ECLI:NL:GHARL:2020:6332

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
11 augustus 2020
Zaaknummer
21-002807-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in hoger beroep wegens niet tijdige indiening appelschriftuur

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 13 mei 2019, maar het hof kon niet vaststellen dat de officier van justitie tijdig een appelschriftuur had ingediend. Volgens artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan een hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard als de appelschriftuur niet op de juiste wijze en binnen de gestelde termijn is ingediend. Het hof heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat de appelschriftuur binnen veertien dagen na het instellen van het hoger beroep was ingediend. De advocaat-generaal kon dit niet aannemelijk maken, en de interne e-mail waaruit hij citeerde, was onvoldoende om te concluderen dat de schriftuur tijdig was ingediend. Gezien deze omstandigheden heeft het hof besloten de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, waarbij het hof ook rekening heeft gehouden met het feit dat er geen zwaarwegende maatschappelijke belangen waren die een inhoudelijke behandeling van de zaak rechtvaardigden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002807-19
Uitspraak d.d.: 10 juli 2020
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland van 13 mei 2019 met parketnummer 96-097974-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 26 juni 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. T. van der Goot, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de officier van justitie binnen veertien dagen na het instellen van het hoger beroep een schriftuur, houdende grieven, heeft ingediend op de griffie van de rechtbank. De advocaat-generaal heeft ter zitting van het hof evenmin aannemelijk gemaakt dat dit wel is gebeurd. De interne e-mail waarover de advocaat-generaal beschikt en waaruit hij ter zitting heeft geciteerd is daartoe onvoldoende, nu daaruit niet kan worden afgeleid dat daadwerkelijk een schriftuur is ingediend. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat de appelschriftuur niet tijdig op de juiste wijze is ingediend. Dat brengt gelet op artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering mee dat het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Het hof ziet aanleiding van die bevoegdheid gebruik te maken, mede nu niet is gebleken dat een inhoudelijke behandeling van de zaak zodanig zwaarwegende maatschappelijke belangen dient dat deze zouden moeten prevaleren boven het sanctioneren van een niet tijdig ingediende appelschriftuur.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door
mr. O. Anjewierden, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. L.G. Wijma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.C. Huizenga, griffier,
en op 10 juli 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Wijma is verhinderd dit arrest mede te ondertekenen.