Overweging ten aanzien van het bewijs
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van alle hem ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat verdachte niet gewelddadig is en dat hij dat ook nimmer is geweest. Hij staat ook niet als bekend als een gewelddadig persoon. Het is daarom niet aannemelijk dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het hem ten laste gelegde gewelddadige gedrag.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft te gelden dat de ook op de zitting in hoger beroep getoonde beelden van de gebeurtenissen in de FEBO op 1 januari 2018 slecht van kwaliteit zijn. De beelden zijn ondeugdelijk voor het bewijs en ze spreken in het voordeel van verdachte. Er ontstond onenigheid in de FEBO, verdachte – een relatief klein mannetje – wilde ertussen springen en kwam ten val. Aan gewelddadigheden heeft hij niet deelgenomen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft te gelden dat voor het bewijs alleen de verklaring van verbalisant [benadeelde partij 2] voorhanden is. Anderen hebben van het gebeuren niets meegekregen. Ook voor dit feit is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten 1 primair en 3.
Het hof verenigt zich met de onderstaande overwegingen van de rechtbank ten aanzien van de feiten 1 primair en 3, inhoudende de selectie van de bewijsmiddelen en nadere overwegingen met betrekking tot de vaststelling van de feiten en het bewijs. Het hof is van oordeel dat de rechtbank ten aanzien van het bewijs en de, in hoger beroep herhaalde, verweren op juiste en goede gronden heeft geoordeeld en zal die overwegingen tot de zijne maken. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen en neemt – voor zover hierna is vermeld – de bewijsmotiveringen en de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen uit het vonnis over. De rechtbank overwoog onder meer:
“Ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 januari 2018, opgenomen op pagina 57 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018000765 /2018000703 d.d. 14 februari 2018, inhoudende als verklaring van [benadeelde partij 1] :
Op 1 januari 2018 omstreeks 05:45 uur stond ik in de Febo aan het [adres] te [plaats] . Ik kreeg van een jongen een klap in mijn gezicht. Ik zag dat deze klap met rechter gebalde vuist werd gegeven op mijn rechter kant van mijn neus onder mijn rechter oog. Ik voelde dat deze klap met kracht gegeven werd. Ik viel op de grond en werd meerdere malen tegen mijn hoofd geschopt. Ik ben meerdere malen tegen mijn slaap, ribben en benen geschopt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 1 januari 2018, opgenomen op pagina 26 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Op 1 januari 2018 was ik werkzaam als portier in de FEBO aan het [adres] te [plaats] . Ik zag dat aangevers [slachtoffer] en [benadeelde partij 1] werden geslagen. Ik zag dat dit door 3 personen gebeurde. Ik zag dat aangevers werden geslagen en hierdoor ten val kwamen. Ik zag dat ze meerdere malen schopten tegen het hoofd van aangevers. Ik kan de drie verdachten als volgt omschrijven:
1: donkere huidskleur, gezet postuur, kort kroeshaar, 170-180, 30 -40 jaar, donkere kleding, bril op (...)
De politie heeft verdachte 1 aangehouden. Ik had de indruk dat de verdachten die jongens haast dood wilden schoppen. Ze schopten steeds tegen hun hoofd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 1 januari 2018, opgenomen op pagina 33 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Ik zag dat een jongen door drie personen werd geslagen en geschopt, dit waren twee getinte en een blanke jongen. Ik zag dat zij met kracht op die jongen insloegen, toen die jongen op de grond lag zag ik dat hij door die drie jongens met kracht tegen zijn hoofd werd geschopt.
Ik denk dat zij die jongen ongeveer 4 à 5 keer hard met een gebalde vuist in het gezicht hebben geslagen. Toen hij op de grond lag hebben zij 6 à 7 keer hard tegen zijn lichaam en hoofd geschopt.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 6 januari 2018, opgenomen op pagina 41 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
Dit was in de nacht van 31 december 2017 op 1 januari 2018. Die donker getinte jongen sloeg meteen naar [benadeelde partij 1] . Hij raakte [benadeelde partij 1] op zijn hoofd, volgens mij op zijn wang. In ieder geval vol in zijn gezicht. En toen sloeg die licht getinte jongen ook met de vuist in het gezicht van [benadeelde partij 1] . [benadeelde partij 1] viel op de grond. De donkere jongen trapte [benadeelde partij 1] vervolgens op zijn hoofd. Ik zag dat de donkere jongen [benadeelde partij 1] op zijn slaap raakte.1k heb de getinte jongen, welke [benadeelde partij 1] in zijn gezicht heeft geschopt, aangewezen. Daarop werd deze jongen opgepakt door de politie.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 januari 2018, opgenomen op pagina 53 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Van het incident zijn camerabeelden veilig gesteld en door mij bekeken. Ik zag dat de beelden gedateerd waren op 1 januari 2018. Ik beschrijf relevante momenten per tijdstip.
