ECLI:NL:GHARL:2020:6485

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 augustus 2020
Publicatiedatum
18 augustus 2020
Zaaknummer
21-002508-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1993 en thans verblijvende in P.I. Veenhuizen, had hoger beroep ingesteld tegen een veroordeling tot een gevangenisstraf van twee maanden, geheel voorwaardelijk, wegens het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van goederen die aan een ander toebehoorden. Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 4 augustus 2020, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte door zijn raadsvrouw, mr. K. Cras.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte op 10 maart 2018 geprobeerd hebben toegang te krijgen tot een woning in [plaats] door middel van braak. De bewoners van de woning waren thuis en hebben verdachte en zijn medeverdachte aangetroffen, waarna zij zijn gevlucht. De verdachte heeft zich tijdens zijn verhoren op zijn zwijgrecht beroepen, terwijl zijn medeverdachte verklaarde dat zij op zoek waren naar een slaapplaats. Het hof heeft overwogen dat uit het handelen van de verdachte niet zonder meer kan worden afgeleid dat hij enkel op zoek was naar een slaapplaats, en dat er voldoende bewijs is voor het subsidiair ten laste gelegde feit van beschadiging van goederen.

Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het subsidiair ten laste gelegde bewezen verklaard. De verdachte is strafbaar verklaard en er is een gevangenisstraf van één maand opgelegd, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast is er een beslissing genomen over de in beslag genomen voorwerpen, waarbij sommige voorwerpen aan de verdachte worden teruggegeven en andere aan de rechthebbende worden bewaard.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002508-18
Uitspraak d.d.: 18 augustus 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 30 april 2018 met parketnummer 18-920056-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. Veenhuizen, gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 augustus 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte wegens het onder 1 primair ten laste gelegde feit tot gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen zal beslissen overeenkomstig de beslissing van de politierechter. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. K. Cras, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Voor zover het door verdachte ingestelde hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte, voor zover in hoger beroep van belang, wegens het onder 1 primair ten laste gelegde veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van voorarrest. De politierechter heeft ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen beslist dat deze deels aan de verdachte worden teruggegeven, deels worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende en deels worden onttrokken aan het verkeer.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg -, voor zover in hoger beroep van belang, tenlastegelegd dat:
1. primair.
hij op of omstreeks 10 maart 2018, te [plaats] in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres] , weg te nemen geld en/of goederen, die van zijn/haar/hun gading zouden blijken te zijn, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, en zich (daarbij) de toegang tot genoemde woning te verschaffen en/of dat weg te nemen geld en/of die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, met een schoffel en/of een hark, althans met een (breek)voorwerp, een of meer ramen/raam hebben/heeft opengebroken/geopend, althans heeft/hebben getracht een of meer ramen/raam open te breken/te openen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair.
hij op of omstreeks 10 maart 2018, te [plaats] in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk meerdere raamomlijstingen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging

