In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een echtscheiding tussen partijen die in 1999 met elkaar zijn gehuwd. De man heeft op 6 juli 2018 een verzoek tot echtscheiding ingediend. De rechtbank Gelderland heeft op 2 juli 2019 de echtscheiding uitgesproken en daarbij de vrouw het voortgezet gebruik van de woning toegewezen, evenals een financiële regeling in de vorm van een betaling van € 3.523,80 door de man aan de vrouw. De vrouw is in hoger beroep gekomen tegen deze beschikking, met grieven die betrekking hebben op de partneralimentatie, de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en het uitspreken van de echtscheiding.
De mondelinge behandeling in hoger beroep vond plaats op 30 juli 2020 via telehoren, waarbij de vrouw en haar advocaat niet aanwezig waren. Het hof heeft geoordeeld dat er geen grond is om de behandeling opnieuw aan te houden en dat de vrouw geen rechtens te respecteren belang heeft bij haar hoger beroep tegen de echtscheiding. De vrouw had eerder erkend dat het huwelijk duurzaam was ontwricht, en het hof concludeert dat de redenen van de vrouw om in hoger beroep te gaan niet legitiem zijn. De bestreden beschikking van de rechtbank wordt dan ook bekrachtigd, en het hof houdt verdere beslissingen aan voor de overige geschilpunten.
De uitspraak benadrukt het belang van een eerlijke rechtsgang, ook in het licht van de coronamaatregelen, en bevestigt dat het recht op hoor en wederhoor niet is geschonden, aangezien de vrouw de mogelijkheid had om via telehoren deel te nemen aan de zitting. De beslissing van het hof is op 18 augustus 2020 openbaar uitgesproken.