05.44:19 uur
[verdachte] maakt een slaande beweging met zijn rechterhand naar [benadeelde partij 1]
05.44:33 uur
[medeverdachte] en [verdachte] kijken beide naar de positie waar [benadeelde partij 1] gevallen is. Ze maken bewegingen naar deze positie met hun armen. Aan hun lichaamshouding te zien lijkt het dat zij ook schoppen. Dit is echter niet op de camera te zien.
Overweging rechtbank ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat het onder 1. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen.
De verdediging heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de verklaring van getuige Wassenaar onjuist is en dat de camerabeelden ontlastend zijn voor verdachte. De rechtbank is van oordeel dat, zoals ook op de camerabeelden te zien is, getuige Wassenaar dicht op het incident stond en daardoor goed heeft kunnen waarnemen wat er zich heeft afgespeeld. De rechtbank acht zijn verklaring dan ook geloofwaardig, te meer daar zijn verklaring past bij de verklaringen van andere getuigen en bij hetgeen op de camerabeelden is vastgelegd.
Hoewel niet alle in de tenlastelegging opgenomen handelingen zichtbaar zijn op de camerabeelden, betekent dat naar het oordeel van de rechtbank niet dat die handelingen niet hebben plaatsgevonden. Het incident heeft grotendeels plaatsgevonden in een andere hoek van de FEBO dan die waar de camera hangt; bovendien wordt het zicht erop deels ontnomen door het publiek dat het beeld van de camera blokkeert. Er zijn echter meerdere getuigen die over het aandeel van verdachte hebben verklaard. Deze getuigen hebben dicht op het incident gestaan en de rechtbank ziet geen reden om aan hun verklaringen te twijfelen.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier het intreden van de dood - aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat er door verdachte en zijn mededader meermalen tegen het hoofd van aangever is geschopt. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een zo kwetsbaar deel is van het menselijk lichaam dat, indien daartegen wordt geschopt, de aanmerkelijke kans bestaat dat dit de dood van het slachtoffer tot gevolg kan hebben. Door meermalen op of tegen het hoofd van aangever [benadeelde partij 1] te schoppen hebben verdachte en zijn medeverdachte dus de aanmerkelijke kans aanvaard dat hun handelen tot de dood van [benadeelde partij 1] zou kunnen leiden. Nu dit algemeen bekend is, moet ook verdachte geacht worden daarvan op de hoogte te zijn geweest. Door niettemin te handelen zoals hij heeft gedaan, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zou kunnen overlijden.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden gekwalificeerd indien vaststaat dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de rol van verdachte het volgende af.
Van de poging tot doodslag zijn meerdere personen getuige geweest die allen hebben verklaard over geweld dat door zowel verdachte als zijn medeverdachte is gebruikt. Uit de camerabeelden blijkt bovendien dat er voor het incident tussen verdachte en zijn medeverdachte gedurende enige tijd vriendschappelijk contact is geweest. Dat zowel verdachte als zijn medeverdachte hebben verklaard elkaar niet te kennen, doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af. Verdachte en zijn medeverdachte stonden ook ten tijde van de woordenwisseling, en bij het begin van de vechtpartij, bij elkaar. Verdachte en zijn medeverdachte hebben gelijktijdig en vergelijkbaar geweld gebruikt, bestaande uit schoppen en slaan, dat op aangever [benadeelde partij 1] was gericht.
Op grond daarvan oordeelt de rechtbank dat er, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm, sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte om te spreken van een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring
redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 januari 2018, opgenomen op pagina 75 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018000765 /2018000703 d.d. 14 februari 2018, inhoudende als verklaring van [benadeelde partij 2] :
In de nacht van 31 december 2017 op 1 januari 2018, was ik als politieambtenaar werkzaam in de binnenstad van [plaats] . Ik was gekleed in het opvallende uniform van de politie.
