht. Uit de verklaring die een van de beide slachtoffers op de terechtzitting van het hof heeft voorgelezen blijkt, dat deze brute overval en de daarop volgende vrijheidsberoving nog dagelijks hun sporen nalaten.
Verdachte neemt voor geen van zijn daden verantwoordelijkheid en zijn proceshouding, te weten volledig zwijgend, kan door de slachtoffers als schofferend worden ervaren. In ieder geval brengt deze proceshouding met zich dat tegenover de slachtoffers geen berouw wordt getoond. De omstandigheid dat verdachte op de terechtzitting van het hof heeft aangegeven dat hij het voor de slachtoffers van de woningoverval allemaal heel erg vindt maakt dit niet anders. Deze opmerking kan immers niet doorgaan voor een uiting van spijt.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf tevens acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 15 juni 2020 waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld tot onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
Het hof heeft ten slotte acht geslagen op hetgeen verdachte zelf over zijn persoonlijke omstandigheden heeft verklaard en op hetgeen daarover door de reclassering is gerapporteerd.
Het hof acht, gelet op het voorgaande, bezien in onderling verband en samenhang,
in de zaak met parketnummer 18-730028-19 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 18-930197-28 onder 6 en 9oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren passend en geboden. Uiteraard dient de tijd die door verdachte in voorlopige hechtenis is doorgebracht daarop in mindering te worden gebracht.

Beslag

Verbeurdverklaring
Het in de zaak met parketnummer 18-930197-18 onder 9 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van de hierna te noemen inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Onttrekking aan het verkeer
De hierna te noemen inbeslaggenomen voorwerpen, die nog niet zijn teruggegeven, behoren aan de verdachte toe. Zij zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de in de zaak met parketnummer 18-930197-18 onder 6 en 9 begane misdrijven aangetroffen. Zij zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen in strijd is met het algemeen belang en zij kunnen dienen tot het begaan van dergelijke feiten.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 9.576,77. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft in hoger beroep de vordering voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering gehandhaafd. Daarnaast heeft de benadeelde partij gevorderd dat de op te leggen schadevergoedingsmaatregel zal worden verhoogd met een bedrag van € 53,54 in verband met de in hoger beroep gemaakte reiskosten.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-730028-19 onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte, door en namens wie tegen de vordering geen inhoudelijk verweer is gevoerd, is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade, met inbegrip van de in hoger beroep gevorderde vergoeding voor reiskosten ad € 53,54, door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.617,60. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De vordering duurt in hoger beroep in haar oorspronkelijke omvang voort.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-730028-19 onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte, door en namens wie tegen de vordering geen inhoudelijk verweer is gevoerd, is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 673,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 73,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-930197-18 onder 2 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.490,80. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-930197-18 onder 7 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] en [slachtoffer 5]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 25.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 45, 47, 57, 63, 282, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-920225-18 en in de zaak met parketnummer 18-930197-18 onder 1 en 8 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover daarvoor vatbaar, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-930197-18 onder 2 en 7 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-730028-19 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 18-930197-18 onder 6 en 9 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-730028-19 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 18-930197-18 onder 6 en 9 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren.
Bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het in zaak 18-920225-18 en in zaak 18-930197-18 onder 3, 4 en 5 bewezenverklaarde op:

een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Renault Clio, kleur grijs, voorzien van het kenteken [kenteken 3] ;
- telefoon, merk Samsung (scherm kapot).
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een zaklantaarn, kleur zwart;
- driemaal twee handschoenen.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- twee witte sokken, merk Lotto;
- een zwarte pet, merk Stone Island;
- een zwarte pet, merk Jack & Jones;
- een zwarte jas, merk Nike.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730028-19 onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 9.576,77 (negenduizend vijfhonderdzesenzeventig euro en zevenenzeventig cent) bestaande uit € 1.076,77 (duizend zesenzeventig euro en zevenenzeventig cent) materiële schade en € 8.500,00 (achtduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730028-19 onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 9.576,77 (negenduizend vijfhonderdzesenzeventig euro en zevenenzeventig cent) bestaande uit € 1.076,77 (duizend zesenzeventig euro en zevenenzeventig cent) materiële schade en € 8.500,00 (achtduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, alsmede een bedrag van € 53,54 (drieënvijftig euro en vierenvijftig cent), een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 82 (tweeëntachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade over een bedrag van € 9.567,77 op 22 juni 2018 en voor de reiskosten over een bedrag van € 53,54 op 13 juli 2020.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730028-19 onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 8.617,60 (achtduizend zeshonderdzeventien euro en zestig cent) bestaande uit € 117,60 (honderdzeventien euro en zestig cent) materiële schade en € 8.500,00 (achtduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730028-19 onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 8.617,60 (achtduizend zeshonderdzeventien euro en zestig cent) bestaande uit € 117,60 (honderdzeventien euro en zestig cent) materiële schade en € 8.500,00 (achtduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 78 (achtenzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 22 juni 2018.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]

Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] en [slachtoffer 5]

Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5] en [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
Mr. M.C. Fuhler en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 10 augustus 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. L.T. Wemes voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, opgenomen in de dossiers in de genoemde onderzoeken Robijn of Waterkers/Kimberliet, zoals opgenomen in aantal mappen, op de achtereenvolgens doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 3454 respectievelijk 1 tot en met 2187.
2.Waterkers/Kimberliet, dossierpagina’s 335 e.v.
3.Waterkers/Kimberliet, dossierpagina’s 360 e.v.
4.Waterkers/Kimberliet, dossierpagina’s 375 e.v.
5.Waterkers/Kimberliet, dossierpagina 1213.
6.Waterkers/Kimberliet, dossierpagina 1349.
7.Het hof leest, gelet op de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0100-2018211615-18, d.d. 6 december 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (Robijn, dossierpagina 613) de datum “8 augustus 2018” telkens verbeterd in “11 augustus 2018”.