Voor zover in hoger beroep het verweer is herhaald dat van het onder 1 primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken omdat verdachte en zijn medeverdachte slechts op zoek waren naar een plaats om te overnachten, en zij niet de woning in wilden gaan om iets te stelen, overweegt het hof het volgende.
Nadat de bewoners van de woning aan de [adres] te [plaats] op 10 maart 2018 omstreeks 23:45 uur naar aanleiding van geluiden aan/bij hun woning verdachte en zijn medeverdachte bij hun woning hebben aangetroffen, gaan verdachte en zijn medeverdachte ervandoor. Uiteindelijk blijkt dat achter de woning is geprobeerd om met een tuinharkje een raam van de aangebouwde schuur te openen en dat aan de linkerzijde van de woning is geprobeerd met een schoffel een uitzetraampje te openen.
Verdachte heeft zich na zijn aanhouding op 11 maart 2018 tegenover de politie op alle vragen, waaronder de vraag wat zij in de woning wilden gaan doen, op zijn zwijgrecht beroepen. Ook tijdens zijn tweede verhoor op 22 maart 2018 heeft hij geen vragen beantwoord.
De medeverdachte heeft na haar aanhouding op 12 maart 2018 verklaard dat zij en verdachte een slaapplaats zochten en dat verdachte gepoogd heeft het raampje open te wrikken omdat zij daar zelf niet goed in is. In zijn verhoor bij de politierechter op 30 april 2018 verklaarde verdachte dat zij bij de betreffende woning waren omdat zij daar wilden gaan slapen.
Aan de wijze waarop men heeft getracht zich ‘toegang te verschaffen’ tot de woning aan de [adres] te [plaats] is niet zonder meer af te leiden of het opzet van verdachte en zijn medeverdachte gericht was op het vinden van een slaapplaats of dat men in die woning op zoek wilde naar geld en/of goederen van hun gading. De medeverdachte heeft in haar eerste verhoor verklaard dat de reden van het ‘inbreken’ gelegen was in het zoeken naar een slaapplaats. Verdachte heeft zich in zijn beide politieverhoren beroepen op zijn zwijgrecht terwijl hij bekend staat als veelpleger onder meer door de inbraken die hij heeft gepleegd. Hij heeft de schijn dus tegen en verklaren over het slechts zoeken naar een slaapplaats -zeker als dit de waarheid is- zou voor de hand liggen. Behalve dat uit verdachtes handelen bij de woning wel blijkt dat verdachten de verwachting hadden dat er geen bewoners aanwezig waren kan uit het handelen en ook overigens uit de overige feiten en omstandigheden geen opzet op een diefstal met braak worden afgeleid.
Verdachte zal op grond van het vorenstaande van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 subsidiair
hij op 10 maart 2018, te [plaats] in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en wederrechtelijk meerdere raamomlijstingen die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorden, heeft beschadigd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan het beschadigen van twee raamkozijnen. Zij hebben, in de veronderstelling dat de kust veilig was, getracht zich de toegang tot die woning te verschaffen door met een schoffel een uitzetraam open te breken. Dat dit niet is gelukt komt voornamelijk door de omstandigheid dat de bewoners thuis en wakker waren en op het door verdachte veroorzaakte geluid zijn afgegaan.
Voor de bewoners is dit een uiterst beangstigende gebeurtenis, ook al was het verdachten om een slaapplaats te doen en is het bij beschadiging van de woning gebleven. Vreemden komen immers ongenood binnen het strikte privédomein van de bewoner. Binnen dat domein wil en moet die bewoner zich veilig kunnen voelen. Daarbij komt dat de gevolgen van een dergelijk binnentreden voor veel bewoners vaak van lange duur zijn. Daarbij maakt het nauwelijks uit of het inbreken het wegnemen van goederen tot doel had of het ‘slechts’ slapen in de woning. Het is het in de woning binnendringen wat tot klachten leidt als slapeloosheid, stress en verlies van vertrouwen in anderen. Het zijn ook klachten die vaak jarenlang aanhouden. Het binnentreden zoals verdachte wilde doen richt in het leven van slachtoffers dus veel meer schade aan dan de enkele braakschade en het ongenood gebruiken maken van de woning.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met het feit dat verdachte de bewezen verklaarde beschadigingen heeft gepleegd tezamen en in vereniging met een ander en dat de schade beperkt is gebleven. In het onderhavige geval is evenwel ook sprake van recidive zoals blijkt uit een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 6 juli 2020 waaruit is op te maken dat verdachte vaker onherroepelijk is veroordeeld.
Gelet op het bovenstaande acht het hof in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand passend en geboden.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf voorts rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan blijkt uit de omtrent verdachte opgemaakte rapporten door de reclassering en hetgeen zijn raadsvrouw daaromtrent heeft vermeld. Vanwege het feit dat aan verdachte bij -inmiddels onherroepelijk geworden- vonnis van 12 december 2019 wegens soortgelijke delicten de ISD-maatregel is opgelegd, waarvan de feitelijke tenuitvoerlegging nog maar zeer recent is begonnen, is het hof met de advocaat-generaal van oordeel dat oplegging van een geheel voorwaardelijke straf meer is aangewezen. Daarmee wordt voornamelijk beoogd verdachte na afloop van de thans lopende ISD-maatregel van recidive te af te houden.

Beslag

De hierna te noemen inbeslaggenomen voorwerpen, die nog niet zijn teruggegeven, behoren aan de verdachte toe. Zij zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het onder 1 subsidiair begane misdrijf aangetroffen. Zij zullen deels worden teruggegeven en deels worden onttrokken aan het verkeer aangezien zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen in strijd is met het algemeen belang dan wel dat zij kunnen dienen tot het begaan van een soortgelijk feit. Over één voorwerp, te weten de inbeslaggenomen laptop, oordeelt het hof dat dit zal worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36d, 45, 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van 1
(één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een draadloze haakse slijper van het merk Makita;
- een flacon;
- een zakje met wit poeder.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een rugzak;
- een iPad;
- meerdere kabeltjes.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een laptop.
Aldus gewezen door
mr. L.J. Hofstra, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. E.M.J. Brink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 18 augustus 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.