Op 1 januari 2018, omstreeks 05.47 uur, kreeg ik door dat er een opstootje was bij de Febo, gevestigd aan het [adres] te [plaats] . Ik zag dat mijn collega naar buiten kwam met een mij onbekende man, en hij vertelde me dat deze man kon worden aangehouden voor een door hem gepleegde mishandeling in de Febo. Op een of andere wijze wist hij zich los te wrikken en zich van de muur weg te drukken. Hij draaide rond zijn as, en ik zag en voelde dat hij mij met zijn rechtervuist een harde stomp tegen mijn linker jukbeen gaf. Ik voelde direct behoorlijk pijn aan mijn gezicht. Het werd me even zwart voor de ogen. De plek waar ik geraakt ben doet me erg veel pijn. Mijn oog begint op te zwellen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 januari 2018, opgenomen op pagina 20 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Toen de arrestantenbus was vertrokken zag ik dat mijn collega [benadeelde partij 2] een blauw en bebloed oog had. Ik hoorde collega [benadeelde partij 2] tegen mij zeggen dat de verdachte [verdachte] hem voor zijn hoofd had geslagen tijdens de aanhouding. Voor de aanhouding van de verdachte [verdachte] zag ik dat collega [benadeelde partij 2] nog geen verwondingen had nabij zijn oog.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 januari 2018, opgenomen op pagina 82 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op de camerabeelden is waar te nemen dat omstreeks 05.45 uur een getinte man met een bril wordt aangehouden. De man wordt tegen een muur van het oude Gerechtsgebouw geplaatst, aan het [adres] te [plaats] . Deze man wordt later geïdentificeerd als [verdachte] . Bij hem staan twee verbalisanten, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . Op een gegeven moment ontstaat er een worsteling tussen de verdachte [verdachte] en de twee verbalisanten.”
Aanvullende overweging hof
In aanvulling op de bovenvermelde bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank, waarmee het hof zich verenigt, gebruikt het hof voor het bewijs van het onder 1 primair ten laste gelegde nog het volgende:
Een proces-verbaal met nummer PL01200-2018000765-10, d.d. 1 januari 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (dossierpagina 016 van een dossier met nummer 2018000765/2018000703) – zakelijk weergegeven – inhoudende:
als relaas vanverbalisant:
Op 1 januari 2018 omstreeks 05:50 uur stond ik, gekleed in uniform, op het [adres] te [plaats] voor cafetaria FEBO. Ik zag dat in de FEBO de portier van de FEBO, [getuige 1] (het hof begrijpt: [getuige 1] ), met zijn armen zwaaien in mijn richting. Ik ben de FEBO ingelopen en ik zag dat door verschillende mensen werd geduwd en geslagen. Ik hoorde de portier [getuige 1] tegen mij zeggen dat een persoon die naar buiten liep een van de personen was die de jongens in de zaak hadden geslagen. Ik zag dat [getuige 1] een persoon aanwees. Dit was een getinte jongen met een bril en een donkere jas. Ik zag dat collega [verbalisant 1] achter die persoon stond en heb toen tegen hem gezegd dat hij een van de personen was die iemand had mishandeld en dat hij kon worden aangehouden. Ik zag vervolgens dat hij door de collega’s werd aangehouden. [getuige 1] is toen meegelopen naar de overkant van het [adres] waar de collega’s met de persoon stonden. Ik hoorde [getuige 1] zeggen: “Ja, dit is de persoon die de jongens in de FEBO meerdere keren heeft geslagen”.
De waarneming van het hof bij het op de terechtzitting bekijken van de filmbeelden van de gebeurtenissen in de FEBO op 1 januari 2018 rond 05:44 uur:
Verdachte staat voor de balie, samen met/bij enkele andere personen. Medeverdachte [medeverdachte] komt erbij staan en legt zijn arm even bij verdachte over de schouder. Zij praten met elkaar. Op enig moment ontstaat in de buurt van verdachte een schermutseling. Verdachte beweegt zich daar naartoe en maakt een beweging met een gestrekte arm. Kort daarna verdwijnt verdachte uit beeld, waarbij het lijkt dat hij naar de grond beweegt/wordt bewogen. De portier/beveiliger van de FEBO, [getuige 1] , staat vanuit de positie van de camera even verderop in de FEBO. Vrij kort nadat verdachte uit beeld is verdwenen komt voor [getuige 1] een persoon naar boven die op verdachte lijkt. Deze persoon heeft net zo’n kapsel als verdachte, en hij draagt ook een bril en hij draagt een donkere jas. Deze persoon bevindt zich vlak voor [getuige 1] en dit is de persoon die door de politie mee naar buiten wordt genomen.
Het hof overweegt dat op grond van zowel voormelde door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen en bewijsoverweging als de voornoemde aanvulling daarop vaststaat dat verdachte een van de personen is geweest die de op de grond liggende [benadeelde partij 1] tegen het hoofd en/of lichaam heeft geschopt en/of getrapt.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.primair
hij op 1 januari 2018 te [plaats] , in snackbar/automatiek de FEBO ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk [benadeelde partij 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [benadeelde partij 1] - met kracht meermalen, tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen waardoor die [benadeelde partij 1] ten val is gekomen en vervolgens - met kracht meermalen, tegen het hoofd en andere delen van het lichaam heeft getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 1 januari 2018 te [plaats] , een ambtenaar, te weten [benadeelde partij 2] , inspecteur van politie, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten gedurende en na de aanhouding van verdachte, heeft mishandeld door die [benadeelde partij 2] met kracht tegen het hoofd te stompen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.